Na de feestroes van de vorige dagen worden we, op deze tweede dag, overvallen door de ernst van het leven als door een kilte. We moeten verder. Even was er een verpozing, maar die is voorbij, alle vuurwerk is uitgedoofd en alle champagne gedronken, enkel wat echo bleef over. We staan er terug, gelaarsd en gespoord om er tegen in te gaan.
Hoe dwaas het was te denken dat het nieuwe anders zou geweest zijn dan het oude. Het is het niet. De Ecclésiasticus wist het maar al te goed dat daar is ‘a time to get, and a time to lose; a time to keep, and a time to cast away’ en, we zijn zo ver vandaag: we beseffen dat de dagen die waren terug de dagen zijn die komen.
Weet dat het me moeite kost de zwier, de elan van het schrijven terug te vinden; erop los te gaan, breedsprakerig, zonder vooruit te zien waar ik eindigen zal en zelfs niet óf ik eindigen zal. Zo ver is het met mij gekomen, en met jullie, hoe ervaren jullie het ontwaken deze tweede dag van het, hopen we, gezegende jaar 2022?
Een vriend stuurde me een gedicht als nieuwjaarswens, een beijzeld blad op de grond met een pracht van een gedicht, erover heen, te broos om hier over te nemen.
Een andere vriend, iemand die kampt met zichzelf omdat zijn beeldhouwwerk dat hem heel wat kost aan inzet, niet aanvaard wordt zoals het zou moeten aanvaard worden. He is struggling with himself and he shouldn’t, hij zou zich moeten verankeren in de vreugde die hij kennen moet om, uit wat materie te puren, de dingen die hij maakt: ‘gevleugelde vormen oprijzend’. Een beeld dat het brouwsel is én van de geest in hem én, van zijn handen die denken - een beeld moet ook afgerekend worden op de moeite die het heeft gekost.
Een andere nog kleurde, tot in de klanken ervan, de Ecclésiasticus in voor mij.
Ik ben dus een rijk man, omgeven door kunstenaars en hun instelling op het leven die ook deze is die ik aankleef. En nog, ik heb andere vrienden waarvan ik de affectie voel tot in mijn leden.
Wel, al dit maakt deel uit van de vruchtbare aarde van waaruit ik vertrek om jullie te bezoeken met mijn woorden. Indien het niet zo ware, waar zou ik ze gaan zoeken, waar zou ik de inspiratie vinden om jullie te benaderen?
Vanmorgen vertrok ik, zoals het regelmatig gebeurt, van uit een geslotenheid. Stond ik voor een poort die zich niet opende, tot ik aanklopte en enkele vrienden de poort kwamen openen omdat ze wisten wie ik was en hoe ik hen begroeten zou met een glimlach en een dankbaar gevoel van samenhorigheid in het wondere dat van het land van de geest is.
Geplogenheden die van alle plaatsen zijn, van alle tijden zijn, van alle gevoelens die oprijzen uit de mens die we zijn, in volle opgang, gestaag, maar heel traag zoals het noodzakelijker wijze hoort, naar meer ‘Dasein’.
Ik heb er echter geen idee van welke inhoud dit ‘meer erzijn’ zou kunnen hebben, maar er naar toe groeiend, geslacht na geslacht, zullen we het in the mean time, geleidelijk aan beter en beter gaan begrijpen.
Het ligt, zo zuiver gekapseld, in de in de Kosmos aanwezige lijn van ons mens-zijn.
|