 |
|
 |
|
|
 |
04-01-2022 |
Waar ik maar al te dikwijls uitkom. |
Zelden schrijf ik over wat ik doe, of welke mijn bezigheden zijn, je moet dus deze blogs zien als wat George Steiner noemen zou, ‘An examined Life ‘ of, nog sprekender zoals in de Franse titel, ‘ le Récit d’une Pensée’. Meer zijn deze geschriften niet en meer willen ze ook niet zijn. Als dusdanig echter hebben ze het voordeel, noch begin noch einde te kennen zodat, wat ik ooit begonnen ben, een werk van lange adem is dat mijn leefgewoontes de fond en comble heeft gewijzigd, om maar niet te spreken van mijn leven, dagelijks leven zelf.
Het moet ook een impact hebben gehad op het leven van jullie die me dagelijks opzoeken, een verwachten van iets waar jullie naar uitzien. Het flatteert me in een zekere zin maar tezelfdertijd verzwaart het mijn opdracht, ik kan er niet lichtzinnig overgaan, integendeel ik moet er mijn beste krachten aan wijden, er is geen andere uitweg voor mij en het houdt me bezig tot in mijn slaap, die onrustig verloopt.
Deze nacht was het een foto van een ondergaande zon die me bezig hield, ik wou er een blog over schrijven omdat ik dacht dat er iets geheimzinnigs aan verbonden was. Ik begon eraan vanmorgen, maar het lukte niet mezelf te overtreffen, misschien gebeurt het morgen of overmorgen of gebeurt het niet zoals zovele blogs zijn achterwege gebleven.
Het is geen evidentie, het is geen klein bier klaar komen zoals ik klaar komen wil, verrassend, boeiend dus en dit een jaar lang. Ik weet dus voortdurend wat er mij te wachten staat en geloof me de feestroes van de laatste dagen heb ik niet gekend, had er trouwens geen behoefte aan ik wist wat er me wachtte, tijdens en na het feest.
Ik zeg je dit, vriend lezer, niet omdat je toegevend zou zijn als er iets verkeerd zou lopen, maar opdat je mijn gemoedstoestand, vooral dan deze van vanmorgen, kennen zou. Hoe verschillend hij is van deze van gisteren toen ik het had over de ontdekkingen die de astronomen te wachten staan eens de James Webb telescoop geankerd zal staan op zijn voorziene plaats. Er wordt trouwens heel wat van verwacht, gehoopt wordt zelfs dat de resultaten, eens en voor altijd, diep de gemoederen van de Kerk zullen beroeren, zelfs al blijven wij het betwijfelen.
Maar hier begeef ik me op een terrein dat kwetsend kan zijn voor velen en zeker voor de ontelbare die ik - soms of uitzonderlijk - in massa circuleren zie omheen de Ka’aba in Mekka, inébranlable is hun geloof, onuitroeibaar.
En ook, zal ooit wat er als nieuw gevonden wordt toereikend zijn om te stellen dat er ‘Iets’ of helemaal ‘Niets’ aanwezig was vóór de Big Bang, het antwoord op de hamvraag, dat ons allen bezig houdt.
Tenware we nog niet rijp waren, nog niet ver gevorderd genoeg om elk mogelijk verdict, komende van de astronomen, de Kerk, de Islam incluis, te aanvaarden. Maar hiermede ben ik terug aangekomen in het meest delicate onderwerp dat er is en dat er ooit zijn zal.
Het verrast me eens te meer waar ik geconvergeerd ben, zonder het in het minst vooraf gewild te hebben.
Weet je, mijn bedoeling was te schrijven over een foto met als titel ‘Avond in Wichelen’ of was het ‘in Schellebelle’?
04-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-01-2022 |
Het punt in de ruimte. |
Ik zag dit jaar nog geen Sirius, nog geen, ik vergat de naam bijna, het Orion sterrenbeeld, het mooiste dat er is, het licht in de straat dooft het licht van de sterren. Hoe arm ik me voel op het gebied van sterren en de kunde, de kennis ervan en het is nochtans daar dat alle wijsheid van de wereld te vinden is. Al zegt niemand het, al heb ik de indruk, nu, dat het de eerste maal is dat ik dit zeg of schrijf en dat de wijsheden waar ik het altijd over heb niet de echte, de meest waardevolle zijn.
Wat men leert met het ouder worden. Ik denk dan aan een sterrenkundige die elke nacht - kan het ook in de dag? - de hemel afzoekt naar een punt in het firmament, een onooglijk punt, bij middel van de Hubble telescoop, dat wondere ding in de ruimte, en hij vanop zijn punt op aarde de meest fantastische kleuren aan sterrenstelsels te zien krijgt, waarover hij zich onvermijdelijk de vraag stellen moet, hoe het kan dat, dat ene punt een dergelijke wereld inhouden kan, een soort Universum in het Universum. En hij zich onvermijdelijk afvraagt wat hij ontdekken zal als hij nu een punt in dat nieuwe Universum gaat opzoeken, en dit, binnen afzienbare tijd, met de James Webb telescoop, op haar baan omheen de zon, hij in staat zal zijn, steeds dieper en dieper door te dringen bijna tot in de tijd die er was kort na de Big Bang, om zich alsdan, even onvermijdelijk, af te vragen wat er wel was precies het ogenblik ervóór opdat hij thans zien zou wat hij ziet.
Er zijn: er rondlopen op aarde als astronoom, voortdurend geconfronteerd met deze vraag die hij niet wetenschappelijk, ook niet met de allersterkste telescoop, beantwoorden kan om zich en ook ons van deze vraag te bevrijden.
Of, waar ik deze morgen, zo vroeg in het jaar, kijkend naar de hemel, een donker laken zonder sterren, terecht gekomen ben. Eens te meer, iIn dit opzicht, ben ik ook een astronoom, een die zich, voortdurend wel niet, maar zich toch regelmatig zelfde vraag blijft stellen, wat was er vóór de Big Bang. Zelfs de vraag: was er wel Iets ‘vóór’?
Het groot verrassende hierbij is dat we ons die vraag stellen en kunnen stellen, dat we van uit de cocon leven dat we zijn, verweven zijn en bindingen hebben, nu meer dan ooit, met dat ene punt in de ruimte dat de astronoom in ons, geestelijk althans, bezoeken kan en er in opgaan in gedachten alsof het binnen handbereik was.
Als we dit van tijd tot tijd niet voelen opwellen in ons, in het licht van de vraag hieraan toegevoegd, dan lopen we hier rond als kleinzielige mensjes, niet waard hier te zijn, want hier gaat het precies om: we zijn hier op aarde om ons deze vraag te stellen, omdat het antwoord hierop de ene waarheid is waar we op zoek zijn, en dit op ‘zoek zijn’, het enige is waarom we hier op aarde gebracht zijn.
Hoef ik verder te gaan, heb ik mezelf, heb ik jullie niet plat geslagen met de woorden die ik hier deze morgen - de hemel nu licht blauwend met een stukje witte wolk - neergezet heb, de stem horend die me bereikt van uit dat ene punt, waar ik het over had, het punt waar ik mezelf terugvond, alsof ik niet wist dat ik ervoor al bestond.
Echter, jullie die me lezen vroeg in de morgen als laat in de nacht, wat zou de mens betekenen, als mens, indien hij zich geen vragen zou stellen, al was het maar, over wat er was vóór het punt er gekomen is.
03-01-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-01-2022 |
De Dagen die volgen op de Dagen. |
Na de feestroes van de vorige dagen worden we, op deze tweede dag, overvallen door de ernst van het leven als door een kilte. We moeten verder. Even was er een verpozing, maar die is voorbij, alle vuurwerk is uitgedoofd en alle champagne gedronken, enkel wat echo bleef over. We staan er terug, gelaarsd en gespoord om er tegen in te gaan.
Hoe dwaas het was te denken dat het nieuwe anders zou geweest zijn dan het oude. Het is het niet. De Ecclésiasticus wist het maar al te goed dat daar is ‘a time to get, and a time to lose; a time to keep, and a time to cast away’ en, we zijn zo ver vandaag: we beseffen dat de dagen die waren terug de dagen zijn die komen.
Weet dat het me moeite kost de zwier, de elan van het schrijven terug te vinden; erop los te gaan, breedsprakerig, zonder vooruit te zien waar ik eindigen zal en zelfs niet óf ik eindigen zal. Zo ver is het met mij gekomen, en met jullie, hoe ervaren jullie het ontwaken deze tweede dag van het, hopen we, gezegende jaar 2022?
Een vriend stuurde me een gedicht als nieuwjaarswens, een beijzeld blad op de grond met een pracht van een gedicht, erover heen, te broos om hier over te nemen.
Een andere vriend, iemand die kampt met zichzelf omdat zijn beeldhouwwerk dat hem heel wat kost aan inzet, niet aanvaard wordt zoals het zou moeten aanvaard worden. He is struggling with himself and he shouldn’t, hij zou zich moeten verankeren in de vreugde die hij kennen moet om, uit wat materie te puren, de dingen die hij maakt: ‘gevleugelde vormen oprijzend’. Een beeld dat het brouwsel is én van de geest in hem én, van zijn handen die denken - een beeld moet ook afgerekend worden op de moeite die het heeft gekost.
Een andere nog kleurde, tot in de klanken ervan, de Ecclésiasticus in voor mij.
Ik ben dus een rijk man, omgeven door kunstenaars en hun instelling op het leven die ook deze is die ik aankleef. En nog, ik heb andere vrienden waarvan ik de affectie voel tot in mijn leden.
Wel, al dit maakt deel uit van de vruchtbare aarde van waaruit ik vertrek om jullie te bezoeken met mijn woorden. Indien het niet zo ware, waar zou ik ze gaan zoeken, waar zou ik de inspiratie vinden om jullie te benaderen?
Vanmorgen vertrok ik, zoals het regelmatig gebeurt, van uit een geslotenheid. Stond ik voor een poort die zich niet opende, tot ik aanklopte en enkele vrienden de poort kwamen openen omdat ze wisten wie ik was en hoe ik hen begroeten zou met een glimlach en een dankbaar gevoel van samenhorigheid in het wondere dat van het land van de geest is.
Geplogenheden die van alle plaatsen zijn, van alle tijden zijn, van alle gevoelens die oprijzen uit de mens die we zijn, in volle opgang, gestaag, maar heel traag zoals het noodzakelijker wijze hoort, naar meer ‘Dasein’.
Ik heb er echter geen idee van welke inhoud dit ‘meer erzijn’ zou kunnen hebben, maar er naar toe groeiend, geslacht na geslacht, zullen we het in the mean time, geleidelijk aan beter en beter gaan begrijpen.
Het ligt, zo zuiver gekapseld, in de in de Kosmos aanwezige lijn van ons mens-zijn.
