Er is echter nog meer, de kathedraal is eveneens gebaseerd op de Keltische idee die we terugvinden in onze dolmen en menhirs waarvan Stonehenge het meest schitterende voorbeeld is. In Stonehenge hadden de stenen hun eigen functie. In vibratie gebracht door de dolmen die er horizontaal boven op werden geplaatst, beroerden deze vibraties de geest van de mens die er in rondwandelde, en bezat Stonehenge aldus reeds de functie van athanor.
De meester-bouwer ook zal dus deze idee uitwerken en daar waar de Benedictijner-abten dit effect slechts ten dele hadden bekomen door de harmonische lijnen en vormen van hun constructies te doen samenvallen met hun Gregoriaanse gezangen en door de symbolen verborgen in de beeldhouwwerken die voorkwamen op de kapitelen, zal de meester-bouwer de gekruiste spitsboog uitvinden en zoals Louis Charpentier schrijft, in zijn boek over Chartres, ‘de stenen laten vibreren zoals de gespannen snaren van een piano’.
Om dit te bereiken gaat hij vertrekken van een totaal andere conceptie hetgeen ook een totaal andere ingesteldheid impliceert, zijn bouwmethode wordt volledig gewijzigd. Het gewelf duwt de muren niet meer naar beneden doch het zijn nu de kolonnes die de krachten van uit hun basis naar omhoog stuwen. In andere woorden het gewelf wordt zoals de hemel, het weegt niet meer op de mens doch zuigt de mens omhoog in de ruimte.
Dit is gotiek : de mens optillen en hem in contact brengen met de onzichtbare krachten in de kosmos; deze krachten die, vergeten we het niet, voor de mens van de middeleeuwen reëler waren dan de zichtbare, en deze conceptie is reeds een vorm van grote religiositeit. De ‘magnetische’ trillingen veroorzaakt door de kolonnes die het gewelf letterlijk in de hoogte werpen, kruisen zich met de vibraties van de mens die er aanwezig is, versterken deze en brengen deze in harmonie met de krachten van de aarde onder hem en de hemel boven hem.
Dit was voor ons het objectief van de meester-bouwer : de geest van de mens wakker schudden opdat hij ontwaken zou tot de nieuwe dimensie van een meer geestelijk leven die hem verheffen zou boven de alledaagsheid van zijn bestaan.
*
Een ander belangrijk element moet hier nog aan toegevoegd, een element dat duidelijk wijst in de richting van het metafysische karakter van de kathedraal, nl. het labyrint, dat eveneens van oosterse herkomst is, en dat we ontmoeten in tal van kathedralen. Dit labyrint is gelegd, gebruik makend van tegels van een andere kleur, in de vloer van het schip. Het is een labyrint dat ons onvermijdelijk naar het centrum brengt. Men vertrekt in de richting van het noorden, dat ook de dood symboliseert, om te eindigen in de richting van het oosten dat het licht, de geest en het nieuwe leven vertegenwoordigt hetgeen aldus gestalte geeft aan de oude man in ons die sterft om herboren te worden in het licht.
Met het altaar, dat het religieus centrum vertegenwoordigt, beschikt aldus de kathedraal nog over een tweede, het labyrint, gelegen in het gedeelte van de kerk voorbehouden aan het volk. De kathedraal is dus niet enkel een plaats van gebed, een plaats waar een eredienst gecelebreerd wordt, maar ze beschikt tevens over een metafysisch centrum dat de meester-bouwer heeft willen onderlijnen door het aanbrengen van een labyrint in de betegeling.
We weten aldus dat er voor de mens van de kathedralen achter de zichtbare realiteit der dingen, eveneens een onzichtbare realiteit aanwezig was, en dat het precies via dit onzichtbare, tegenwoordig in het licht, in het evenwicht en de harmonie van lijn, vorm en proporties, dat hij in contact komen kon met de Grote Geest van het Universum Het is zelfs aanvaardbaar dat de krachten, inherent aan de constructie, vooral gecentraliseerd waren op de plaats van het labyrint en dat het afleggen van de weg ervan, van aard was om de krachten die er aanwezig waren te vermenigvuldigen.
Wordt vervolgd.
|