02-01-2022, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-01-2022 |
Incipit |
Ik begin het jaar 2022 met een ‘hoerah ik heb het gehaald’, niet dat ik het niet heimelijk verhoopt en verwacht had, maar toch zie ik het als een exploot van mijn lichaam, stand gehouden te hebben en me zo ver gebracht te hebben.
En het is een veelvuldig ‘hoerah’ want ook jullie hebben het gehaald als ik zie dat het aantal lezers eerder is toegenomen dan afgenomen, wat, geloof me, een nieuwe en voldoende aansporing is om door te gaan tot het volgende nieuwe jaar dat zich al aftekent ver, heel, heel ver aan de horizon als een te bereiken doel, een verste ster aan het firmament, een Sirius ster waarvan het licht van deze morgen, me pas bereiken zal als ik aan zal komen in dat punt dat ik me nu durf voorstellen als bereikbaar.
Ik leg dus alle negatieve gedachten, die ik zo dikwijls heb laten uitschijnen, en als weinig hoop verwekkend werden aanzien, weg van mij, dan toch, want ik weet niet wat me morgen brengt, in deze eerste uren, getekend én met een ‘hoerah’ én onderlijnd met een boek van Cees Nooteboom, ‘De omweg naar Santiago’[1], waarmede ik met hem hoop de weg af te leggen doorheen Spanje, de weg die ik altijd heb willen afleggen, te voet, alle Romaanse kerkjes bezoekend, naar Compostella toe, en nu maximaal, in het gezelschap van Cees Nooteboom.
Ik leef dus met grote verwachtingen want ik weet dat ik met hem in goede handen ben, dat ik niet beter kon wensen.
Ik hoop ook voor jullie op een goed begin, op een boek of gebeuren dat jullie dag kleur en inhoud geven zal opdat je een lichtende opening zou zien naar het jaar dat op ons afkomt. Weet nu al dat het in volle vaart zal zijn, zoals het altijd overkomt als we terugblikken hoe vlug het jaar 2021 wel ging, hoe de snelheid ervan ons verraste, een jaar zoals de Egyptenaren het kenden, twaalf maanden van dertig dagen, met er vijf aan toegevoegd.
Ik zegde het in de laatste dagen van het voorbije jaar, de Kerk vond niets beter, al wou ze het eerst anders, dan Kerstdag te plaatsen op de laatste dag van deze ‘12 maal 30 dagen’, of de 360ste dag van het jaar.
Ik zat er enkele dagen mee gewrongen omwille van het feit dat ik alsdan van 26 tot 31 december, 6 supplementaire (epagomenale) dagen had in plaats van 5 en wel omdat ik me vergist had, ik had Kerstdag geplaatst op de 360ste dag van ‘onze’ tijdrekening nu, terwijl het de 359ste dag was.
Dit ook is hiermede rechtgezet maar je zult het vóór mij begrepen hebben want niemand heeft erop gereageerd, of misschien is het aan jullie voorbijgegaan als een voldongen feit en wisten jullie het al hoe het gesteld was met de dag van Kerstdag.
Volstaat dit als blog voor de eerste dag, voel je dat het maar een begin is en dat er al ondergronds in te lezen staat dat jullie je mogen verwachten aan heel wat moois, wijsheden in woorden uitgedrukt?
Dat je erop ingesteld weze na dit gelezen te hebben!
[1] Cees Nooteboom: ‘De omweg naar Santiago’, De Bezige Bij, 2018
01-01-2022, 05:28 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-12-2021 |
Het jaar 2021 dat zich sluit. |
Het jaar dat zich sluit aan de vijver, het jaar dat zich sluit over het land, over de mens, over de plant en het dier, over al het gebeuren in de wereld. De poort sluit zich over al wat is en al wat was, om zich terug te openen op wat komen zal in 2022, het jaar van de drie tweeën, uitzonderlijk als teken of het ook uitzonderlijk zal zijn als gebeuren wachten we af.
Wat het ook moge worden, het eindigde zich voor mij in volle Ecclesiasticus, het boek dat van een grote wijsheid is en waarvan Ernest Renan[1] getuigde dat het ons verbaast deze profane geschriften samen met het Hooglied van Salomon, te ontmoeten dans ce volume étrange et admirable, que la nation juive a donné à l’humanité et que tous les peuples ont appelé la Bible.
In deze laatste dagen van het jaar kreeg ik de tekst ervan toegestuurd door een vriend-lezer: én, in de versie van de King James Bible van 1611, én in de versie van de Staten-Bijbel van 1637, én zelfs onder de vorm van een lied geschreven door Peter Seeger ‘Turn, turn, turn, gezongen door Judy Collins, https://youtu.be/K3kKqfTjsj0
To everything (turn, turn, turn) There is a season (turn, turn, turn) And a time to every purpose, under heaven …
Ik kreeg het ook toegestuurd door Jacqueline, de oudste dochter van mijn broer die me ‘papa Karel’ noemt, zij, al dan niet geïnspireerd door de Ecclesiasticus haar eigen versie ervan me heeft toegestuurd als wensen voor mijn verjaardag, ik herneem haar woorden hier met vochtige ogen:
Elk jaar schrijft zijn verhaal Een verhaal van beleven, vergeten, herinneren en koesteren, Van komen en gaan, Van vreugde en verdriet, Van gekte en ernst, Van echt en fictie, Van donker tot azuurblauw, En steeds weer, Een jaar dat we niet kennen, Hoopvol verkennen, Op nieuwe dromen Op nieuwe kleuren en geuren Op zoveel moois Op vriendschap en liefde, En steeds weer beleven, vergeten, herinneren en koesteren...
In feite een spiegelbeeld van de woorden van de Eclésiasticus. Mooiere wensen ontvang je niet, de woorden omwikkelen je, je herleest ze en je herleest ze en je weet dat je de geestelijke draagwijdte er van terugvindt in ‘Les paroles de Cohélet, fils de David, roi de Jerusalem’ in de vertaling van Ernest Renan, een boekje dat een Hooglied is voor jou.
En elk woord ervan wikkend en wegend lees je:
‘Vanité des vanités, disait Cohélet; vanité des vanités; tout est vanité. Quel profit l’homme retire-t-il des peines qu’il se donne sous le soleil ? Une génération s’en va ; une génération lui succède ; la terre cependant reste à sa place. Le soleil se lève ; le soleil se couche ; puis il regagne en hâte le point où il doit se lever de nouveau. Tantôt soufflant vers le sud, en suite passant au nord le vent tourne, tourne sa ns cesse, et revient éternellement sur les cercles qu’il a déjà tracé…
En een paar zinnen uit de King James:
- 1 To every thing there is a season, and a time to every purpose under the heaven:
- 2A time to be born, and a time to die; a time to plant, and a time to pluck up that which is planted;
- 3A time to kill, and a time to heal; a time to break down, and a time to build up;
- 4 A time to weep, and a time to laugh; a time to mourn, and a time to dance;
- 5A time to cast away stones, and a time to gather stones together; a time to embrace, and a time to refrain from embracing;
- 6A time to get, and a time to lose; a time to keep, and a time to cast away;
- 7 A time to rend, and a time to sew; a time to keep silence, and a time to speak;
- 8A time to love, and a time to hate; a time of war, and a time of peace.
- 9What profit hath he that worketh in that wherein he laboureth?
En een paar uit de Statenbijbel van 1637:
3:13 Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid, Dit is een gave Gods.
3:14 Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze voor Zijn aangezicht.
3:15 Hetgeen geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene…
Om jullie te zeggen en aan te tonen welk vreemd maar o zo wijs en prachtig document binnen gekomen is in het Oude Testament. Ik hoef er in de laatste uren van 2021 niet veel meer over te zeggen, alleen nog dat het de meest recente geschriften zijn van het Oude Testament, geschreven door iemand die zich beroemde op de wijsheid van koning Salomon om ons zijn wijsheid te verkondigen, de wijsheid over het leven, over dit van elk van ons.
Het leven van gisteren, van vandaag en van morgen, waar je je ook bevindt op welke plaats of op welk ogenblik in de tijd die niet is.
[1] Ernest Renan ‘1823-1892. Ik lees in la note de l’éditeur: ‘Un siècle après sa mort en 1892 le nom d’Ernest Renan demeure associé au scandale que provoqua, en 1863, la publication de ‘la Vie de Jésus’… Cette présentation de Jésus dans son cadre historique, hors de tout fidélisme chrétien, heurta la bigotterie d’une France du second Empire et valut à son auteur - hostile à Napoléon III - quelques persécutions. Il dut quitter sa chaire d’Hébreu au Collège de France dont il fut révoqué en 1864. La République, par la suite, le rétablit dans ses fonctions et en fit l’un de ses grands penseurs encyclopédiques ;
Rompant en 1845 avec l’Eglise, il n’en garde pas moins ce que nous appellerions aujourd’hui un esprit religieux. Ses œuvres : Etudes d’histoire religieuse ; Histoire des Origines du Christianisme ; Histoire du Peuple d’Israël en cinq volumes).
31-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-12-2021 |
Een bijna lege dag. |
Of je het einde haalt met je blogs 2021 weet je nu nog niet, je hebt nog een dag te gaan, daarna kan 2021 dicht en op slot, want je zult het niet meer openen de komende jaren, zeker niet zoals je nu van tijd tot tijd het jaar 2014 nog eens geopend hebt, als de inspiratie je in de steek liet. Evenwel zelfs dan liep de factor inspiratie erin, een andere richting uit.
Het is, hoe ik het ook bekijk, een speciale dag, een naar mijn gevoelens een bijna lege dag, zoals er weinige zijn geweest in het jaar dat dan toch een bijzonder jaar was en dan spreek ik over de uren dat ik aan het schrijven was. De overige uren was ik anders, dacht ik anders, liep ik er anders bij. Schrijvend was ik een zondag, niet schrijvend een weekdag en de zondagen waren hoogtes, soms, niet altijd, maar wel altijd pogingen de berg te beklimmen naar de top. Zo heb ik jaren geleefd en zo leef ik verder in het rijk dat ik voor mezelf heb opgebouwd, of het landschap waarin ik geestelijk leef.
Ik herhaal dus, ik herschrijf wat ik al moet geschreven hebben. Wat mijn geschriften betreft is er inderdaad weinig nieuws onder de zon, alleen is het de lichtinval die verschilt, zijn er de schaduwen die andere lijnen trekken, maar de kern van waaruit alles opduikt is dezelfde en zal zich niet meer wijzigen, welk voorval er ook moge opduiken.
Het is nu eenmaal zo dat ik deze dag niet kan zien als een gewone dag, nochtans verschilt hij van geen jota wat het opstaan van het licht zelf betreft, noch wat de komst van de duisternis aangaat. Ook het licht is het licht van elke dag, wat krachtiger of wat minder krachtig en toch is alles anders, omwille van de plaats in het jaar, zijnde voorlaatste dag van december.
Eigenlijk is het geldig voor de dagen die onmiddellijk hierna komen, daarna zullen deze gevoelens wegdeemsteren en zullen we normaal verder kunnen, opnieuw het jaar in, dankzij de baan die de aarde volgt en van de zon zien hoe ze meer en meer terugkeert van het zuidoosten naar het oosten en verder doorschuift naar het noordoosten om zich daar opnieuw te bezinnen en zich om te wenden, terug naar het oosten, en zo verder en verder in de grootste eentonigheid die er bestaat voor een zon die in feite blijft waar ze is en nu gezelschap gaat krijgen van een telescoop, de enige afwisseling die ze kennen zal in haar bestaan als zon.
We aanbidden ze niet, we noemen ze niet Aton, zoals Akhnaton, we weten beter denken we. Maar alles wel beschouwd, ze heeft iets van een God, ze verdient het gezien te worden als een zichtbare God/Godin en als dusdanig aanbeden te worden, ze is leven gevend en leven barend, ze is wat het leven niet missen kan.
Dit zijn de woorden die Akhnaton moet gesproken hebben, de farao die zijn moeder huwde zoals het geweten is, uitgebracht door de blinde Téresisas, die het bekende aan Akhnaton na lang aandringen van deze laatste.
Sophocles, de Griek vol Egyptische waarheden, berichtte het ons zoals hier in de vertaling van Gabriel Boissy[1]:
Qu’il est de ses enfants et le père et le frère, De la femme dont il naquit et le fils et l’époux. Et de la même femme tour à tour fécondée, De son père le meurtrier. Voilà maintenant rentre et médite.
Ik zal dan toch iets weten te vertellen hebben voor deze bijna lege dag. Iets dat alleen een farao kon overkomen in de 8ste eeuw vóór Christus. Een tijdje geleden dus. We zijn er zelfs van overtuigd dat het een waar gebeuren is geweest en dat Akhnaton kinderen had met zijn moeder, Teje, de echtgenote van zijn overleden vader, Tutmoses III.
Men vertelle het verder.
[1] Sophocles: ‘OEdipe’, dans la traduction intégrale de Gabriel Boissy, Ed. Robert Laffont, Marseille, MCMXLI. Visa de censure 1410, 25 Août 1941.
30-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-12-2021 |
De dag van 29 december. |
Of de dag zich opent voor mij, of zich niet opent: de aarde, ten opzichte van de zon, staat vandaag precies, op zelfs geen fractie van een seconde na, op de plaats waar ze stond 94 winterzonnewendes terug, toen ik, het weze onderlijnd, voor het eerst zonder het te weten, het licht zag dat mijn heiligdom werd.
Bij dergelijke omstandigheden is het zo dat ik zeggen kan, op een dag zoals deze, dat ik eigenlijk niets in méér te vertellen heb, in elk geval niets dat belangrijker zijn zou, en is het ook zo dat ik me afvragen mag of er in het Boek van psalm 139, 16[1]te lezen staat of ik er nog zal zijn of er niet meer zal zijn, na de 95ste passage van de aarde voorbij het winterzonnewende punt.
Eigenlijk is het helemaal geen vraag die ik stellen wil, waarop ik het antwoord kennen wil, integendeel, ik wil de dagen en de uren nemen zoals ze komen en komen ze niet meer het geen drama zal zijn, het gezien zal worden als een besluitvorming van wat een leven was en een openbaring van wat er is nadien, dat ik misschien niet zal beseffen want ik zal terecht komen in een ander Universum.
En als ik dit schrijf met een zekere overtuiging, denkt niet dat ik niet gewrongen zit met de woorden van Lao Tzeu: ‘Zij die weten spreken niet, zij die niet weten spreken.’ Want ik zwijg niet omdat ik zoek, omdat ik mijn leven lang al zoekende ben en als ik spreek is het enkel met de bedoeling zin en betekenis te geven aan mijn bestaan én aan een eeuwig ‘zijn’ onder een of andere vorm.
Het is een vooruitzicht dat ik opeis voor mezelf, geldend voor mijn allerlaatste gedachten opdat ik in peis de ogen sluiten zou.
Het is geen waarheid die ik te verkondigen heb. Zo een filosoof ben ik nu ook niet, al kom ik over bij velen als een dromer, als iemand die zich op een andere planeet beweegt als hij schrijft, zoals er wellicht zovele zijn, de pas gelanceerde James Webb telescoop zal het ons leren.
Maar spreken of zwijgen het deert me niet, ik ben een van de zovelen bij wie het zoeken in het bloed zit, het is onze eigenheid, het queeste-gebeuren drijft in ons en hangt over ons en we wensen dit niet uit de weg te gaan, we wensen het te verinnigen, te vermeerderen. En ook, als we spreken is ons spreken zonder stemverheffing, het is als een zwijgen. Het is op deze wijze dat we, op een dag zoals deze voor mij, Lao Tzeu indachtig zijn.
Veel is het niet voor deze door de Egyptenaren en de Kerk, aan het jaar toegevoegde dag, de dag van de ‘onnozele’, kinderen zoals hij van oudsher vertaald, geboekstaafd staat. Vandaag is het de dag van de ‘onschuldige’ kinderen, of hoe de inhoud van een woord verkleuren kan in de tijd, met de geslachten die er nadenkend overheen zijn gegaan.
Alsof het voor mij geen dag ware die op een bijzondere wijze diende belicht te worden
[1] En ik geef jullie de woorden van psalm 139, 16, zoals opgetekend in de King James’ Bijbel van 1611, omdat het ook deze Bijbel was die John Steinbeck gebruikte als hij de correcte vertaling zocht voor het woord ‘timshell’ in zijn ‘East of Eden’ roman: ‘Thine eyes did see my substance, yet being unperfect ; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them.
29-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-12-2021 |
De derde dag na Kerstdag. |
De derde van de vijf/zes epagomenale dagen toegevoegd aan het jaar, wat is er bijzonder aan opdat ik er me mee verrassen zou, jullie en mezelf, zoals ik me gisteren verraste en nog altijd rondloop in het huis met Bernal onder de arm - ik schrijf dit om 7.25 op 26 december, ik ben dus op sommige momenten heel vooruitziend.
Zo gebeurt het ook dat ik me in de nacht afvraag welke blog ik heb ingelogd, over wat het gaat waarmee ik in de morgen ga tevoorschijn komen, alles, zoals Bernal zegde ‘fitted together interestingly’.
En het is zo, het ene vloeit voort uit het andere, ik zou niet geschreven hebben wat ik schrijf had in daar zo-even mijn blog van 26 december niet beëindigd. In deze zin schrijf ik zoals Proust, mijn begin van elke dag is een voortzetting van de vorige dag, is geen herbeginnen met iets nieuw, zelfs als het onderwerp totaal verschillend zou zijn, het is een voortzetting van de gedachten die me op het moment bereiken om uitgeschreven te worden.
Gedachten volgend op gedachten en jullie weten welke sprong deze maken kunnen als je aan het schrijven bent en de tijd stil staat, en niet alleen de tijd, maar het leven om je heen, verdrongen door de wereld binnen in jou die je aftast en bloot geeft in het wonder dat het woord is.
Gedachten die als woorden de wereld worden ingestuurd op, om het even welk moment van de dag of van het jaar, zo lang je er maar bent om er te zijn als schrijver van de dingen die je bezoeken in het vooruitzicht dat je er op een gegeven ogenblik, niet meer zult zijn om woorden achter te laten.
Het moment waar je niet wilt aan denken maar dat je keer op keer in de voeten geschoven wordt, dat je zo veel mogelijk op zij laat liggen om het dan toch eens te vermelden omdat je denkt dat het passend is, dat een normaal mens regelmatig een gedachte heeft over hoe je eindigen zult hier op de aarde, verloren in de onmetelijkheid van het Universum dat eigenlijk je vader en je moeder is, waarvan je een kind bent dat nu stilaan uitgeleefd geraakt en zich begint te haasten om toch maar zoveel mogelijk gedachten na te laten. Of het nu zinnig is of niet, je denkt er niet aan, het ligt in je aard van het ‘erzijn’.
Je weet ook dat je morgen, 29 december, een heldere dag wacht die je te overkomen hebt, de verjaardag van je geboorte, een geboorte in volle winter zoals de winters toen nog waren met lagen sneeuw en graden vorst.
Je wilt er vlug overheen.
28-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-12-2021 |
Het jaar dat zich sluit met Kerstdag. |
Het jaar sluit zich met kerstdag, zijnde de 360ste dag van het jaar, zijnde het jaar gebaseerd op de Egyptische Chronologie[1]. Wat me enigszins verbaast, ik had eigenlijk een andere reden verwacht, een die iets te maken had met de terugkeer van het licht, maar ik vergis me. Ik kan dus de dagen van 26 tot en met 31 december, zoals de Egyptenaar van het begin van de jaartelling, als een toemaat begroeten en beleven als dagen buiten of boven het jaar. Wat wel niet betekent dat ik eraan ontsnappen kan en mijn blog van die dagen ‘in quarantaine’ geplaatst zien, maar ik beken wel dat het pas nu is doorgedrongen waarom Kerstdag op 25 december valt en niet op 21 of 22 het moment van de winterzonnewende.
Hoe onwetend we kunnen zijn over de dingen die gebeurden in het verleden, zoals het Egyptisch jaar dat vroeger begon met de ‘heliacale’[2] opkomst van Sirius in Egypte.
We blijven ontdekkingen doen, gegevens die er altijd zijn geweest en plots, onder een ander licht gezien, opduiken en ons verrijken met iets in meer - dan toch voor mij - totaal onwetend over wat ik nu ontdekte.
Is het veel, is het weinig, ik wil er geen oordeel over, het is wat het is, maar het bewijst dat de Kerk, in haar beginfase, meer ontleend heeft aan de Egyptische beschaving dan aan de Griekse.
Martin Bernal (1937-2013) schreef een lijvig boek, van meer dan 500 pagina’s over het belang van de Egyptische cultuur voor het Westen: zijn ‘Black Athena’, ‘the Afroasiatic roots of classsical civilisation’ waarin hij de Egyptenaren ziet als ‘the founders of philosophy, religion and mathematics’ en aantoont dat de Griekse filosofie en religie haar oorsprong heeft gekend in de Egyptische. Bernal is aldus een belangrijke voorloper geweest van de ‘move’-beweging die vandaag de kop opsteekt, maar deze evenwel, schijnt er niets van af te weten, want de naam van Martin Bernal is volgens mij, bij hen nog niet gevallen.
Ik las het boek - gededicaceerd aan zijn vader, Desmond Bernal‘ Who taught me that things fit together, interestingly’ - in 1988, kort na de verschijning ervan als ‘Vintage book’. Ik zie nu dat de onderlijningen met potlood erin slechts lopen over de helft van het boek, maar ik las het toch ver genoeg om te horen waarom Homerus 8ste of 7de eeuw was en niet de 12de.
Ik denk niet dat ik het boek nu (nog) herlezen zal, ik weet ook niet of Bernal iets zegt over de dag in het jaar dat Christus’ geboorte werd gevierd, maar als ik de onderlijningen overloop dan komt het boek, dat heel wat tegenkantingen ontmoette, toch over als zeer interessant. Genoeg om het enkele dagen naast mij te hebben.
Rest me nog de reden te vinden waarom de geboorte van Jezus geplaatst werd op de laatste dag van het jaar en niet op de eerste dag.
Misschien weten jullie het?
De feiten zijn er evenwel. In den beginne werd er gekozen voor de eerste dag van het jaar en die was 6 januari, een dag die verkeerd uitviel bij een schrikkeljaar, zo hebben ze hun idee verlaten en hebben ze de laatste dag moeten kiezen, de 12 x 30, de 360ste dag, 25 december.
[1] Het Egyptische jaar bestond uit 12 maanden van 30 dagen. Hieraan werden er 5 (epagomenale) dagen - 6 om de 4 jaar - toegevoegd.
[2] Of or relating to the sun, especially rising and setting with the sun (from late latin hélicus, from Greek héliakos, hier de opkomst, de eerste dag van het jaar van de Sothis ster (Sothis = Sirius van ons).
27-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-12-2021 |
De tijd die niet is. |
Vóór de zon opkomt weet je nog niet wat de dag je brengen zal, weet je nog niet waarover je schrijven zult, wacht je af hoe de uren verlopen zullen nu het wintersolstitiumpunt werd overschreden zodat, wat de aarde in haar baan om de zon betreft, alles volgens plan verloopt, hoop je dat aldus ook de kleine zaken verlopen zullen, dat ook de woorden zich aanmelden zullen om genomen te worden of niet genomen, gewijzigd achteraf of aangevuld, potentieel echter ligt alles al vast.
Zoals het resultaat in het geval Marcel Proust, met zijn eerste zin, ‘Longtemps je me suis couché de bonne heure’, waaruit dan, gestaag dag aan dag schrijvend, zijn ‘A la Recherche du Temps perdu’ zal voortvloeien, tot de laatste lijn ervan, tot het laatste woord.
In vergelijking tot Proust heb ik maar een blog te schrijven, van 500 woorden slechts, een poging waarbij ik uitkomen zal waar ik uitkomen moet, ergens in het landschap van de geest, maar het is ook een gestaag pogen dat elke dag herneemt, nu al jaren lang. Over wat ik schrijf gaat het niet, wel dat ik schrijf en het volhoud zoals Proust het volhield.
Ondergronds is het een tasten, een zoeken naar, is het een binnendringen in wat, kosmisch en aldus wat religieus te noemen is.
Hoe dit aftasten beleefd en geleefd wordt bepaalt aldus onze kosmisch-religieuze ingesteldheid, en één zaak is zeker, deze betrokkenheid verwerpen of negeren is sterven voor je geboren bent.
‘Had je me niet gevonden je zou me niet gezocht hebben’, moet Sint-Augustinus gezegd hebben, of heeft hij het niet gezegd, het heeft geen belang, want ware er in het diepste van ons wezen, niet het gevoel geweest van een soort van onvolmaaktheid, van een mankement, we - de mens - zouden niet getracht hebben dit gebrek te omschrijven, een naam te geven of minstens toch te pogen het mysterie dat hier achter schuil gaat te ontcijferen, om uit te komen bij de structuur en inhoud van atoom en elektron, van de vierhonderd andere deeltjes, waar Richard Feynman het over heeft; van het Higgs deeltje dat er is of er niet is, alhoewel het een Nobelprijs opbracht, voorlopige eindpunten van het onderzoek, wat het mysterie nog groter mysterie maakt. Wat volgens mij niet mogelijk, hier rond te lopen, verdronken in het areligieuze, zonder enige notie van onze betrokkenheid bij wat de Natuur en het Universum betreft.
Dit is dan waar ik vandaag eens te meer vooral dan komende uit de dagen van Kerst, eens te meer aangekomen ben, de dingen aftastend, de dingen binnendringend, de dingen te zien als badend in een mysterieuze ondergrond.
Ogenblik na ogenblik worden we geconfronteerd met het bevreemdende in de natuur, we hebben er geen oog meer voor, het is allemaal maar normaal dat is wat is. Maar het is niet normaal, het is mysterieus religieus te zien hoe de zaadjes van jaren die ik, in een pot in de aarde stak, plots zijn opgedoken in de vorm van een onooglijk plantje dat nu, zich voedend met licht en water opgroeien zal tot, ik weet nog niet wat. Opgroeien tot een boom misschien als ik er in lang niet meer zal zijn.
De tijd die niet is, helpende.
26-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-12-2021 |
Kerst is geboorte. |
Kerst is geboorte, geboorte van het licht en, van Christus die voor velen het licht was en is. Het samenvallen van deze twee gebeurtenissen is gewild geweest en we hebben het aanvaard omwille van de symbolische waarde ervan, hoewel er bij Lucas, de evangelist die het verhaal van de geboorte heeft opgetekend er geen sprake is van een datum[1]. Ik meen zelfs ooit gelezen te hebben dat de geboorte van Christus gebeurde op 6 januari en daarna pas, inspelend op de viering van de terugkeer van het licht bij het volk, teruggebracht werd naar 25 december, zo dicht mogelijk bij de dag van het wintersolstitium, maar er toch niet vlak op.
Ik luisterde ooit naar het evangelieverhaal van de geboorte tijdens de middernachtmis in de crypte van de Sint-Baafs kathedraal in Gent, en voelde me heel nederig en klein, getroffen als ik was door de simpelheid van de woorden en de grootheid van de feiten, in het bijzonder de tussenkomst van de herders bij dit gebeuren dat nog altijd gevierd wordt, en uitgedragen.
Dit verhaal van de geboorte vinden we bij Lucas en enkel bij hem, de andere evangelisten wijden er geen woorden aan, en wat hij schrijft hebben we aanvaard en aanvaard ik nog, niet als een absolute waarheid van de feiten, ik heb er geen nood aan, maar omdat ze het gebeuren omkransen en er een sacraal gebeuren van maken.
We herinneren ons wat Lucas schrijft alsof het een sprookje was voor de grote mensen die we zijn, een sprookje dat we verwerkt hebben en twee duizend jaar met ons in het Westen hebben meegedragen en verteld hebben aan onze kinderen alsof het zo gebeurd was.
Ik heb toen in de crypte de evangelist gehoord over de herders die in de nacht opgeschrikt werden - Lucas is zelf geen ooggetuige geweest, schrijft Willibrordus, maar hij beroept zich op betrouwbare bronnen’ -
2, 9: door een engel des Heren die voor hen stond en ze werden omstraald door de glorie des Heren, zodat ze door grote vrees werden bevangen. 2, 10: Maar de engel sprak tot hen: Vreest niet want zie ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. 2, 11: Heden is een redder geboren, Christus de Heer in de stad van David. 2, 12: En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden in doeken gewikkeld in een kribbe …
We herlezen deze woorden tot ons gericht, woorden omstraald met het licht van de eeuwigheid en vragen ons af waarom we zo lang gewacht hebben om onze twijfel erover uit te spreken: is het omdat we deze niet wensen te ontheiligen; is het omdat ze eraan werden toegevoegd om te bewijzen wie die pas geborenen was?
Maria zelf zou er zich vragen over stellen wie de geborene wel was. 2, 21: toen de acht dagen voorbij waren en men Hem moest besnijden ontving Hij de naam Jezus, zoals Hij door de Engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot werd ontvangen.
Hoe kwam Lucas ertoe dit verhaal te schrijven en er de herders bij te betrekken; wie vertelde het hem, want hij zelf was niet aanwezig, noch in de stal, noch bij de herders. Ik denk dat het verhaal ontstond in zijn rijke verbeelding als schrijver en dat hij gestroomlijnd was omdat hij wist welke persoon hij uit te beelden had, te beginnen met zijn geboorte?
We doen er niets van af, we laten wat er staat en hoe het er staat, omdat het ons vertedert op dagen zoals deze en we vooral geen storend element willen zijn; omdat we ons graag, alsof we kind gebleven zijn, en ‘2, 15: met de herders op weg zijn naar Bethlehem om te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons heeft bekend gemaakt.’
Het heeft immers geen enkele zin aan het verhaal een jota te wijzigen, het is en blijft in ons gebrand.
[1] Lucas: 1, 1: ‘In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk…’.(Willibrordus 1975).
25-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-12-2021 |
Dagen zonder weerga. |
We komen in wat ik noemen wil de sacrale zone van de tijd. De zon is haar wintersolstitiumpunt voorbij, wat de terugkeer betekent van het licht dat toenemen zal, elke dag, tot voorbij haar lente-equinoxpunt, tot haar zomer- solstitiumpunt.
We willen ons deze punten herinneren omdat we wensen in deze dagen meer van het kosmisch gebeuren te zijn dan van het gebeuren op aarde. Niet dat we er naar leven, niet dat we ineens anders zouden gaan handelen, maar toch is er in deze dagen een verdieping gekomen in ons denken, in ons ‘erzijn’. Iets is open gebloeid, een veredeling, een lichtend punt waar we naar opzien zonder goed te weten wat het is, wat het inhoudt, of hoe we het benaderen, beleven kunnen.
Ik zie het omheen mij in de woorden die me worden toegestuurd, alsof er met de komst van het licht, ook het ontwaken van het woord is; alsof woord het licht is en het licht het woord of, het teken van de geest die over de aarde drijft.
Ik heb dit willen voorzien door me uit te leven in wat ik zag als de terugkeer, onder ons, van de gotiek betreft, maar dan in de betekenis van het ‘argot’, de geheimtaal waarin we ons, in deze dagen, wensen uit te drukken om inniger, of dan toch op een meer consistente wijze te gaan leven.
In mijn geval wetende dat de sequentie van dergelijke dagen, minimaal geworden is, maar des te kostbaarder zijn ze me en het is met een diep respect dat ik deze sacrale dagen, zoals ik ze noem, uitdraag naar jullie toe opdat jullie je erin wikkelen zouden en een ogenblik denken aan mij, zoals Villiard de Honnecourt het wenste toen hij aan zijn boek begon.
In de voorbije dagen, toen ik begaan was met mijn lang -wellicht ‘te’ lang - geschrift ontving ik van een vriend lezer een schitterende reportage over de romaanse kerken in Auvergne. Een enorm spiritueel rijk beeld van wat de vroege middelleeuwen betekend hebben voor de westerse beschaving: het werk van enkelen die zijn opgestaan uit het geloof van die tijd en dit geloof hebben omgezet in de bouwwerken die ons nu keer op keer met verbazing treffen. Een verbazing over een schoonheid die niet ophoudt, die ons meeneemt voor uren, de dagen in. Het document is, in alle opzichten, een kerstgeschenk. Je vindt het op https://youtu.be/XeozanaxU9U, een aansporing naar, een inwijding in het sacrale dat van deze dagen is.
Ik maak er dankbaar gebruik van om het toe te voegen aan mijn essay over de gotische kathedraal, als de voorloper ervan en in elk geval als een belangrijke beeldaanvulling waarmede het diep westerse van deze kerstdagen duidelijk wordt belicht.
Laten we vooral deze dagen ons niet ontglippen. Ze zijn zonder weerga.
24-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-12-2021 |
Gotiek en gotische Kathedraal (slot). |
In het Epistel van de mis van de ‘Onbevlekte Ontvangenis’ - wat betekenen zou, geboren zonder de zonde van Adam en Eva, zoals trouwens wij allen zegt Pasternak - leest men:
‘De Heer bezat me in het begin van zijn wegen. Ik was vooraleer hij enig ander wezen schiep. Ik was van alle eeuwigheid vooraleer de aarde geschapen werd. Wanneer hij de fundaties van de aarde plaatste was ik met hem...’
Een tekst die overgenomen werd uit ‘Spreekwoorden’: 8,22 en volgende. Heeft deze tekst betrekking op ons allen, waren wij het niet die potentieel, in het begin der tijden, vooraleer de aarde geschapen werd, aanwezig waren aan zijn zijde als een geliefde zoon’, zoals de Bijbel ons leert, zijn we allen niet zoon van Hem, begrepen in Hem? .
Werkend aan deze tekst, viel ons een beknopte uitgave van de Bhagavad Gita in de handen - hetgeen we hebben moeten zien als een aanwijzing die van de geest is - en lazen we: ‘Nooit ben ik niet geweest, nooit ben jij niet geweest, en nooit zijn de mensen-prinsen niet geweest en nooit zal de tijd komen dat wij allen niet meer zullen zijn. Zoals in dit, ons lichaam, de ziel die we in pacht hebben, van jeugd overgaat naar volwassenheid en naar ouderdom, zo gaat deze ziel of deze geest over naar andere lichamen’.
Dit is ten andere hetgeen ons wellicht zou onderwezen geweest zijn indien de Genesis ware opengetrokken op een Universum in expansie en niet toegespitst op een statische hemel en aarde in de handpalm van een god.
Durven we het aan de materiële vorm van het universum, van plant van dier van mens, te zien als de ‘hardware’, en de geest, de ziel van de Bhagavad Gita die er over zweeft, als de ‘software’. En alsdan het gebruik van de software, de geest, die ons ter beschikking wordt gesteld, een opdracht zijnde, een plicht, en het laten insluimeren van die geest een zonde tegen het ‘sacraal-goddelijke’ in ons?
Durven we het aan dit in te schrijven in ons gedachtenpatroon?
Het is in elk geval op deze wijze dat we de boodschap van de meester-bouwer hebben gemeend te kunnen ontcijferen en het is ook op deze wijze dat we de zin van onze Keltische broeder: ‘Want goddelijk is de oorsprong van de mens’ hebben willen begrijpen. Dan ook zal de dood die ons scheiden zal van het aardse leven, de weg openen naar deze andere dimensie, de dimensie van de geest.
Dat dit hier dan het einde weze van mijn tekst, maar niet het einde van de queeste.
*
Nawoord:
Wat ik geschreven heb de laatste dagen is geen wetenschappelijk betoog: de gotiek is geen wetenschap, de gotiek is geest, is van het ontastbare. Is een zwempartij in een vijver midden in een bos van levende bomen en struiken, drijvend, naakt onder het eendenkroos door tussen waterlelies en lisdodden, stilzwijgend, denkend in een andere wereld te zijn, een vluchtige, waar alles los is en vloeiend; Waar het woord geen vaste vorm heeft maar een luchtige, een openbloeien is van zin en betekenis tot op het randje van de realiteit.
Het is een gevoelsmatige en tezelfdertijd een geestmatige weergave van wat gotiek voor mij betekent. Ik heb me ingeschreven als een Gotieker, de verheffing van de materie tot het geestelijk aspect ervan, en alleen dit laatste weerhoudend.
Ik ben dus om dit essay te schrijven uit de wereld getreden en ben het landschap van de geest binnengewandeld, geen oog hebbend voor wat ik zag, maar inzicht hebbend in wat ik niet zag met de ogen, maar wel met de geest, verwoord in de eerste gotische kathedralen.
23-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-12-2021 |
Gotiek en gotische Kathedraal (8) |
Wij hebben gedacht, dat er een grote spirituele kracht is die zich in myriaden tentakels in het Universum uitstrekt en levend werd, actief werd bij die allereerste impuls van het Universum en thans, in een immer verder doorgaande beweging loopt in de richting van een steeds maar toenemende complexiteit zich zelf realiseert. De Grote Levende die is omdat hij wordt.
Maar we kunnen ook stellen, en het gebeurt, dat er helemaal niets is, dat de overkant slechts inbeelding is en dat de nacht van Bede[1], of van deze van de ingebeelde ‘sparrow’, de mus die hij vliegen laat van uit de donkerste stormnacht, dwars doorheen de verlichte en verwarmde banketzaal van koning Edwin, om doorheen een venster aan de overzijde van de zaal terug in de nacht te verdwijnen - hiermede het leven van de mens symboliserend - dat in die nacht enkel het ‘niets’ zou zijn.
Indien we menen dat die nacht van Bede, het ‘niets’ is dan schijnt het ons toe dat onze queeste naar de waarheid geen opening heeft, dat ze afgegrendeld is, dat ze geen draagkracht, geen zuurstof heeft.
Indien we menen daarentegen dat de stormnacht van Bede, de Grote Levende verhult, dan kan deze zich enkel manifesteren via de mens. Of, zoals Raimundo Panikkar[2] ons leert: ‘Je kunt niet spreken over God hetzij in de context van Kosmos en mens; je kunt niet spreken over de mens hetzij in de context van God en Kosmos en je kunt evenmin spreken over de Kosmos hetzij in de context van God als horizon en de mens als waarnemer. De drie horen tezamen.’
En ook Freeman Dyson[3] vermengt deze drie elementen als hij het heeft over een sociniaanse god, een god die leert en groeit met het universum.
En, zegt Dyson: ‘I do not make any clear distinction between mind and God. God is what mind becomes when it has passed beyond the scale of our comprehension. God may be considered to be either a world-soul or a collection of world-souls.
En verder:
We are the chief inlets of God on this planet at the present stage of his development. We may later grow with him as he grows, or we may be left behind… If we are left behind, it is an end, If we keep growing, it is a beginning.
Of, wij mensen zijn, op het huidige ogenblik de voornaamste ‘inlets’, invloeiingen van God op deze planeet.’ We hebben dus een duidelijke boodschap: naar Hem - as world-soul - toegroeien of ten onder gaan. En ik weet niet waar we staan voor het ogenblik.
[1] Bede : 'Ecclesiastical History of the English People' Ed. Penguin Classics 1990, p 129
[2] Raimundo Panikkar : 'Belonging to the Universe' ; Fritzof Capra and David Steindl-Rast, with Thomas Matus, Ed. Penguin Books 1992, p 101
[3] Freeman Dyson: ‘Infinite in all Directions’, Penguin books, 1988
22-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-12-2021 |
Gotiek en de gotische Kathedraal (7) |
Als we de uitdaging van de kathedralen en dan in het bijzonder deze van Amiens en Chartres hebben aangevoeld dan is dit te danken aan onze confrontatie, op één van de vele mistige morgens in november, met het labyrint in de collegiale van St.-Quentin en ook, hieraan voorafgaand, met het boek van Ouspensky: ‘In Search of the Miraculous’.[1] Beide elementen liggen aan de basis van een visie die jaren heeft gewacht om verwoord te worden en thans nog immer nood heeft aan aanpassing. Vooral in hetgeen we noemen, het herschrijven van de boodschap en het vertalen ervan naar de mens van nu, met onvermijdelijk sterk persoonlijke accenten, is een aanpassing en een herwerking voortdurend vereist willen we ons diep geloof in het creatieve en in het blijvend in beweging zijn van de geest gestand doen en, hoe herschrijven we deze boodschap?
In de eerste plaats wilde de meester-bouwer ons duidelijk maken dat de mens heel wat meer is dan een verzameling van moleculen en cellen, van weefsel en spieren, van intellectuele begaafdheden; dat hij over een dimensie in meer beschikt, een dimensie van de geest die hem in staat stelt, schoonheid te ervaren en te creëren, poëzie te benaderen en te genieten, een dimensie die de mens verbindt met het intuïtieve, met hetgeen aanwezig is aan de andere zijde van zijn horizon, zijnde de enige plaats waar de queeste van de mens zich situeren kan, het territorium van de waarheid waarvan alles nog moet bepaald worden.
En deze stap naar de overkant kan enkel gezet worden, en dit is zijn tweede boodschap, binnen in de mens, zelf omdat het enkel daar is dat de eeuwigheid, eigen aan het goddelijke, het allesomvattende dat sluimert in ons, te zoeken is. Zo kunnen we thans deze dubbele boodschap gaan herinterpreteren.
Wanneer we het hebben over de goddelijke, sacrale oorsprong van de mens, de mens geschapen naar de aard van God, hoe begrijpen we dit en dan vooral wij, westerlingen, die nog immer in de ban zijn van de beelden ons verteld in de Genesis, van een hemel en aarde die ‘af’ zijn, rustend en berustend in Gods hand. Terwijl wij allen, die wensen te begrijpen om te geloven, thans met zekerheid weten dat dit Genesis-verhaal een mythe is en dat hemel en aarde verloren liggen tussen de miljarden zonnen van onze galaxie, die op haar beurt verloren ligt tussen de miljarden galaxieën van het Universum en, dat het ontstaan van dat alles en ook van de mens, het product is van een evolutie die al miljarden jaren aan gang is.
We willen ons verleggen over de grenzen heen van de Genesis en geloven dat het intieme in ons, de geest in ons, geënt is op het Alfa van het Universum. Geloven dat we, vloeiend van generatie in generatie, zo stroomaf- als stroomopwaarts, in potentie aanwezig waren in het begin der tijden en dat ons leven van alle tijden is en van alle ruimtes en van alle eeuwigheid.
Dit is voor ons de betekenis van: ‘zijnde van sacrale oorsprong’. Zelfs indien we niet weten en waarschijnlijk nimmer weten zullen hoe dit Universum en vooral het leven in het Universum en hier op aarde is ontstaan, dan durven we toch vooropstellen dat we allen voortkomen uit deze tohou wabohou, deze chaos, of kosmische soep[2] zoals Hubert Reeves dit noemt.
En we geloven ook dat de Grote Geest waarop we gegrift werden, dat deze allesomvattende, alles schragende Geest in potentie aanwezig was in het Alfapunt van het Universum en dat Hij niet anders kan dan zich projecteren in de richting van hetgeen we het Omegapunt willen noemen, een punt dat hij in potentie reeds heeft bereikt.
Welk is dan deze fameuze waarheid die we ons voorstellen te zoeken; en nog, wat zou die waarheid ons wel leren kunnen?
[1] P. D. Ouspenski: ‘In search of the miraculous, Fragments of an unknown teaching’, Arkana books, 1965
[2] Hubert Reeves : ‘Patience dans l’Azur.’
21-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-12-2021 |
Gotiek en gotische Kathedraal (6) |
Er is echter nog meer, de kathedraal is eveneens gebaseerd op de Keltische idee die we terugvinden in onze dolmen en menhirs waarvan Stonehenge het meest schitterende voorbeeld is. In Stonehenge hadden de stenen hun eigen functie. In vibratie gebracht door de dolmen die er horizontaal boven op werden geplaatst, beroerden deze vibraties de geest van de mens die er in rondwandelde, en bezat Stonehenge aldus reeds de functie van athanor.
De meester-bouwer ook zal dus deze idee uitwerken en daar waar de Benedictijner-abten dit effect slechts ten dele hadden bekomen door de harmonische lijnen en vormen van hun constructies te doen samenvallen met hun Gregoriaanse gezangen en door de symbolen verborgen in de beeldhouwwerken die voorkwamen op de kapitelen, zal de meester-bouwer de gekruiste spitsboog uitvinden en zoals Louis Charpentier schrijft, in zijn boek over Chartres, ‘de stenen laten vibreren zoals de gespannen snaren van een piano’.
Om dit te bereiken gaat hij vertrekken van een totaal andere conceptie hetgeen ook een totaal andere ingesteldheid impliceert, zijn bouwmethode wordt volledig gewijzigd. Het gewelf duwt de muren niet meer naar beneden doch het zijn nu de kolonnes die de krachten van uit hun basis naar omhoog stuwen. In andere woorden het gewelf wordt zoals de hemel, het weegt niet meer op de mens doch zuigt de mens omhoog in de ruimte.
Dit is gotiek : de mens optillen en hem in contact brengen met de onzichtbare krachten in de kosmos; deze krachten die, vergeten we het niet, voor de mens van de middeleeuwen reëler waren dan de zichtbare, en deze conceptie is reeds een vorm van grote religiositeit. De ‘magnetische’ trillingen veroorzaakt door de kolonnes die het gewelf letterlijk in de hoogte werpen, kruisen zich met de vibraties van de mens die er aanwezig is, versterken deze en brengen deze in harmonie met de krachten van de aarde onder hem en de hemel boven hem.
Dit was voor ons het objectief van de meester-bouwer : de geest van de mens wakker schudden opdat hij ontwaken zou tot de nieuwe dimensie van een meer geestelijk leven die hem verheffen zou boven de alledaagsheid van zijn bestaan.
*
Een ander belangrijk element moet hier nog aan toegevoegd, een element dat duidelijk wijst in de richting van het metafysische karakter van de kathedraal, nl. het labyrint, dat eveneens van oosterse herkomst is, en dat we ontmoeten in tal van kathedralen. Dit labyrint is gelegd, gebruik makend van tegels van een andere kleur, in de vloer van het schip. Het is een labyrint dat ons onvermijdelijk naar het centrum brengt. Men vertrekt in de richting van het noorden, dat ook de dood symboliseert, om te eindigen in de richting van het oosten dat het licht, de geest en het nieuwe leven vertegenwoordigt hetgeen aldus gestalte geeft aan de oude man in ons die sterft om herboren te worden in het licht.
Met het altaar, dat het religieus centrum vertegenwoordigt, beschikt aldus de kathedraal nog over een tweede, het labyrint, gelegen in het gedeelte van de kerk voorbehouden aan het volk. De kathedraal is dus niet enkel een plaats van gebed, een plaats waar een eredienst gecelebreerd wordt, maar ze beschikt tevens over een metafysisch centrum dat de meester-bouwer heeft willen onderlijnen door het aanbrengen van een labyrint in de betegeling.
We weten aldus dat er voor de mens van de kathedralen achter de zichtbare realiteit der dingen, eveneens een onzichtbare realiteit aanwezig was, en dat het precies via dit onzichtbare, tegenwoordig in het licht, in het evenwicht en de harmonie van lijn, vorm en proporties, dat hij in contact komen kon met de Grote Geest van het Universum Het is zelfs aanvaardbaar dat de krachten, inherent aan de constructie, vooral gecentraliseerd waren op de plaats van het labyrint en dat het afleggen van de weg ervan, van aard was om de krachten die er aanwezig waren te vermenigvuldigen.
Wordt vervolgd.
20-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-12-2021 |
Gotiek en gotische kathedraal (5) |
We hadden het over de bouwwerken uit de Oudheid, wier structuur de symbolische weergave was van de spiritueel-kosmische en dus onzichtbare vormen van het heelal; we hadden het over de Romaanse kerken en misschien bleven we te lang stilstaan bij Vézelay en St. Denis. Ons besluit was dat deze kerken gebouwd waren niet alleen in een christelijke doch ook in de geest eigen aan de Keltische traditie. We wensen u thans onze opvatting te geven over het fenomeen gotische kathedraal die we ook, gezien haar vast ankering in het kosmische, ‘kosmische kathedraal’ zouden kunnen noemen.
De realisatie van Suger te St. Denis zal gevolgd worden door een zeer lange lijst van kerken en kathedralen die gebouwd zullen worden of waarvan de bouw zal aangevangen worden, vanaf de 2de helft van de XIIde tot het einde van de XIIIde eeuw. Hieronder zijn o.m. de kathedralen van Sens, Senlis, Laon, Paris, Bourges, Chartres, Rouen, Reims, Amiens, Straszbourg. Louis Charpentier[1] telt over deze periode meer dan 200 zo gotische kathedralen als Romaanse kerken.
Ons inspirerend op St. Denis kunnen we stellen dat de overgang van de Romaanse bouwtrant naar de gotiek, de overgang is van een God die slechts toegankelijk was via de clerus tot een God die de mens uitnodigt met opgeheven hoofd de kathedraal te betreden, want schrijft Jacques Le Goff in ‘la Civilisation occidentale’ : ‘l'Art gothique est confiance’. Er is ook wat hij een gouden vers noemt, toegeschreven aan de Kelten als aan Pythagoras: ‘Want, het ras der stervelingen is van goddelijke oorsprong en degene die in zijn ziel het goddelijke dat er in opgesloten is weet op te wekken, zal de geheimen van de natuur ontsluieren.’
We denken dat de boodschap van de meester-bouwer hier dicht bij aanleunt. Het doordringen tot een religiositeit die van alle tijden is, het neigen naar een transcendentie waarin het dogmatische ondergeschikt wordt aan het kosmische, het waardevol eeuwige. Zo slaagt de meester-bouwer erin aan zijn kathedraal die metafysische sprong mee te geven zodat, zoals dit voorzeker ook het geval was voor Stonehenge, in zijn bouwwerk de krachten van het Universum levend worden opgestapeld en maximaal spiritueel kunnen ontvangen worden.
Indien we dit pleidooi hebben willen houden, dan is het wel omdat we ervan overtuigd zijn dat de christelijke boodschap die er zichtbaar in opgeroepen wordt, onzichtbaar overwelfd wordt door hetgeen de meester-bouwer, als ingewijde in de traditie, gelovend in een absolute universele God, voor ons aan zijn kathedraal heeft toevertrouwd.
*
Een element dat men geneigd is uit het oog te verliezen en dat nochtans toonaangevend zal zijn voor het karakter van onze gotische kathedralen is de ontdekking in het westen van het fenomeen alchimie. Een totaal nieuwe levensfilosofie die in de kloostergemeenschappen als in de intellectuele middens opduikt dankzij een vertaling uit het Arabisch in het Latijn door Robert de Castre in 1142 van een boek dat de geschiedenis brengt van Morienus en Khalid.
Als koning Khalid aan de wijze Morienus vraagt waar men dit hermetische, dat men alchimie noemt, ontmoeten kan, dan antwoordt Morienus : ‘Sire, het is de waarheid als ik u zeg dat dit exceptioneel iets dat men alchimie noemt door God binnen in u werd opgeborgen en waar u ook bent of gaat, deze alchimie blijft in u en kan er nimmer uit verwijderd worden!’
Het is ongeveer het antwoord van Jezus als men hem vraagt waar het Koninkrijk Gods is. ‘Dit rijk bevindt zich binnen in jou’, (Lucas: 17,21).
Titus Burckhardt[2] schrijft over de Alchimie : ‘Zoals het goud niet kan geïmiteerd worden door het samensmelten van diverse metalen op basis van welke formules ook, zo ook volstaat het niet deugden op te stapelen opdat uiteindelijk ‘de mens van voor de val’ of de mens herenigd met God, zou teruggevonden worden. Enkel kan men hier in slagen door oefening en meditatie (symbolisch voorgesteld door het zuiveren van de metalen in de smeltoven of de athanor) om te komen tot de levenselixir of het eeuwig leven’.
We kunnen ons aldus niet meer losmaken van de idee dat het ontstaan van de gotiek, zijn oorsprong en zijn verklaring vindt in het in toepassing brengen op de mens van deze hermetische kunst die de alchimie is, deze alchimie, die de geest en de opinies van de tweede helft van de XIIde eeuw zeer sterk moet beïnvloed hebben. Het voornaamste werktuig van de alchimist is zijn smeltoven, zijn athanor, en de kathedraal zal geconcipieerd worden als een soort athanor die niet alleen een fysische impact maar vooral een psychische impact moet hebben op de mens die er in binnentreedt.
Samengevat kunnen we stellen dat de kathedraal gebaseerd is op de gegevens van het universum zoals de tempel, de piramide, de Romaanse kerk, de moskee en dit, door haar oriëntatie, haar meetkundige proporties, de harmonie van haar lijnenspel gebaseerd op de gamma van Pythagoras, haar bouwkundige ruimtes. Ze is het ook door haar eenheidsmaat die niet meer gebaseerd is op de maten van het menselijk lichaam de el, la coudée, maar gebaseerd op de lengte van de breedtegraad van Chartres voor de kathedraal van Chartres, van Amiens voor de kathedraal van Amiens, van Reims voor de kathedraal van Reims. Dit beweert toch Louis Charpentier in zijn ‘Mystère de la Cathédrale de Chartres’.
Ze is het ook door de plaats waar ze gebouwd werd doordat ze haar fundaties heeft in de aardstromen van die plaats en, haar torens geprojecteerd in de magnetische velden van de hemel.
Wordt vervolgd.
[1] Louis Charpentier : ‘Les Mystères des Templiers’
[2] Titus Burckhardt : ‘Alchimie sa signification et son image du monde’, Ed. Arche Milano 1979
19-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-12-2021 |
Gotiek en gotische Kathedraal (4) |
De idee die aan de basis ligt van de ‘Madeleine’ van Vézelay, wordt hernomen door de Benedictijner abt Suger die in 1135 besliste de abdijkerk van St. Denis in Parijs te gaan herbouwen.
Op het eerste zicht was zijn bedoeling, méér licht en méér ruimte te bekomen in zijn kerk om beter zijn schatten en relikwieën te kunnen uitstallen voor de pelgrims. Het kan echter ook, en dit schijnt ons heel aanvaardbaar toe, dat de abt Suger de Keltische idee van Vézelay heeft willen vertalen in een totaal andere architectuur.
Het gotisch koor van St. Denis wordt in 1144 ingewijd in aanwezigheid van Lodewijk VII , koning van Frankrijk en van de aartsbisschoppen en bisschoppen van Sens, Senlis, Soissons, Chartres, Reims, Beauvais. En allen, verbaasd door hetgeen ze te zien kregen, vertrekken heel waarschijnlijk met een greintje jaloezie in het hart en ook met het voornemen nog beter te zullen doen.
Terwijl Suger bezig was met zijn verbouwing, bouwde Bernardus van 1138 tot 1147 aan zijn abdijkerk van Fontenay, in een grote soberheid van stijl en zonder de minste versiering van de kapitelen, zoals hij het wilde voor alle cisterciënzers-kerken opdat, zo zegde hij, zijn monniken niet zouden afgeleid worden in hun gebed.
Suger daarentegen wil het licht als een integrerend deel van zijn kerk en laat boven de ingangsdeur volgende tekst aanbrengen :’L'esprit aveugle surgit vers la vérité par ce qui est matériel et, voyant la lumière, il ressuscite de sa submersion antérieure’.
Of vrij vertaald: de geest in de duisternis ontwaakt, dank zij het zichtbare tot de waarheid en doordrongen van het licht verrijst hij uit zijn vroegere verborgenheid.
Het licht valt binnen in zijn kerk, gevoed en gewijd door de symbolen en de heiligenfiguren in de brandramen; en het is in dit licht dat de mens wordt ondergedompeld. Dit ook is een Keltische idee, de vergoddelijking van het licht, en het is ook deze idee die gevolgd zal worden bij de bouw van de kathedralen. Alle elementen van de traditie zullen er in verwerkt worden en versterkt door de krachten eigen aan de vorm van de constructie, de oriëntatie ervan, de inplanting, eigen aan de stenen zelf.
We moeten ons hier toch wel de vraag stellen waar de bouwers en architecten van de XIIde eeuw hun kennis hebben opgedaan. En een tweede vraag ook waar haalde men al deze meester-bouwers, metsers, beeldhouwers en schrijnwerkers, gezien er van 950 af een ware bouwexplosie ontstaat. Men leze o.m. de kronieken van Raoul Glaber (+1050) aangehaald door Louis Charpentier in ‘Les Mystères des Templiers’.
Jean Gimpel in ‘Les Bâtisseurs de Cathédrales’ geeft ons het antwoord op de eerste vraag: ‘de bron van de wetenschap en kennis zijn de Arabieren; het zijn zij die in de loop van de IXde en Xde eeuw een prachtige synthese hebben opgesteld van de kennis van de oosterse- en hindoewereld en dit vooral op het gebied van architectuur en geometrie.
Zoals men weet zijn het de Arabieren die de wiskunde, scheikunde, algebra en de beginselen van de driehoeksmeetkunde hebben ontwikkeld en er de basis hebben van gelegd. Deze kennis werd in de XIde en XIIde eeuw in Spanje, in de Arabische universiteiten onderwezen zowel aan muzelmaanse als aan joodse en christelijke studenten. Het is Raymond, aartsbisschop van Toledo die in het begin van de XIIde eeuw een school stichtte voor vertalers om Griekse teksten, vertaald in het Arabisch, en oorspronkelijke Arabische teksten, naar het Latijn te vertalen. En het is Adelard van Bath die het volledig werk van Euclides, die leefde in de IIIde eeuw voor Chr.,vertalen zal.
Wat de tweede vraag betreft vinden we misschien het antwoord in het ‘Regius Manuscript’ ook nog genoemd: ‘De kunst van de Meetkunde volgens Euclides’. Dit "Regius Poem", gesteld in Oud-Engels, zou dateren van 1390 en handelt over de oudst gekende keure van de ‘masonry’. Het bevat een preambule gevolgd door alle voorschriften, zo professionele, morele als religieuze, inzake het werk van metser, verdeeld over 15 artikelen waaruit de essentie, later zal overgenomen worden in de constitutie van Anderson (begin van de moderne vrijmetselarij) van 1723.
In de preambule wordt gewag gemaakt van een oud perkament handelend over de ‘goddelijke kunst’ ook genoemd ‘koninklijke kunst’ dat voorgelegd werd aan Athelson, soeverein van Engeland en waarin gezegd wordt dat deze soeverein een bijeenkomst belegde teneinde het statuut van het ambt van metser vast te leggen. Athelson leefde in de Xde eeuw, en de bijeenkomst waarvan sprake vond naar alle waarschijnlijkheid plaats in York in 925 (zo signaleert ons toch René Dez in zijn ‘Manuscrit Regius de 1390’).
Maar dit perkament bevat ook een ander element waarover weinig gezegd wordt en dat mijns inziens zeer belangrijk is, namelijk de raad die aan de edelen, ‘arm in goud, maar rijk in kinderen’, gegeven wordt hun kinderen toe te vertrouwen aan geleerde klerken die hen zullen onderwijzen in de edele kunst, de schoonste van alle beroepen, de "masonry". We zouden hieruit kunnen besluiten dat de vorming van meester-bouwers en metsers het voorwerp uitmaakte van een vooropgestelde politiek uitgewerkt door de abten in de kloosters en dit over meerdere generaties. Zoals dit ook het geval was voor de Chinese keizer die eenzelfde politiek volgde met het oog op de bouw van de Chinese muur (zie Franz Kafka: ‘Beim Bau des Chinesischen Mauer’). Deze kunst werd meer dan waarschijnlijk onderwezen in de kloostergemeenschappen en dan vooral in deze van de benedictijnen en de cisterciënzers. En men zou kunnen stellen dat het onverwacht opduiken van Bernard, samen met een dertigtal vrienden en familieleden bij de bouw van de abdij van Citeaux, in het licht van deze oproep moet gezien worden.
We durven zelfs vooropstellen dat de meester-bouwer voor vele kerken de abt zelf moet geweest zijn. Zo hebben we in ons geheugen het beeld van Saint-Thibault in het portaal van zijn kerk in het kleine Bourgondisch dorpje met dezelfde naam die in zijn manipel heel duidelijk het teken van de druïde draagt: een hexagram gevormd door twee driehoeken omgekeerd over elkaar getekend.
De naam Euclides stond er borg voor dat de oosterse meetkundige kennis en o.m. de oriëntatieregels gerespecteerd bleven en toegepast werden zodat elk sacraal bouwwerk geconcipieerd zal worden zo dat het zich, symbolisch althans, integreren zal in de onzichtbare krachtlijnen van de kosmos.
18-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-12-2021 |
Gotiek en gotische Kathedraal (3) |
Op het einde van de XIde eeuw is de Benedictijnerabdij van Cluny gegroeid tot het spiritueel centrum van de westerse wereld en zijn abdijkerk een meesterwerk van buitengewone afmetingen én van een grote luxe. Maar schrijft Georges Duby[1] de geest van armoede had de Kerk verlaten en de hogere clerus meende, dat hun rijkdom gewild was door God opdat des te groter zijn uitstraling zou zijn.
Een reactie hierop bleef niet uit en Robert de Molesne vergezeld van enkele monniken verlaat Cluny om in de streek van Citeaux, in het midden van de wouden van Bourgondië, een klooster te gaan bouwen om er een leven te leiden van een grotere eenvoud en soberheid. Deze poging zou evenwel een mislukking geworden zijn ware het niet dat deze kleine groep, door het zware werk en de verstervingen uitgeputte monniken, in 1112 vervoegd werden door een groep ‘de trente clercs et lettrés et de haute naissance’ zoals we lezen kunnen in de notulen van Citeaux.[2]
Een van hen was Bernard de Fontaine ( ° 1090 ) die men later Bernard de Clairvaux en de Heilige Bernardus zou noemen, vergezeld van zijn vader, zijn oom, zijn broers en zijn vrienden en het is met hen dat één van de meest religieus productieve periodes en wellicht ook een van de meest spirituele die het westen ooit gekend heeft, wordt ingeleid.
De stuwende kracht van Bernardus en zijn cisterciënzers was enorm. In 1115 sticht hij de abdij van Clairvaux en bij zijn dood in 1153 was hij de vader van 70 cisterciënzersgemeenschappen die hijzelf had gesticht, waaraan 94 geaffilieerde kloostergemeenschappen moeten toegevoegd worden.
Het is hij die in 1118 de Tempelorde sticht die door het Concilie van Troyes in 1128 wordt geconsacreerd. Het toevertrouwen aan de tempeliers van opdrachten die tot dan toe in het domein lagen van de kloosterorden zal duidelijk worden rond de helft van de XIIde eeuw wanneer deze orde reeds voldoende gestructureerd zal zijn en voldoende financieel machtig om wellicht ook bij te dragen tot de bouw van kerken, en van de gotische kathedralen in een latere fase.
Terzelfdertijd verschijnt een nieuwe geest in het westen, de intellectuelen, trachten zich geleidelijk te ontdoen van het streng dogmatische en grijpen terug naar hun Keltische traditie. En we zien dat in de tijd van één generatie, de God van het laatste oordeel, de God die veroordeelt of glorifieert, de God van de priesters en monniken, zich wijzigen gaat in een meer toegankelijke God, een God die de mens verheffen wil tot zijn echte waarde.
De Romaanse bouwkunst met haar gewild duistere kerken, duister gehouden ook omwille van de opvatting dat het licht schijnen moest binnen in de ingewijde, gaat zich openen op de wereld, openen op het licht. Het is deze vernieuwing die de meester-bouwer op een magistrale wijze zal verwezenlijken en zeker in La Madeleine van Vézelay en later in de abdijkerk van St. Denis bij Parijs.
*
La Madeleine van Vézelay, ingewijd in 1104, staat los van de traditionele Romaanse bouwtrant we aanzien ze als de kerk van het licht, misschien wel de eerste in het westen. De beweging van de aarde om de zon kan er van dag tot dag gevolgd worden. Zo is de lijn van het licht op de kolonnes en over de vloer, gemeten op de middag, lijk de wijzers van een uurwerk die ons met de grootste nauwkeurigheid de positie van de equinoxen en de solstitia weergeven. Vézelay is dan ook hetgeen we zouden durven noemen een Keltische kerk en diverse elementen wijzen in deze richting.
Over de figuur in het midden van het timpaan in het voorportaal, schrijft Georges Duby[3] dat het de meest majestueuze figuur van de levende God is die het Christendom ooit heeft voortgebracht. En men kan zich de vraag stellen : is dit Christus, of is dit de God van de Kelten en de druïden of, is het deze twee personen verenigd in één en dezelfde. Verrassend is het feit dat in de nimbus, achter het hoofd van de God-figuur, het kosmisch pentagram van de druïden werd aangebracht. Men leze hierover van Henri Vincenot, zijn ‘Les Etoiles de Compostelle’. Vincenot merkt tevens op dat de handen noch de voeten deze zijn van een gekruisigde en anderzijds, dat er in de kerk voorheen, geen enkel beeld van de gekruisigde Christus aanwezig was.
Andere elementen zijn de twee zeer duidelijke spiralen die voorkomen op de linkerknie en op de rechterdij van de God-figuur en het symbool zijn van het eeuwig leven, een specifiek oosters en Keltisch symbool.
In feite stelt men vast dat de geest van Vézelay oosters is. God is niet de God van de XIIde eeuw die eerherstel wil voor de ‘mysterieuze erfzonde’ zoals deze genoemd wordt in ‘Veritatis Splendor’ encycliek[4], maar een absolute God waarbij de levende Christus en niet de gekruisigde centraal staat. Men denke maar aan hetgeen Iréneé in de IIde eeuw vooropstelde nl. dat Christus het leven van de mens heeft geleefd opdat de mens een leven zou kunnen kennen gelijk aan dat van Christus. De God die eerherstel zal eisen en de dood van Christus duikt eigenlijk maar op in de XIIde eeuw[5]..
De meester-bouwer en de beeldhouwers zijn er aldus in geslaagd ons een magistrale synthese over te laten van de Keltische metafysica, ingekleed in een gnostisch getinte christelijke religie . En wat meer is; er zijn in Vézelay voldoende gegevens aanwezig om te besluiten dat de vernieuwing die zich aftekent, ten overstaan van de bestaande Romaanse kerken, reeds een belangrijke stap is in de richting van de geest van de gotiek. Vézelay moet gezien worden als een van de grootste realisaties van de, in de traditie ingewijde meester-bouwer, die zijn bouwwerk geaxeerd heeft op de beweging van de aarde, symbool van het kosmisch gebeuren dat inwerkt op de mens.
Het ingesteld zijn van de kerk van Vézelay op het kosmische is zo opvallend dat men (bijna) stellen mag dat de dagelijkse lijnen van het licht op de middag te vergelijken zijn met de lijnen die de slinger van Foucault trekt in het zand. Deze lijnen ook, hebben eigenlijk niets te maken met de beweging van de aarde maar wel met de impact van de globale kosmos, zoals Umberto Eco[6] het ziet die schrijft, ‘dat het touw van de slinger eigenlijk doorloopt tot voorbij het punt waar het werd vastgemaakt, in een oneindige denkbeeldige verlenging, omhoog naar de verste melkwegstelsels tot het ene onbeweeglijk tot in der eeuwigheid, vaste punt’.
Hierbij inspireert Eco zich wellicht op de idee van de Duitse fysicus Mach[7] die hierin de mysterieuze kracht zag die uitging van de globale massa van het universum en die ook stelde dat: ‘het ganse universum mysterieus aanwezig is op elke plaats en elk ogenblik van deze wereld.’ Een zin die naar onze mening, passend is voor La Madeleine van Vézelay, en passend zal zijn voor onze eerste gotische kathedralen. Trouwens is het niet zo dat de traditie ons leert dat elke tempel, elk sanctuarium opgericht werd op een plaats die het centrum van de wereld was!
[1] Georges Duby: ‘Le Moyen Age’ : ‘L’esprit de pauvreté avait déserté l’Eglise, et le haut clergé considère que Dieu l’a voulu glorieux et que les richesses dont il s’est nanti constituent l’appui nécessaire de sa prééminence.’
[2] Georges Duby : ‘Saint Bernard’ [3] Georges Duby : ‘ Le Moyen Age’[4] Veritatis Splendor encycliek: zie punt 1 [5] Aldous Huxley : ‘Dieu et moi’ Ed. du Seuil 1992, p 219 [6] Umberto Eco : 'De Slinger van Foucault' [7] Hubert Reeves : 'Patience dans l’Azur', Ed. du Seuil 1988, p 259
17-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-12-2021 |
Gotiek en gotische kathedraal (2) |
Als we kijken naar Stonehenge die dateren moet van twee à drieduizend jaar vóór onze tijdrekening, dan stellen we in elk geval vast dat de principes die aan de basis lagen van Stonehenge overeenstemmen met de principes die golden in het Oosten, namelijk het afbakenen van een ruimte waarin de beweging van planeten en sterren, van de ganse kosmos symbolisch werd nagebootst en opgevangen.[1]
Wat evenwel Stonehenge en andere constructies betreft, zoals groeperingen van dolmen en menhirs, durven we vooropstellen dat deze bouwwerken nog een functie in meer hadden: de mens te beroeren door hem in nauw contact te brengen met de onzichtbare krachten, eigen aan de stenen zelf en nog wel onbehouwen stenen, dus niet gepollueerd door de beitel. Lezen we immers niet op drie verschillende plaatsen in de Bijbel[2]: ‘als je me een altaar bouwt dan zul je dit doen met onbehouwen steen.’
We kunnen ons aldus niet ontdoen van het gevoel, dat er in ver afgelegen tijden, een gemeenschappelijke bron van kennis moet geweest zijn waarin de eerste bouwmeesters hun inspiratie hebben gevonden en aldus een traditie hebben op gang gebracht, gestoeld op de idee dat elk heiligdom, zijnde de plaats waar de godheid persoonlijk verblijven zou, gebouwd moest worden in overeenstemming met de principes van de Grote Bouwmeester die hemel en aarde geschapen had door het ordenen van de chaos. Aldus wilde de traditie dat elke tempel opgevat werd als een repliek van het Universum, waarvan de beweging als gestold lag in de oriëntatie, de ordening en de bouw van de tempel. De mens die dit heiligdom binnentreedt ontdoet zich aldus van de tijd en ruimte van de wereld om in een intieme conjunctie, de tijd en ruimte van zijn tempel, die ook deze van zijn godheid is, te ervaren. En opkijkend naar de fabuleuze bouwwerken die ze ons hebben nagelaten wensen we thans op zoek te gaan naar de mens die uit de traditie tot ons is gekomen, over de Romaanse bouwkunst heen tot hetgeen we wensen te zien als de meest gedurfde, de meest spirituele en vooral de meest metafysische bouwwerken aller tijden, onze eerste gotische kathedralen.
*
Het was in de VIde eeuw dat Benedictus van Nurcia in het Klooster van Monte Casino de regels schreef van de Benedictijner-orde. Deze regels waren een verzameling van de richtlijnen die toentertijd en vooral in de Egyptische kloosters gangbaar waren. Van de Benedictijnen wordt gezegd dat ze een groot deel van Europa hebben geëvangeliseerd en dat ze met het kruis, het boek[3] en de ploeg een boodschap hebben gebracht van vrede en van beschaving.
In Ierland, dat de Romeinse overheersing niet heeft gekend, wordt het voorbeeld van Benedictus gevolgd door Colombanus (geboren in 540) en van in den beginne reeds, tekenen zich in de jonge kerk van het westen twee strekkingen af. Inderdaad, de Ierse monniken die in onze gewesten en op het vasteland optreden, volgen niet de traditie van Rome en prediken de christelijke leer zoals ze deze overnamen uit de koptische en oosterse tradities, sterk doordrongen van de bestaande Keltische gebruiken[4].
Zo zal zich dit Iers christendom van bij de aanvang karakteriseren door een sterk gnosticisme dat zich in sommige kloosters ontwikkelen zal, in oppositie tot het dogmatisch beleefde christendom in andere kloosters.
We stellen vast dat in sommige gemeenschappen, de regels van Benedictus en van Colombanus twee eeuwen lang naast elkaar blijven bestaan tot in 802[5] hieraan een einde wordt gesteld door Karel de Grote die de Benedictijner-regels opleggen zal aan alle kloostergemeenschappen.
Toch zullen, in de gebieden waar de Keltische en druïdische tradities nog sterk aanwezig zijn, deze tradities zich duidelijk verwoorden in een sprekende symboliek[6] die haar oorsprong heeft in het Oosten en dan vooral in Egypte waar ook de Kerk, maar dan wars van elke symboliek, heel wat inspiratie zoeken zal voor het invullen van haar dogma’s (die heden ten dage als fossielen worden ervaren, onder meer door Teilhard de Chardin).
Het is de interpenetratie van de in het volk vast geankerde tradities en het in elkaar vergroeide Iers-westers christendom dat de geest van onze Middeleeuwen bepalen zal, nl. een synthese van het Grieks-Romeinse rationalisme en de Keltische transcendentie.
Maar deze transcendentie, deze kosmisch-sacrale geladenheid die we terugvinden in de Romaanse bouwwerken zal nog duidelijker op het voorplan komen in het begin van de XIIde eeuw, waarbij een bouwkunst tot bloei zal komen en (en dan vooral in l’Ile de France en Picardie), doordrongen van een dynamisme, van een durf en een diep geloof in de mens, die we in elk geval in haar beginfase aanzien willen als de voortzetting van de idee die we terugvinden in de megalithische constructie van Stonehenge : een kunst die men noemen zal ‘l’Art de France’, of ‘l’Art gothique’.[7]
[1] Titus Burckhardt : ‘Principes et Méthodes de l’Art Sacré’, Ed. Dervy-livres 1976
[2] Exodus : 20, 25 ; Deuteronoom : 27, 5 ; Josua : 8, 31
[3] Louis Charpentier in ‘Le Mystère de la Cathédrale de Chartres’: ‘Il est dit que les Bénédictins réunirent systématiquement les manuscrits classiques que la jeune Eglise avait tendance à supprimer comme hérétiques et que c’est grâce à ces moines que l’Occident connaîtra Platon et Aristote, Pythagore et les alexandrins hellénistiques.’
[4] René Huyghe : ‘Sens et Destin de l’Art’
[5] E. de Moreau s.j. : “Les Abbayes en Belgique” : C’est Charlemagne qui en 802 imposera la règle bénédictine à tous les monastères.
[6] ‘L’ éternelle Sagesse ne s’oppose pas à la foi particulière des hommes du Moyen Age ... Si l’art religieux n’est pas à confondre avec l’art symbolique, les Maîtres d’Oeuvre ont veillé à ce que n’éclate pas de conflit entre les deux formes d’expression”. Christian Jacq: “Le Message des Constructeurs de Cathédrales”, Ed. du Rocher, 1980, p 71.
[7] ‘Art gothique’ n’est qu’une déformation orthographique du mot ‘argotique’ ... la cathédrale est une oeuvre d’art goth ou d’argot ... L’art gothique est, en effet, l’art got ou cot, l’art de la lumière ou de l’Esprit. Fulcanelli : 'Le Mystère des Cathédrales' p 55 & 56, imprimé à Paris chez Jean-Jacques Pauvert.
16-12-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |