 |
|
 |
|
|
 |
17-03-2021 |
Gentians. |
‘Soms is één noot voldoende om wakker te worden’, hoor je in de morgen[1] en, soms is een korte zin voldoende om te weten hoe het verder moet, een zin ingegeven bij het opstaan of, bij het slapen gaan en dit was gisteren het geval, een zin, een idee in wording, heel vaag nog, waar je je aan vastklampen zult in de nacht, amper een strohalm als je er in de morgen over schrijven gaat.
Zelden gebeurt het dat een blog van jou over de ganse lengte eenzelfde toon, eenzelfde geladenheid draagt. Er zitten tussenschotten in die fungeren als aanloopperiodes naar een volgende idee. Zo iets als de golven die aanspoelen op het strand van ons, golven die zich breed uitzetten en dan terugvloeien om een aanloop te nemen voor een volgende golf. Ik dacht eraan, nog altijd met Schuberts sonate 959 in mijn hoofd. Ik dacht er niet aan toen ik nog luisterde, pas achteraf toen de klanken uitvloeiden in mij; toen de geschiedenis er omheen zich sluiten ging en er iets groeide dat plots, voor het slapen gaan, zijn begin kende. Wat geldt voor mijn blogs geldt ook voor de sonate, geldt ook voor elk muziekstuk, voor elk kunstwerk, er zit een golfbeweging in, een aanloop, een uitvloeien in een brede melodieuze frasering en een opstelling voor een nieuwe frasering die aansluit op de vorige - hetzelfde met de eerste symfonie van Beethoven die ik thans beluister - en die aanloop, dat tussenschot, is er om beter te onderlijnen wat er verteld wordt.
Druk ik me duidelijk genoeg uit, wellicht niet, het is moeilijk voor mij om met woorden precies te zeggen wat ik zeggen wil, maar het uitvloeien en het keren van de golven op het strand moet er een goed beeld van geven.
Dit, mijn vriend lezer, is trouwens de struggle die ik elke dag te voeren heb om weer te geven wat ik voel in mij. Ik heb hier een vriend, een schilder, hij evolueerde de laatste tijd tot doeken die neigen naar een teerheid van kleuren en een soberheid van opvulling, zo dat zijn doeken fluisterwerken geworden zijn. Als hij verder gaat in de richting naar waar hij vertrokken is, dan komt hij uit in een bijna leeg blanco doek.
Het is wat ik ook zou willen bereiken, woorden achterlaten die niets meer te zeggen hebben - alles werd al gezegd - maar die er zijn als woord, niet als verwijzing naar iets dat er zijn zou. Een onmogelijke gedachte te vergelijken met het potentiële doek van mijn vriend de schilder.
Elke blog die ik schrijf is een pogen ergens terecht te komen in een landschap waar weinigen ooit zijn geweest. Ik krijg dergelijke landschappen regelmatig toegemeten als beeld bij het openen van mijn laptop. Ik zoek ze niet op, ik tracht die van mij zelf te vinden op plaatsen diep in mij, plaatsen waar ik nog niet was en waar ik wellicht nooit komen zal, maar toch blijf ik er naar uitkijken. Ook vandaag, meer dan gisteren was dit het geval. Dit is tot waar mijn schrijven me heeft gebracht.
Weet echter dat ik me er goed bij voel: ‘not every man has gentians in his house’, wist D.H. Lawrence. Ik voeg er aan toe: ‘not even, growing in his garden.’
[1] Klara: de eerste noot van het Adagio-Allegretto uit de eerste Symfonie van Ludwig van Beethoven.
17-03-2021, 06:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-03-2021 |
Sonate in A, D 959, Franz Schubert. |
Elke dag is niet even vruchtbaar aan woorden. Het gebeurt zelfs dat ze aarzelen, lang aarzelen, om te komen. Nochtans ze zijn er in potentie, het is maar dat ik de juiste opening vinden moet. Zo dacht ik vanmorgen aan wat ik gisterenavond plande om er vandaag mijn blog mee te beginnen: dat ik zeker begrip wil opbrengen voor de laat-avond programma’s van Klara, de naam ervan heeft geen belang, maar de inhoud ervan is soms ‘te’ nieuw voor mij. Dit programma volgt op de voet, andere kunstuitingen die ook te nieuw uitvallen, maar, en dit wou ik benadrukken, ik sta hier niet meer, zoals voorheen, als een rechter die een oordeel velt, ik ben hier voortaan - dit is mijn houding geworden - om te aanhoren en vast te stellen hoe alles in evolutie is; hoe klanken, totaal vernieuwend, in elkaar geschoven worden en met elkaar vermengd die voor mij te vreemd gaan, soms te on-passend zijn om de nacht in te gaan. Ik luister maar ze dringen (nog) niet door tot mijn gevoelens. Ik stel me trouwens de vraag hoe diep deze muziek wel doordringt tot de samenstellers ervan, die ik nochtans alle succes toe wens wat die gevoelens betreft. Maar het is wat het is, er moet interesse voor zijn of, elke kunstenaar, elke composer mag/moet aan bod komen.
En ik, nu, ik wacht op het beluisteren vanavond - 15 maart - van ‘the unanswered question’ van Charles Ives.
Ondertussen was er vanmorgen, onder het bezig zijn - ja, met wat as ik bezig? - van de jonge man, Franz Schubert, zijn bijna- goddelijke Sonate in A voor piano, D 959.
Ik herinner me, lang, te lang geleden, een avond in Gent, ik was er met een vriend Guy Ongena, een groot man in alles. Hij had me uitgenodigd - waarom ik? - op een recital van een Russische pianist, de naam ontgaat me zoals zovele zaken me beginnen te ontgaan, hij speelde de D 959 en op een gegeven ogenblik bij een bepaalde passage, sprongen me de tranen in de ogen. Guy moet het gemerkt hebben. Achteraf zijn we een glas gaan drinken en hebben we geschaakt, in de ‘Hotsy Totsy’, een pub in het centrum, uitgebaat door de broer van Hugo Claus. Een wondere avond. Een avond van de geest en van de vriendschap. De volgende dag of een paar dagen erna, stond hij aan de deur met een LP, de Sonate 959, met op het couvert de woorden ‘to the man with the esoteric thoughts’.
De laatste maal dat ik hem zag, hij was met zijn echtgenote, en het was aan de Leie in Sint-Martens-Latem, hij verschrompeld, letterlijk ineengedrongen, onherkenbaar bijna. Pijn om hem aan te zien en of hij me nog herkende weet ik niet. Als hij nog in leven is weet ik evenmin ‘hoe’ hij nog in leven is, maar ik herinner me hem als een filosoof, een kenner van de kunsten en een bezitter van vele kunstwerken waaronder een ‘Zwarte Maagd’-beeldje
Ik schrijf hier over hem omdat ik iets schrijven wou over Schuberts 959. Ik roep hem terug, we zitten over elkaar, het schaakbord op de tafel tussen ons, hij zijn loper vooruitschuivend klaar om aan te vallen, samen drinken we een ‘Four Roses’. De avond is lang tot diep in de nacht.
Mijn God, herinneringen? Van herinneringen spaar ons Heer. En op je leeftijd, vanwaar die tranen, is het Schubert, is het de ‘Four Roses’?
16-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-03-2021 |
Wat je ziet en wat je niet ziet. |
Ik zegde het al, wat ik schrijf gaat meestal over ‘mijn’ doorgang in deze wereld, is het niet rechtstreeks het is via omwegen dat ik me bloot geef op de meest persoonlijke wijze: zeggen wie ik ben en wat ik doe of verkondigen wil. Elke dag vertrouw ik dit jullie toe met een groot hart. Waarom doe ik dit, welke sensatie is er voor mij aan verbonden?
Om eerlijk te zijn, ik doe het omdat ik geen andere keuze meer heb, het is dit of wegkwijnen van de ouderdom in een hoek van de tijd die me nog rest, een tijd die, ware er mijn schrijven niet, even nutteloos als waardeloos zou zijn.
Ik krijg, als alles naar wens verloopt, mijn covid inspuiting op 18 maart, vandaag een soort mijlpaal in het leven als ik zie op tv hoeveel er, telkens en telkens worden getoond. Ik had er kunnen staan of zitten met niets in mijn handen en niets in het vooruitzicht; welnu dankzij mijn geschriften zal ik er zijn, wetende van die geschriften en wetende dat ik er nog te schrijven heb na de inspuiting, wat een wereld van verschil uitmaakt.
Niemand zal het beseffen als ik daar sta, arm en sukkelachtig met een wandelstok in de hand, als mijn arm wordt ontbloot, maar ik zal me daar ‘rijk’ voelen, ondanks mijn armtierigheid, omdat ik een resem teksten heb geschreven die de verborgen, ongekende verlenging zijn van het lichaam dat ik toon.
Voel je het verschil aan, voel je wat het betekent voor de oude man die ik ben, op welke wijze ik me geestelijk, dankzij mijn schrijven van elke dag, vertoon onder de mensen; dat ik me meer voel dan het stukje mens dat daar staat aan te schuiven, zoals ik door de jeugd bekeken word. Niemand weet het, niemand hoeft het te weten, trouwens ze zouden het niet begrijpen wat het betekent voor mij. Maar 'ik' weet het en ik kan, ondanks de pijn, mijn hoofd opgericht houden.
En ik antwoord dan op de vraag die ik me stelde, dit is dan de reden waarom ik het doe. Zoals ik er sta, wat mijn houding, wat mijn lichaam aangaat, sta ik er niet wat mijn geest betreft; voel ik me groot levend, het tegengestelde van wat ik vertoon. Het is mijn fierheid. Mijn blog van elke dag is mijn innerlijke fierheid er nog te zijn zoals ik er altijd ben geweest; mijn uiterlijke is geen afbeelding van mijn innerlijke, wat je ziet heeft weinig te maken met wat je niet ziet.
Er kunnen er honderd, er duizend van 93, rondlopen zoals ik, sukkelachtig, maar rechtstaande bloeiend lijk een boom, liefst een linde, in de vlakte die van de oneindigheid is, de oneindigheid van de geest omheen ons.
We sterven niet zo maar, we overleven.
15-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-03-2021 |
Het ietsje in meer. |
De dag, de zoveelste nieuwe dag sedert hij zijn dagen is begonnen te identificeren, opent zich moeilijk. Hij kan hem niet ontwijken, hij kan hem niet dichtsnoeren om niet te zijn, maar hij zit met het gevoel dat hij zich klem gereden heeft met zijn blog, dat hij te veel van de hak op de tak bezig is en dat hij zich moet heroriënteren. Maar de dagen volgen zich op in een tempo amper bij te houden, zo vlug gaat het en zo indringend, dat hij zich zelfs niet meer herinnert waarover hij het de vorige dagen heeft gehad. Wel nog wat hij gisteren schreef over zijn verhouding met Klara. Hij stuurde zijn blog zelfs door aan hen, maar er kwam geen reactie. Wat hij nu ervaart als negatief voor wat hij schreef.
Hij komt tot de conclusie dat er heel wat dagen moeten zijn dat hij zich vergaloppeert, dat het mengen en beheersen van elementen als droom, en realiteit, herinnering en inventiviteit, moeilijker en moeilijker worden en soms geblokkeerd raken. De vloeiende lijn ontbreekt erin, het gaat hier niet om een verhaal dat doorloopt dag aan dag, het is eerder elke dag een nieuw beginnen, een nieuwe zoektocht naar woorden en begrippen. Het resultaat wordt dan een lappendeken van korte stukken tekst die achteraf een geheel zouden moeten vormen, tenminste zo er een ‘achteraf’ zou komen.
Aanziet dit niet als een zelfbeklag, helemaal niet, het is een weergave van wat er is en hoe het er is en ook, dat het niet anders kan, dat het voor hem - ook voor jullie - een nemen of een laten is. Een toestand die er is als toestand en waaraan hij niets wijzigen kan of wil.
En in feite, wat heeft hij nog te vertellen dat hij nog niet gezegd heeft: de vraag die hij zich meer en meer begint te stellen. Kan hij nog iets nieuws boven halen en, wat belangrijk is, heerst er bij zijn lezers een gevoel van nood hebben aan geschriften die wat dieper graven naar waarden die aan het verdwijnen zijn, ofwel het gevoel waarde voor hun inspanning te krijgen?
Zijn blog van vandaag is dan ook een herademing, een poging duidelijker af te lijnen hoe het verder moet. De lezer moet er dus rekening mee houden dat elke blog in de eerste plaats een ‘voorlopig’ afzonderlijke bijdrage is.
Maar om nog even terug te komen over wat hij gisteren schreef over zijn verhouding tot Klara. Er is het element, te vertoeven dankzij de klassieke muziek in een omgeving van schoonheid die soms oneindig is, maar ook, en dit ook is belangrijk, het gevoel dat zijn nu-ogenblik gespreid wordt over eeuwen die beginnen in de vroege middeleeuwen, wat een rijkdom geeft aan het gevoel te schrijven - ik zit volop in een hoogstaand gesprek van Katelijne Boon met Diane Broeckhoven, precies nu over de muziek van Eric Satie, zijn Gnossiennes - dit gesprek zit verborgen in de woorden die ik schrijf, ware dit gesprek er niet geweest hij zou zijn blog vandaag anders geëindigd hebben, maar nu voelt hij zich in groot gezelschap, en wat hij hoort, heeft zijn weerklank als hij - de ik in mij - spreekt over de ‘schoonheid’ die hij ontmoet, al schrijvend luisterend naar Klara.
Dit is hier het ietsje in meer dat hij altijd tracht mee te geven aan zijn woorden, een betrachten het eeuwige te bereiken met de vingertoppen.
14-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-03-2021 |
Woord en Muziek |
Muziek en hoe die gedacht en geschreven wordt blijft me een raadsel, is van een andere wereld en toch vergezellen klanken me bijna een ganse dag, loop ik er mee rond, hoor ik van wie ze komen en wie ze uitvoeren; namen en nog eens namen en ik luister maar, ik hoor de textuur ervan maar zelden de diepere betekenis, ik ben een leek hierin. En toch kan ik niet zonder, zoek ik de klanken op om de stiltes in mij te vullen, de stiltes te bevolken; alsof ik geen nood meer heb aan stilte om te schrijven, maar enkel verder kan met op de achtergrond een wereld van klanken, wondere.
In feite als ik erover nadenk kan ik er goed weg mee, kan ik er zelfs heel goed weg mee want ik ben een gulzig iemand, ik wil de muziek van Klara niet missen terwijl ik schrijf, ik moet dus maar beide met elkaar verzoenen: woorden schrijven badend in een zee van klanken.
Maakt dit aan iemand wijs, en toch is het zo, toch schrijf ik, luisterend met een half, soms met een kwart oor naar de klanken die me vergezellen. Ik weet dat er velen zijn, schilders, beeldhouwers die muziek nodig hebben als ze werken, wel ik ben niet verschillend, het is wel geen inspiratie voor mij, die komt van elders, het is vooral om niet te missen wat er gebeurt in de wereld omheen mij, de enige wijze die ik heb, nu ik me amper nog verplaats om 'in’ te blijven. Het is een soort verdediging tegen het stil vallen - stil in de betekenis van een gebrek aan ‘in’ zijn - zo zie ik het toch.
Hoe gecompliceerd ik hier rondloop in mijn laatste dagen, precies alsof ik me nog zoveel mogelijk bagage wil eigen maken alvorens te vertrekken - ‘an unanswered Question’ van Charles Ives - er is hier wellicht iets van, maar het is meer omdat ik de schoonheid zie van het ‘maximaal geestelijk in beweging blijven’, een schoonheid die ik niet missen wil, of het nu terecht is of onterecht, c’est une idée fixe à moi.
Het is ook dat ik zoveel mogelijk plukken wil van al wat er nog voor mij te plukken valt, mijn dagelijkse blog schrijven is er een van, maar tussendoor wil ik iets dat mijn woorden aanvult. En, zoals ik zegde, al begrijp ik er weinig van, of het nu Copland is, of Cage, of Brahms - zijn Deutsches Requiem - of Bach, of de lange halen muziek van Charles Ives, alles is welkom, sterk verrassend soms, zelfs al blijf ik een leek in wat de muziek me vertellen wil.
Mijn honger naar de muziek van Klara is groot, minder echter hun ‘Valkenaers & Vanhoudt’ van 22.00 tot middernacht, precies de ogenblikken dat ik niet schrijf - of er niet aan denk - en nood heb aan woorden, deze die ik niet beluister in de dag.
13-03-2021, 05:45 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-03-2021 |
De ruimte die van de geest is. |
In de ruimte van de geest, op trage ogenblikken als de tijd zich stolt omheen de dingen, is het alsof hij plots op het punt staat het beeld te grijpen dat alles uitklaren zal: datgene wat niet te verwoorden is en toch, lijk het geruis van de wind in de bomen, aanwezig is, ons begin en ons einde in een enkel punt verstrengeld.
Hij leeft in de onbegrensde ruimte van de geest waar alles mogelijk is, droom die realiteit kan zijn en realiteit die droom kan zijn. Waarin hij zijn herinneren vervormen kan en aanvullen tot een nieuw herinneren, waarin hij wegglijden kan om te zijn wie hij nog niet was of niet dacht te kunnen zijn, kleine, onbenullige gebeurtenissen, die toch hun belang hebben of zullen hebben, vroeg of laat.
Zoals onze primitieve(!) schilders op de achtergrond van hun doeken, droom-landschappen wisten te schilderen om meer intensiteit te geven aan hun onderwerp, aldus aantonend dat in hun verbeelden er ook een totaal andere wereld aanwezig was, zo ook wenst hij de aanwezigheid van het niet te verwoorden Andere, te onderlijnen.
Hij wil dus dit zeer conformistisch, kleinburgerlijk leven dat hij gekend heeft en in al zijn dagelijkse gebeuren nog kent, bemeubelen met de dingen die hij niet bezat, herbeleven wat geweest is en dit herbeleven schuiven in en over wat hij gewenst heeft dat het zou geweest zijn.
Hij wil dat de muren van de woning die hij betrekt doordrongen zouden zijn van alle huizen die hij heeft bewoond, van alle plaatsen waar hij is geweest en van alle tijden die hij heeft gekend. Zo wil hij thans alle blanke vlekken kunnen invullen, nu hij heel goed weet dat in zijn lichaam de krachten aan het minderen zijn, en dat deze afname enkel gecompenseerd kan worden door een grotere aanwezigheid van geest.
Hij werd een man van boude zaken.
*
Wat is dit ruisen?
Wat is dit ruisen dat van verre komt,
van achter de dorpen, van achter de heuvels.
Het ruisen dat het spreken is van wat niet wordt gezegd,
niet gezegd kan worden, niet opgetekend in een verhaal met tekeningen geïllustreerd, in holtes licht binnen sijpelend onder romaanse gewelven in pijnpunten op kapitelen.
Wat is dit ruisen dat van verre komt en van dichtbij de luchten in langsheen de sterren, gebrandmerkt en vermenigvuldigd tot we er over struikelen
niet wetende, wat er is dat moet geweten en toegedekt zal blijven, nog voor eeuwen.
Dit ruisen we hoorden het, immer door hebben toen geaarzeld gemeend van waar het komen kon maar het niet begrepen, niet naar ons toegehaald om erin te worden meegenomen, opgelost.
Mystiek die van vroeger is.
12-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-03-2021 |
De vraag van een leven lang. |
Op deze dag - het oosten een rode gloed - ontwaak ik, uitzonderlijk de dag al gevorderd. Ik denk, de kunst van het schrijven is te vertrekken in wat van de wereld is, wat van de natuur is, even als toeschouwer erin binnen te treden en er dan uit te verdwijnen, opgelost, in de omgeving van waar je vertrokken bent. Dit zou de correcte vorm zijn.
Nu weet ik dat het andersom gaat bij mij. Ik vertrek bij mezelf, ik stap even de wereld binnen en ik keer terug naar mezelf met hopelijk een wijsheid in meer die ook een onwijsheid voor anderen kan zijn. Dit is, schijnbaar althans, bij mij het ritueel van elke dag waaraan ik niet meer ontkom al wou ik het.
Wat echter niet belet dat ik met veel respect opkijk naar allen die een poging doen om zich een beeld te vormen van wat de oneindige Oneindigheid van het Universum, zo naar buiten als naar binnen, betekent voor de mens die ermee geconfronteerd wordt. Vele ideeën dienaangaande zijn eeuwen geleden opgestaan, neergeschreven, heropgenomen en keer op keer aangevuld, aangepast en verfijnd. Het wereldbeeld dat eruit is ontstaan is overweldigend, is niet te vatten, zelfs het beeld van wat de Big Bang zou betekend hebben, hoe deze tot stand is gekomen en hoe hieruit het Universum zich heeft gevormd, zijn gebeurtenissen die alle verbeelding tarten. Is het dan niet beter, zo denk ik op een dag zoals deze,(( de dingen op hun beloop te laten en zich vooral niet al te veel vragen te stellen, noch over wat we de Schepping noemen, noch over het al dan niet bestaan van een Schepper.
Ik las van Lao Tseu : ‘quand un esprit inférieur entend parler du Tao il le tourne en dérision, s’il ne le tournait pas en dérision, le Tao ne serait pas le Tao.’
Indien Tao gemakkelijk te begrijpen zou zijn dan is het Tao niet. We zouden hier in het Westen, ‘Tao’ kunnen vervangen door ‘God’. Zij die deze naam horen vernoemen en er lichtzinnig over doen, spreken over God maar niet over ‘de’ God. Spreken maar over de God waar, atheïst als gelovige, niet kunnen over zwijgen en zich hierbij beperken tot, hij is niet, of Hij is; Echter niet hoe Hij verweven zit in het Universum, de ene plaats waar hij gezocht kan worden. Waarbij we komen tot de vraag, als Hij niet is, wie of wat is het dan dat het Universum voortbracht, en als Hij is, Is er dan, én het Universum én God, of, is het Universum het materieel aspect van die God?
Maar er lichtzinnig over doen is de kop diep in het zand steken uit ongemak erover na te denken.
Er zijn van die fenomenen zoals Lao Tseu, zoals Boeddha die we, evenmin als God, zelfs evenmin als Allah, ‘onbeluisterd’ en onbesproken aan ons laten voorbijgaan. Dit is de weg van zij die ingeslapen zijn.
Het bevreemdende hierbij is - en dat maakt de grootheid van de vraag uit - dat we op voorhand niet zullen weten dat, waar we uitkomen, de plaats is waar we uitkomen moesten.
Maar, erover nadenkend, en dat is een leven lang, opent diepgaande perspectieven, en dit is waar we nood aan hebben.
Perspectieven houden ons in leven.
11-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-03-2021 |
Het verwachten dat elke blog terugkomt |
De dochter van een goede vriend mailde me, onlangs, een foto, gevonden in het archief van haar vader, de aquarellist en etser, Jef Vaes. Ik was verrast én door mijn jeugdig uitzicht én door het silhouet van Stonehenge op de achtergrond. Ik wou toen teruggaan, naar wat ik over die reis met hem en zijn zoon Francis geschreven had, maar ik kon me het jaar niet meer herinneren en kwam terecht in maart 1992 op een boek dat ik toen aan het lezen was: ‘The unauthorized Version: Truth and Fiction in the Bible’, van Robin Lane Fox[1].
In die tijd zag ik - de Bijbel een belang rijke factor zijnde -dit boek als een nieuw geestelijk avontuur en de eerste zin eruit die ik overgenomen had in mijn dagboek, was een zin uit het Evangelie van Johannes - King James’ versie - zijnde de woorden van Jezus aan Pilatus gericht:
‘To this end was I born and for this cause came I into the world, that I should bear witness to the truth. Every one that is of truth heareth my voice’.
‘What is truth?’ asks Pilate and does not receive a reply.’[2]
En mijn bemerking van toen was, dat ofwel de schrijver van het Evangelie van Johannes het niet wist, ofwel dat Jezus het niet nodig vond Pilatus uit te leggen wat waarheid was, omdat voor Hem de Waarheid maar een woord was, de Waarheid het leven was en het zoeken er naar, het zoeken was van waarden om er naar te leven. Iets dat niet kan aangeleerd worden, je weet het of je weet het niet. En het is beter het te zwijgen dan het uit te leggen.
Ik ben nu niet teruggegaan naar het boek, een lijvig werk van een kleine 500 bladzijden, mijn antwoord van toen is nog altijd mijn antwoord van nu. Ik weet niet wat er is van ‘de’ Waarheid, ik heb er trouwens geen behoefte aan het te weten, ik heb die nimmer gezocht ook niet, en het zwijgen van Jezus gaat in deze richting, want voor Hem is het, het Leven, en Hij is het leven, zo zegt Hij toch.
Dertig jaar in een mensenleven is een lange periode, als de jaren nog moeten geleefd worden, echter eens voorbij zijn het maar wat volgeschreven pagina’s en als je erin bladert ben je even verrast met wat je ontmoet aan woorden, als met de foto van jou die je ontving.
Evenwel, de foto vertelt me van een reis die ik maakte met Jef Vaes en zijn zoon Francis, het boek van Robert Lane Fox vertelt me over mijn lange zoektocht naar wat van de Bijbel en de Geschriften was. Naar het ware, het echte dat erin te vinden was, de echtheid van het boek als boek. En hoe verder ik erin vorderde hoe verder ik erin verdwaalde me vragen stellend of wat Robin Lane Fox vertelde dan wel de ware geschiedenis inhield. En ik stond even ver na de lezing ervan dan toen ik eraan begonnen was.
Maar de gedachte dat de Waarheid het leven is en dat in die richting elk zoeken overbodig was: het leven was het leven, sensationeel en wonderlijk, zo verbazend zo ontzaglijk, dat wat er zal uit voortvloeien even ontzaglijk en even wonderbaar zal zijn. Dit is de visie die ik van al mijn lectuur heb overgehouden. Ik vind ze verdedigbaar, ik vind ze vol (zelfs blijde)verwachting.
[1] Robin Lane Fox: ‘The unauthorized Version, Thruth and Fiction of the Bible’ ; Viking 1991.
[2] Een vraag van Robin Lane Fox: Was er een tolk aanwezig bij het gesprek of was het een vondst van Johannes de evangelist?
10-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-03-2021 |
Wat 'a blog a day' betekent. |
Ik ben gisteren vroeg gaan slapen, vroeger dan anders. Naar de morgen toe werd ik wakker uit een droom: ik was ergens in Engeland, ik denk in een pub, waar gedebatteerd werd over wat ik schrijven zou. Nu ik schrijf, komt die droom heel onduidelijk over, het was geen debat, het was ikzelf die zocht naar wat ik als nieuwe blog schrijven kon. Het kwam er dus op neer dat ik een groot deel van de nacht naar de morgen toe, bezig ben geweest, slapend of dromend, over wat ik deze morgen schrijven zou.
Weet dat dit een film is die bijna elke avond begint, schijnbaar doorloopt in mijn slaap en waarmee ik dan wakker word. Ik meen dat ik dit nog niet gezegd heb, zelf opgemerkt wel, en dan vooral deze nacht van 7 naar 8 maart toe: mijn blog is een obsessie, in die zin dat alles er omheen, staat en draait. Ik ben er voortdurend mee bezig en al het overige moet wijken of krijgt (te) weinig aandacht, want ik voel me maar gerustgesteld als mijn tekst geschreven staat. Dit is de reden waarom ik opsta vóór het eerste licht - vanmorgen was een uitzondering - dat ik soms nog eens herlees, wat ik de vorige avond meen te onzorgvuldig heb ingelogd, wat dan moet overkomen als geschreven vroeg in de morgen. Maar laat ik jullie zeggen dat dit een risico is dat ik niet lopen wil en dat het zelden gebeurt dat mijn blog niet ingelogd is voor ik slapen ga. Om dan terug uit te zoeken over wat mijn volgende blog zal gaan: een verhaal dat van mijn dagen is en dat ik niet weet hoe hieraan iets te veranderen.
Ik zou als reporter moeten rondlopen in de straten, pubs bezoeken, tentoonstellingen, concerti en aanhoren wat de mens die ik er ontmoet bezielt of wat er gebeurt in hun wereld om dit daarna binnen te brengen in die van mij. Maar ik ben een kluizenaar - vandaag zijn we dit allemaal - ik zou een grote verbeelding moeten hebben zodat ik geen nood heb aan ontmoetingen van om het even welke aard, ik zou die dan zelf, als echt gebeurd, kunnen brengen elke dag. Wat een artist zou ik hiervoor moeten zijn om dit jaren vol te houden?
Zo wat jullie te lezen krijgen zijn voortdurend gesprekken met mezelf, gesprekken die niet ophouden, noch in de dag, noch in de nacht. Globaal gezien is dit het beeld dat ik uitdraag. En zoals ik ben ingesteld - het is een lang wordingsproces geworden - schrijf ik. Het resultaat is dat ik met de jaren een ‘gewoon’ dagelijkse gesprek met mezelf ben ontleerd, ik kom ik telkens terecht op de snee van het metafysische, waar ik moeilijk te volgen ben, omdat het de wereld is, het landschap is van het gevleugelde woord dat doordringen wil tot de kern van de zaak, die ook de kern van het leven is, zijnde tot in de kern van het atoom, waar alles nog te ontdekken is.
Een gekheid dit te willen, dit te betrachten waar ik me, soms zelf niet meer terugvinden kan, noch wie ik ben, noch waar ik heen wil.
Schrijven blijft aldus een opdracht.
09-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-03-2021 |
Keerzijde |
En, als ik gisteren de Bijbel niet heb vernoemd als hoeksteen, dan is het omdat de Bijbel voor mij een uitvloeisel is van de twee stellingnames die ik vooruitschoof. Verder, wat de andere boeken betreft, er zijn er een niet te tellen aantal, om er duizelig bij te worden, deze hebben ook hun belang gehad, maar de twee vermelde – met vanzelfsprekend de Bijbel als vluchtheuvel - steken er boven uit. Essentieel echter hebben deze aanvullingen me enkel geleerd hoe het gesteld is met de mens en zijn handelingen, zo materiële als geestelijke, zo afstotelijke als hoog waardevolle, zo de mens als aasgier en als fetisj.
En bij wat er al geschreven staat van mij, wat heb ik er nog aan toe te voegen? Weinig in meer, ik kan enkel herhalen, of verhalen op een andere wijze, een betere of een minder goede, wat al geschreven staat. Het enige dat ik nog vermag, en dit is tezelfdertijd een noodzaak voor mij, is hernemen, is her-inkleuren, is herschikken in andere verbanden. Dit is mijn leven, het woord is mijn adem, is mijn bloed.
Ik schrijf dit nu, in het vooruitzicht van wat onvermijdelijk eens komt en onderteken het met mijn eigen naam. Ik weet dus ten volle dat, op een dag, mijn boeken zullen dicht geslagen worden, met al mijn onderlijningen, nota’s en tekeningen erin geborgen; dat ze misschien, als ze in goede handen terecht komen een verder leven, een leven met mij erin, zullen kennen en ernaast, dat al wat geschreven staat zal wegzinken in een rustgevende openheid, wachtende om genomen te worden en, zoals het gebeurde met het Woord, bevrucht te worden.
Twee hoekstenen zal ik uitgedragen hebben, meer niet, maar het schijnt me voldoende toe. Over al het overige zwijg ik beter, het is het vermelden niet waard. Ik ben niet opgestaan uit het anonieme, ik ben geen nummer geworden met sterallures, ik ben in alle stilte achter gebleven, een naam in een oud register, of in het beste geval, op een verborgen muur in een verborgen kamer aangebracht.
Had ik het anders gewild?
Het had inderdaad anders gekund ware ik anders geweest. Nu heb ik wat ik verdiend heb, meer niet. Nu Schrijf ik dat de oude, kramakige man die ik ben geen verzuchtingen meer kent, ik wil dit gezegd hebben want straks is het te laat, lig ik er met gesloten ogen en mond naast wat brandende kaarsen, van de tijd ontdaan, mijn geestelijke vleugels uitgeslagen zwevend, een arend gelijk.
Voorlopig en tot nader orde blijf ik me vastklampen aan het woord, wil mijn geest zich niet verdord, wil hij nog altijd, lijk een goochelaar zijn witte duif, zinnen uit zijn hoed halen,
en er soms met een zekere fierheid op terugblikken. Ik ga me wel ontdoen van die Ugo d’Oorde die lange tijd mijn gezel is geweest, soms als vriend, soms als dwarsligger en als kwelgeest, soms en meestal als redder in nood en het is als dusdanig dat ik me hem wil herinneren.
Nu er geschreven staat wat ik wou dat geschreven stond kan ik normaal verder.
08-03-2021, 06:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-03-2021 |
Hoekstenen. |
Zo, en ik herhaal wat ik zeker al geschreven heb, is een groot deel van mijn leven, een leven van lezen en schrijven geweest, de laatste tijd vooral van schrijven. Sommige van de boeken die ik las zijn voor mijn vorming Steinmänner[1] geweest die me opwachtten op het korrelige gletsjerijs van de wegen waar ik aan voorbij ben gegaan. En dit van het ogenblik af dat ik me gevoeld heb als lopend in de geestelijke voetsporen van de kathedraalbouwers, wat me in een richting heeft geduwd en me een inzicht heeft gegeven dat ik normaliter nooit zou gekend hebben.
Dit inzicht heeft van mij een Gotieker gemaakt, een bouwer van de geest, geleid en gevormd door de uitstraling van de eerste gotische kathedralen die gebouwd werden als een athanor waarin de mens werd opgenomen en tot een hoger ‘zijn’ verheven werd.
‘Le Mystère des Cathédrales’[2] van Fulcanelli, over de betekenis van de alchemie in de gotiek - meer in het bijzonder in verband met de Notre Dame de Paris, waarin ik gegrepen werd door zijn schitterende verwijzing naar het Bijbelboek Proverbes 8, 22[3]Een lezing uit de mis van de Onbevlekte Ontvangenis, (8 december). Een van de voor mij, meest waardevolle zinnen ooit geschreven die als volgt begint: ‘De Heer bezat me in het begin van zijn wegen, alvorens om het even wat te doen, vanaf het in principio. Een zin die ik begrijpen wil als de bevruchting van het Woord waaruit alles ontstaan is. Een bevruchting die we nu kennen als de Big Bang.
Eens ik de betekenis van ‘de Heer bezat me’ ten volle begrepen had, heeft niets of niemand me hier nog van los gewrikt. Ik weet wel dat de Willibrordus Bijbel en la Bible Osty, aan het ‘bezat me’ een andere wrong hebben gegeven en vertaald door ‘de Heer schiep’, maar de vertaling van de ‘King James versie’ zegt het heel duidelijk: ’ 8, 22. The Lord possessed me in the beginning of his way, before his works of old. 23: I was set from everlasting, from the beginning or ever the earth was.
Dit is een belangrijk begrip gebleven in mijn ‘zijn’: in den beginne was het Woord, de Geest, en hieruit is alles, zijnde het uiterlijke en het innerlijke, uit die geest ontstaan.
Ik ben hier niet meer van afgeweken en zal dit blijven hoog en duidelijk verkondigen als - en waarom niet? - als de ene Waarheid die er nodig is om alle waarheden te overstijgen.
Dit is wat ik onderlijnen wil als ik me een Gotieker noem, als ik me voel in het voetspoor van de meester-kathedraal-bouwers.
En een tweede boek, is dit van Fabre d’Olivet: ‘La Langue Hébraïque restituée’[4], een woord aan woord, letterlijke vertaling van de Hebreeuwse tien eerste hoofdstukken, de Kosmogonie van Mozes, uit het Boek Genesis.
En dan vooral zijn schitterende vertaling van het vers dat ik niet aanvaarden kan als komende van een God-Geest, zijnde vers 3, 19: ‘je bent van stof en tot stof keer je terug’. Fabre d’Olivet leert me wat meer dan zinnig is: ’que ce n’était ni la poussière des uns, ni la fange des autres, vers laquelle il devait retourner; mais l’élément spirituel, principe de son être’.
Ik stel dus heel duidelijk dat deze twee boeken de hoekstenen zijn geweest van al wat ik ooit geschreven heb, en als de dood nog wat wacht, zal blijven schrijven. Geen tsunami is in staat hier een jota aan te wijzigen.
Ik heb dus twee leermeesters, twee goeroes, Fulcanelli en Fabre d’Olivet, ze zijn mijn hoekstenen geweest en blijven het.
[1] Steinmann: een hoop op elkaar gestapelde stenen om de juiste weg aan te duiden over de gletsjer of op andere plaatsen in de bergen.
[2] Fulcanelli: ‘Le Mystère des Cathédrales et l’interprétation ésotérique des symboles hermétiques du grand œuvre’, Ed. à Paris, chez Jean-Jacques Pauvert, 1964
[3]: ‘Le Seigneur m’a possédée au commencement de ses voies, avant de faire quoi que ce soit, dès le principe’.
[4] Fabre d’Olivet: La Langue Hébraïque restituée, Delphica. L’Age d’homme
07-03-2021, 04:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-03-2021 |
De tijd die zichzelf verorbert. |
Elke dag is een andere dag. Om verder te gaan met mijn ’shortest stories’ moet ik ver zoeken, soms in een verwarde massa waarin niets de kop opsteekt. Begint dan maar eens aan iets dat ‘niets’ is. Een zaak weet ik bij ondervinding, en het is een troost, gezien ik vroeg opsta denk ik een lange dag voor mij te hebben, maar naar de avond toe weet ik hoe kort de dag is geweest en dat, van al wat ik me voorgenomen had te doen, weinig werd gedaan en tal van zaken uitgesteld naar ‘morgen is een andere dag’ die dan verloopt zoals de dag ervoor.
Het bewijst maar hoe vlug de tijd vliedt en dit is het juiste werkwoord om te gebruiken: de tijd vliedt, hij schuift voorbij alsof hij er niet was, de zon komt op en de zon gaat onder, het wordt licht en het wordt donker en wij, wij worden meegenomen, meegezogen keer op keer van licht naar duister naar licht.
Ik ben me ervan bewust hoe vlug het wel gaat, als ik de rand van de zon zie verschijnen en dan hoe vlug ze boven de horizon staat en hoe vlug ze rijst, de hoogte in. Ja, ik zie het bij helder weer elke morgen gebeuren en elke avond als ze ondergaat. Ik kan enkel vaststellen dat haar baan hoger en hoger loopt om haar hoogste punt te bereiken en dan er een periode is dat ze lager en lager haar baan aflegt. Wat een wonder lijkt voor iemand die er dag aan dag zou opletten.
Iemand letten zou op de baan van de zon als er zoveel andere zaken zijn om op te letten, de secondewijzer van ons uurwerk bijvoorbeeld, als je ziet hoe wijs en vooral zonder de minste aarzeling, deze met oneindige regelmaat ronddraait. Het is in een zekere zin beangstigend dit vast te stellen hoe telkens een stukje tijd wordt opgeslorpt en verdwijnt alsof het er nimmer was. De tijd die zichzelf verorbert, onweerstaanbaar. We kunnen het alleen maar opmerken, we worden erdoor overrompeld , zo dat hij, de tijd, ons mee verorbert. Of hoe we stilaan seconde per seconde verdwijnen uit het landschap dat van het leven is. Maar de mens is een fenomeen, hij houdt er dan toch iets aan over, hij houdt de echo van de tijd in zijn herinneren.
Ik sta hier nu met een waarheid in mijn handen en wat doe ik ermee, hoe sta ik er tegenover? ik schuif de gordijnen open, de nacht die de dingen omhulde heeft zich opgelost, en het grijsblauwe licht heeft de duisternis vervangen, het is nog maar een half beginnen, de zon heeft de kim nog niet bereikt, we wachten nog even en dan is ze er in al haar glorie ‘as a goddess’ want niets is er dat de opkomst van de zon overtreft. Akhnaton wist niet dat hij huwde met zijn moeder, maar hij wist dat de zon een God/ een Godin was en handelde ernaar, hij bouwde in Thebe een stad voor de Zon. In die tijd had men nog een God nodig, desnoods, een gans pak die men niet over het hoofd kon zien.
Vandaag echter zijn goden, zijn gebeden, overbodig geworden, we nemen onze toevlucht het liefst tot vaccinatie, het biedt een grotere zekerheid, voorlopig dan toch.
06-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-03-2021 |
De 'nieuwe' wereld van de poëzie. |
Ik hoor op Klara een voorbeeld van de poëzie die vandaag geschreven wordt. Ik hoor een gedicht uit een bundel die genomineerd wordt voor de ‘Herman de Coninck-prijs’. Ik hoor hoe de wereld veranderd is en des te meer als ik aan de vijver, gisteren, het gedicht las, overgenomen in de - toch wel heerlijke - recensie van Jeroen Dera[1] over een bundel gedichten van Mattijs Deraedt voor wie ‘de schaduw van zijn voorouders een ton weegt.
Het is me duidelijk ik leef - en mijn leven is schrijven - in een andere wereld dan die van nu, en zeker wat de wereld van de poëzie betreft. Deze die ik gekend heb is opgedoekt, is totaal verleden tijd, is, zoals elke andere vorm van kunst, van een wereld die begraven werd of wordt. Oude waarden/woorden worden met de voeten getreden, achterwege gelaten met een grijns.
Zeg me dan waarom ik verder schrijf, waarom ik mijn achterhoede gevechten zo duurbaar vind; waarom ik halsstarrig blijf geloven dat wat ik schrijf, proza als poëzie, niet gebeurt in een begrafenisstemming?
Of, waarom ik verder ga in een stijl die ik wenselijk en noodzakelijk acht om te zeggen wat ik nog ‘zegbaar’ denk te zijn in een wereld die niet meer bestaat?
Wat ik schrijf haal ik uit de stand van sterren en planeten van het ogenblik, liever dan uit de dorre naaktheid van de gebeurtenissen, waarbij de hogere sferen, gewild of uit armoede, afgedekt worden, gesloten blijven.
Ik vond onlangs het verhaal terug van Pascal Verbeken (°1965) die, op zijn schrijftafel, als stille getuige en inspiratie- bron ‘een schriele scheut van een beuk’ heeft staan. Een simpel iets, schrijft hij, maar een herinnering aan Paul van Ostaijen omdat de scheut afstamt van de beuk waarop van Ostaijen zicht had de laatste dagen van zijn leven.
Ik ben helemaal mee met Verbeken. De scheut die er nu niet meer zal staan, is te zien en te kennen als een bron van poëzie en van proza die buiten de realiteit staat, die een meerwaarde geeft, iets dat op jou afkomt van uit de ruimte. Een fractie van een moment dat inspirerend werkt, dat je binnenleidt in de geheime wereld van het schriele van de beuk die naast je staat te groeien terwijl jij je woorden schrijft.
Ikzelf heb een lange tijd geschreven met op de tafel naast mij een bolvormige kei, gevonden in de Navizence in Zinal, die ik, na de ‘Tao of Physics’ van Fritjof Capra te hebben gelezen, vervangen heb door een stuk verwrongen staal dat een vriend me mee had gebracht uit de ovens van Sidmar. Daarna werd de brok staal verwisseld en werd het een, vreemd van vorm, stuk wortel die ik ooit vond in het bos. Vandaag is het een pot witte orchideeën, die zijn bloemen aan het verliezen is, met de afgevallen bloemen naast mij die ik nog laat waar ze liggen.
Het zijn maar kleine dingen, voor velen nietszeggend, maar ze leven in hun atomen, en als ik schrijf vertrek ik in gedachten vanuit het leven dat ze bezitten, verborgen voor het oog, maar ze bewegen in hun beweegloosheid, zoals T.S. Eliot het wist van een ‘Chinese jar’.
Het is precies de beweging in het beweegloze dat poëzie is, voor mij. Ik schrijf dus altijd met het poëtische liggend of staande naast mij, het kan ook het beweegloze zijn van de woorden in een boek.
Poëzie schuilt in het binnenste van het woord, niet in het uiterlijke ervan, wat ons nu wordt opgedrongen en waar tegen we ons uit alle krachten die ons resten willen verzetten.
Het resultaat ervan ons onbekend zijnde, maar vrezend dat we het niet zullen halen.
[1] De Standaard der Letteren van 27 februari 2021.
05-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-03-2021 |
Geduld. |
Verveel ik, als ik jullie overstelp met oude herinneringen, met namen en gebeuren die vreemd klinken en geen beelden oproepen bij jullie, terwijl ze bij mij nog van het leven zijn, de ene wat meer dan de andere, me nog altijd overhoop halen zodat ik niet meer weet wat werkelijkheid is en wat droom?
En als ik jullie niet verveel, is het mezelf niet die ik in de loeren neem als ik kleine feiten van vroeger opschroef tot onvergetelijke? Het is de vraag die ik me stel op een nuchtere morgen volgend op een morgen met heel wat momenten die ik doorbracht in de wolken. Het is maar dat het op deze wijze is dat we onze dagen doorbrengen, de werkelijkheid die verdroomd wordt, of de vlucht uit de realiteit der dingen, het enige dat ons nog rest omdat de realiteit teveel ongemakken met zich brengt.
Wat ik schrijf is wat ik denk, niet wat ik doe, het zijn mijn gedachten die worden opgetekend. De daden die ik stel zijn ook deze die jullie stellen, zoals het gewoonweg gebruikelijk is, daden die we automatisch stellen, zonder er al te veel over na te denken, het ontbijt bijvoorbeeld, het zich wassen en scheren - dit laatste evenwel wordt, zoals ik zie, een zeldzaamheid, het begin van een verloedering die om zich heen grijpt - tot het zich aankleden. Waarom zou ik dergelijke zaken vermelden als ze geen ander draagvlak kennen dan de daad zelve?
Ik wil dus dat mijn gedachten op het voorplan komen en betekenis hebben voor zij die me lezen. Echter, als deze uitlopen in herinneringen, in welke mate hebben deze belang voor jullie. Anderzijds wat of wie is een man zonder herinneringen en dan zeker iemand die schrijft, iemand die zoekt en mededeelt wat in hem opstijgt: de gebeurtenissen die hij meemaakt en de gevolgen hiervan. Wat indien hij dit allemaal niet vermelden zou?
Elke dag is een andere dag, we lopen hier voor dergelijke zaken onbeschermd rond, elk ogenblik is een ander ogenblik. We worden hier voortdurend overvallen met dingen, ofwel van buiten ons, ofwel van diep in ons, die we ondergaan of waarop we inloggen en die dan inspiratie worden, inspiratie van het ogenblik, puur en omvangrijk zoals het hoort.
Ik moet bekennen - tot mijn scha en schande - dat mijn blogs gewoonte zijn geworden, dat mijn vertrouwen in wat ik schrijf groot is, te groot, en dat het hierdoor gebeurt, dat mijn blogs onverzorgd worden ingelogd. Geduld hebben heeft zijn oorzaak, wist Ernst Jünger, en soms heb ik dat geduld niet. Met als gevolg dat ik met beschaamde kaken sta als ik mijn tekst geen twee - of driemaal herlees. Dit was gisteren het geval, fouten die ik te laat - het was bijna negen uur in de voormiddag en velen hadden me reeds gelezen - opgemerkt heb.
Geduld blijft een grote deugd.
04-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-03-2021 |
Hoe we er aan toe zijn. |
Ik sluit het hoofdstuk Covid 19/Corona, en zoek, zoals Dante toen hij overstapte van de Hel naar het Vagevuur, kalmere zeeën op om te bevaren, zeeën die me meer vertrouwd zijn. En waar wil ik heen vandaag?
Nergens, er is geen vluchten in mij naar andere oorden, omdat waar ik nog heen kan, niet is waar ik heen wil, al weet ik niet of, als ik aankom op die plaats er de rust vinden zal die ik er denk te zullen vinden. Al wat is speelt zich dus af in de geest, mijn weggaan van hier vindt maar plaats in die geest van mij.
Een paar dagen terug, kwamen de gevechten in het nieuws die plaats vonden in Marib, een dorp, een plaats in Yemen. We waren er de laatste dag van 1986. We bezochten er de verlaten oude stad in bruine zandsteen, een spookstad door de mens verlaten en we verbleven er in een hotel in de nieuwe stad, waar de buitenlanders van de olie installaties een oudejaarsfeest hielden waarop we werden uitgenodigd. Wat rest er na de gevechten nog van het hotel, wat van de oude verlaten stad, ruïnes?
Beelden, herinneringen, grotendeels uitgewist door de jaren, alleen de naam is gebleven, ik vond hem ook terug in mijn dagboek van die dagen, en de naam Marib kreeg een bijzondere betekenis na de lezing van ‘La Bible est née en Arabie’ van Kamal Salibi - een boek me geschonken op mijn verjaardag een paar dagen ervoor - een boek dat aan de reis in het Noord-Yemen van toen, een totaal andere betekenis zou geven, omdat we toen gereisd hebben, naar Salibi’s maatstaven, in de voetsporen van Mozes en zijn volk.
Een gevoel dat zich geankerd heeft in mij - wat een boek vermag - en ik me er niet meer kan van bevrijden. Ik heb dit al enkele malen in diverse blogs vermeld, Salibi, (1929-2011) met wie ik gecorrespondeerd heb wist me te overtuigen. Ik denk nog altijd en zelfs meer en meer dat hij het bij het rechte eind had, trouwens waarom staat het vermeld dat de Ka’aba gebouwd werd door Abraham en zijn zoon Ismaël, wat deden die in Mekka?
Dit alles vertelt me de naam Marib, ineens in het nieuws gekomen en ik er voortdurend aan denk, om je maar te zeggen wat is er voor sommigen van een naam die opduikt in het nieuws. Al wat ik er nog van zeggen wilde is dat het een grote reis was en dat Yemen een bijzondere naam is gebleven en, dat het met pijn in het hart is dat ik hoor over het absurde dat er daar gebeurt, het meer dan absurde, kinderen die sterven van de honger en het kan dat dit gebeurt door mannen die half verdoofd rondlopen met een prop qat in de mond en de kinderen daar, de meisjes die wegliepen van ons, mannen, en de jonge knapen die toen bedelden om een ‘kalem’, een potlood of bic, om te schrijven, die verbaasd omheen mij stonden en zagen hoe ik schreef van links naar rechts.
Kinderen die me achtervolgen, als naweeën van die dagen in Yemen.
En dan hoor ik Sander de Kere op Klara die vraagt of ‘je zin hebt om naar Schotland te gaan. En, of ik zin heb de grens over te gaan op Carter Bar waar een doedelzakspeler in kilt, me wacht om me te verwelkomen. Of ik zin heb? Mijn God, mijn tijdloosheid, mijn eeuwigheid, waar zijn die tijden van onbegrensd geluk, er staande er ademend, er zijnde groot levend.
Op morgens zoals deze is de Schotse symfonie van Félix Mendelssohn, meer dan een symfonie, het zijn de klanken en de luchten van Schotland; de vlakten boven Inverness, lila begroeid met bloeiende heide; het zijn de lochs en de Highlands, het zicht van de eeuwenoude kastelen, het is de whiskytrail langs White Horse en Glennfiddish distillery. En nog veel meer. Eigenlijk leef ik nu, dit nu-ogenblik, van herinneringen, van plaatsen waar we waren: Ullapool en The Ceilidt* Place hotel, Achiltilbuie - een plaats die je vindt ‘by accident’ - en het Summer Isles hotel, uitzonderlijk. Nogmaals, mijn God: Schotland!
Zo ik ben gebleven waar ik ben opgestaan deze morgen en heb wat gereisd eens ik begonnen ben te schrijven, Dante volgend, die een zucht van verlichting moet geslagen hebben als hij buiten kwam - met bruine brandvlekken op het gelaat, vond men - uit de Hel.
Ik blijf waar ik ben, nog zie ik de spookstad Marib in de verte, in een kronkel van de weg; nog zie ik de lila heuvels boven Inverness.als we de Highlands binnen rijden in de zomer. Nog altijd is er een deel van mij, waar mijn lichaam niet is. Waar zal ik morgen zijn, of wat zal ik morgen schrijven, tenminste zo er nog een morgen zijn zal. Je weet maar nooit. Ik schrijf dus best, zoals de man van het ‘Late Night Lab’, Bart Vanhoudt, ogenblikken vóór middernacht: ‘Misschien tot morgen’.
*ceilidt: -keilt- esp. in Scotland and Ireland, an informal social gathering with folk music, singing, dancing and storytelling.
03-03-2021, 08:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-03-2021 |
Jean de la Fontaine. |
Er is altijd, als het ging over het pandemisch karakter van Covid 19, bij mij de onderliggende vraag geweest en deze wordt sterker en sterker, heeft dit iets te maken met de Natuur, is dit een verwittiging voor de mens, dat het niet verder kan zoals hij de laatste jaren bezig is geweest, of, me kennende moet ik beschaamd zijn een dergelijke vraag, onderliggend te stellen?
Als ik dit doe dan is het omdat ik enkele bemerkingen ontving van lezers, gaande over mijn Covid 19-blog van een paar dagen terug. Een ervan wil ik jullie niet onthouden, ze komt van een goede vriend die ik in lang - te lang - niet meer gezien heb en ik noem hem Paul Verspeelt, omdat alle eer, als er eer mee gemoeid is, aan hem toekomt. Hij schrijft:
Beste Karel,
Mooi gepeins over de pandemie. Ik schreef er ook iets over maanden geleden:
Wat deden we verkeerd om die Coronapandemie over ons te krijgen? In de fabel van Jean de la Fontaine ‘ Les Animaux malades de la Peste’ vroeg Koning Leeuw het zich ook af.
Un mal qui répand la terreur, Mal que le Ciel en sa fureur Inventa pour punir les crimes de la terre, La Peste [puisqu'il faut l'appeler par son nom]…
En het was zoeken naar schuldigen. Is het dat Wuhan Viral Lab zoals President Trump beweert of de 5G-masten die sommige verlichte geesten in de fik steken?... Volgens La Fontaine is de schuldige ... de Ezel: ‘Haro sur le Baudet…’
Wat deden we verkeerd de laatste twintig jaar?
In zijn boek “Grote Verwachtingen in Europa” schrijft Geert Mak vlot over de periode van 1999 tot 2019. Van de Millenniumbug eind 1999 over de polemiek rond de invoering van de Euro, over 9/11 en de terroristenangst sinds die aanslag op de Twin Towers, de Bankencrisis van 2008 en de toestanden in Oost Europa, over de migratiegolf en haar gevolgen. Het boek eindigt op 1 januari 2020 als er nog geen spraak was van de Corona en we met z’n allen elkaar een gelukkig nieuwjaar wensten.
Wij stonden niet stil bij de enorme veranderingen die we kenden de laatste 20 jaar. Het kon niet op; Mass-meetings in Vorst,-Ethias- of Lottoarena’s, Opeengepakt in sportstadia, reizen voor een prikje, drie vakanties op een jaar, van 2x4 naar 4x4 auto’s, van het timide begin van het internet met megabytes naar giga-tera-peta-exabytes, de “Sociale Media” en hun etherpollutie, van 3G over naar 5G..
De Ezel van La Fontaine, zijn wij. En nu: alles on Hold en dan Reset. En wat trager gaan leven misschien?
En lang leve je blogs. Carry on Jeeves.
Paul
Ikzelf heb hier niets aan toe te voegen, integendeel ik kan maar Jean de la Fontaine bijtreden:
Mal que le Ciel en sa fureur Inventa pour punir les crimes de la terre,
Wat, Groten der aarde, wat indien het zo was, welke hulp zou vaccinatie betekenen en wat zou ons te wachten staan?
02-03-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-03-2021 |
Maart. |
Maart: de geur van de lente. Ik haalde maart 2021, ik, geboren in het jaar 1927. Hoe is het mogelijk, ooit zo een leeftijd te bereiken? Maar niet te hoog hiermee van stapel te lopen, zeker niet met tonen van triomf maart binnen gaan, absoluut niet, liever en beter heel stil, in de hoek gedrumd, schuchter en zeer broos geworden, brozer dan ooit. Zo voel ik me, de broosheid van een krakend lichaam, wetende hoe het uiterlijk is gesteld met mij en vrezend dat het innerlijk een zelfde weg op gaat en dit om maart te betreden , maart met de bloesems in het vooruitzicht en de buien die veelvuldig kunnen zijn.
Na de foto met het gebleekt gebeente, midden in een bijna ontoegankelijk bos, van een hertenkalf, een foto van een bosje edelweiss. De tegenstelling kan niet groter zijn, tekenend voor wat vandaag van de natuur is, waar we mee geconfronteerd worden, het vermaledijde en het opbruisende, gelukkig maar is het maart dat we binnengaan en niet november, is het, het licht dat op ons afkomt en niet de duisternis.
Moge binnen in onze geest het licht ook de duisternis die er lang heeft geheerst, verdringen en ons louteren met nieuwe inzichten en hogere verwachtingen. Hebben we geen God meer om er ons naar te richten, we hebben toch de hoop dat de wetenschap, die gebruik makend van de gaven van de natuur, redding brengen kan. De natuur die slaat en laaft, die de god, de Geest van het Universum is, die onze redding is. We geloven erin, een andere keus hebben we niet, het zijn de beloftes die glorierijk, maart ons voorhoudt.
Ik schrijf dit in het gezelschap van Klara, in het gezelschap van het ontzaglijk volume creatief muzikale in de wereld. Ik hoor en stel vast dat, als we Pärt gekozen hebben als Top 100, we schromelijk te kort hebben gedaan aan de muziek van de Amerikaanse Caroline Shaw, die terwijl ik schrijf, Sander De Kere me heeft leren kennen.
Dit is dan, wat er ook gebeuren moge, en in welke toestand we ons ook moge bevinden, onze rijkdom: de grote immense vrijheid die het landschap van de geest ons biedt. We reizen er onbelemmerd van de ene geest naar de andere. Geesten van componisten en schrijvers, die schilders en beeldhouwers inspireerden en omgekeerd. Allen zijn ze van het zelfde landschap, allen zijn ze het landschap, waarin we ons regelmatig verliezen, om er verrijkt en getroost uit op te staan.
Vanmorgen dan toch voelde ik het zo aan, maar nogmaals de vraag die ik me stel, wie ben ik?
01-03-2021, 10:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-02-2021 |
Covid 19. |
Stel je voor dat Covid 19 ware opgedoken, juist vóór de tijd van radio en telefoon, vóór de tijd van de gsm, welk immens drama zou het dan geweest zijn. Ik wil er niet verder aan denken, want ik zou hier wellicht niet geweest zijn om erover na te denken. Ik mag dus besluiten dat Covid 19 er gekomen is in een min of meer gunstige tijd, gunstig in die zin dat hij het leven nog leefbaar laat, enigszins gepast nog voor de mens die nu over betere wapens beschikt om zich erin te bewegen.
Maar dat er nu een ‘oorlog’ aan de gang is, dat we nu een periode van pest en cholera doormaken is wel een zekerheid, en wat dit betreft zijn we terug gegaan naar de middeleeuwen.
We lopen er allen gesplitst bij, we zijn allen, én nog steeds van de tijd vóór de pandemie, én van de tijd van de pandémie. En terwijl de ‘tijd-van-voor’ aan het wegzinken is, groeit de tijd van het ‘in-pandemie-zijn’ geleidelijk aan. Onze gewoontes lijden eronder, we aanvaarden moeilijk de nieuwe toestanden terwijl we ze enkel kunnen ondergaan. Ikzelf schrijf en blijf schrijven alsof Covid 19 niet zou bestaan, maar Ik heb het gevoel dat mijn woorden in deze tijden oneerlijk en zeker onwezenlijk overkomen.
De feiten zijn, dat zolang we niet gevaccineerd zijn we de pandemie blijven ondergaan. Het vaccin is voor het ogenblik onze enige redding om terug te komen in het leven van voorheen. Of is dit slechts een illusie en zullen we, wat ook, zelfs na de inenting, blijven rondlopen met de mogelijkheid van het opduiken, ooit, van een Covid X?
We lopen hier vandaag rond als klagers, beknot in onze vrijheden, geen cafés meer, geen restaurants, geen zangweiden meer, mijn God, wat rest er ons nog dat van het lichaam is?
We beseffen dus nog altijd niet, of willen het niet beseffen, dat de realiteit van vroeger niet meer is, dat er een andere realiteit op ons is afgekomen waartegen we ons maar matig kunnen verzetten omdat die realiteit maar al te mooi was, voor ons hier in het westen Aanvaarden dat het nu anders is, dat het een soort ‘Syrische’ realiteit geworden is, is ons, na een proefperiode van één jaar nog altijd niet duidelijk, we handelen er nog altijd niet naar, een minderheid misschien heeft dit begrepen. In elk geval de boodschap van Covid 19 is duidelijk, leren ermee te leven, zelfs na een mogelijke inenting .
Gelukkig, het feit is dat deze Covid nog niet is doorgedrongen tot mijn geest, zo lang deze niet besmet is, wijzig ik niets aan de natuur van mijn gedachten; Indien deze ooit besmet zou geraken - waarvoor geen vaccin bestaat - dan betekent dit voor ons , de Apocalyps, het einde van de wereld. Een besmetting dus die ik ten allen prijze wil vermijden. Zo, als ik schrijf bestaat voor mij Covid 19 helemaal niet, heeft hij zelfs nog nooit bestaan en zeker gisteren niet toen ik gebukt ging onder de weemoed.
28-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2021 |
La linaigrette des Alpes |
Patricia, mijn dochter, stuurde me haar ganse collectie foto’s van de bergflora die ze uitvoerig had gefotografeerd. Er waren er heel wat, als ik ze zag, een vreugde en tevens een bijna pijn. Ik kies er een uit die me gevoelig ligt, dan toch deze morgen, omdat ik duidelijk de plaats weet waar die foto genomen werd. En nu ik dit schrijf slaat het heimwee toe. Heimwee in mijn oude dagen is stil zijn, is ingetogen zijn, is onvermijdelijk terugblikken naar wat vroeger was en waarvan we toen dachten dat het eindeloos was. Maar dit was het niet, de dagen gingen en de jaren, de te vele jaren gingen en hoe verder af des te heviger het herinneren.
Kennen jullie ook dergelijke momenten, herinneringen die zich toespitsen op één wel bepaalde plaats die terug tot leven komt, intenser dan voorheen omdat die nu opgeladen wordt met tal van gevoelens, en je kent die plaats zo goed, ce champ de linaigrettes (des Alpes), dit veld van wolgras/van veenpluis (Van Dale).
Het situeert zich in het dorp Zinal op het einde van de Val d’Anniviers in de Valais/Wallis. Het dorpje zelf is niet veel, al kwam het de laatste tijd regelmatig in het nieuws. Het is alleen maar belangrijk omdat het zich bevindt op het einde van de Val d’Anniviers, aan de voet van de ‘Besso’ die het dorp domineert.
De foto hier, is van de plaats waar het veld zich bevindt en waar ik deze morgen ben in gedachten. De plaats van alle plaatsen uitverkoren, de droomplaats waar ik een tijd - de tijd van het schrijven en het nagenieten - blijven wil, op een bank gezeten, gegrepen, verloren, in de onmetelijkheid van de bergen om me heen. Ik, stil en roerloos met het veld linaigrettes aan mijn voeten, lichtend wit, bewegend in de wind. Een gezang van tederheid en verlangen, op te stijgen en weg te waaien als zaad over de vlakte. Ik ze niet tegen houden zal de pluisjes, ik ze zal laten als ze kleven blijven op mijn lippen of in mijn ogen, ik van hen zal zijn en zij niet van mij, ik die mezelf zal verloren hebben en er maar zijn als veranderd in een zoutpilaar.
Veel nochtans is die plaats niet, het spreken niet waard. Waar ik ‘zit’ gaat iedereen er aan voorbij. Ze ligt waar het dorp, Zinal, eindigt, juist voorbij de brug over de Navizence, in een brede vlakte tot waar generaties en generaties geleden, de gletsjer zich uitstrekte. Een licht moerassig gebied, enkele voorschoten groot, in een groene vlakte tussen de bergen. Een vlakte die het vertrekpunt is naar de twee berghutten op grote hoogte, de cabane de l’Arpittetaz en deze van Le Grand Mountet, maar ook de vlakte waar ik wandelde en jogde.
Me herinnerend hoe het was en hoe het voelde: de brug over, stroomopwaarts, een lange aanloop tot aan de brug op het einde van de vlakte, tot het rotsblok met de aanduiding ‘Arpittetaz, chemin difficile’ die wellicht velen afschrikte en daar een andere brug over, stroomafwaarts terug naar mijn beginpunt, hoeveel kilometers heen en terug, waren het er vier?
Hoe dikwijls ik die weg gelopen heb, gewandeld heb met rugzak of zonder, met bergschoenen of loopschoenen weet ik niet, maar ettelijke malen in alle mogelijke weersomstandigheden. Ik kende elk detail van de weg, elke bloem of plant. Stroomopwaarts is er rechts, aanleunend tegen de rotswand, een bosje van lage plantengroei, waar ik regelmatig heen ging. Ik zocht er naar iets heel zeldzaam, een minuscule orchidee, een pink groot, amper te onderscheiden in de lagen mos, maar er een struikje van vinden was een gelukkig moment in mijn dag. Trouwens dit kleine bosje is heel rijk aan een grote variëteit aan bloemen en planten en dichtbij de rotswand vind je zelfs struikjes génépi, die je ook vindt in de droog gekomen bedding van de stroom.
De plaats, ingesloten tussen de bergwanden stroomopwaarts en -afwaarts is een gewijde plaats voor mij, de wandeling of de looppartij, was mijn gebed op de wereld, vooral als dit de zondagmorgen gebeurde. Nu ik de mogelijkheid ervan vergeten moet kan ik, gelukkig, er nog over schrijven. En erover schrijvend voel ik de wind in mijn gelaat en hangen de pluisjes op mijn lippen. Ik laat de wind, ik laat de pluisjes, ik ben jong terug, heel, heel jong, ogenblikken lang.
Ik blijf nog even zitten in de zon, straks ga ik lopen tot aan de rots met de verwittiging: Arpittetaz, chemin difficile. Het deert me niet, ik ken die weg met de kettingen in de rotswand.
Wat daarna, mijn droom eindigend, gebeuren zal weet ik niet.
27-02-2021, 05:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2021 |
Anoniem. |
Ik bazel maar verder. Ik doe wat ik ‘meen’ te doen te hebben; loop in gedachten rond met wat ik geschreven heb en de dag, de duur die van de dag wat we tijd noemen, is voorbij. Je blijft over met het cijfer van het aantal lezers die je bezocht hebben, weinig bemoedigend, geen aansporing om door te gaan. Je wordt aldus tegen de feiten aan geduwd, het is wel degelijk gebazel dat je brengt, jaren al; een leven lang al schrijf je als man tronend in de wolken, ontoegankelijk, onbereikbaar, totaal buiten de tijd, zeker nu alles bedwelmd wordt door corona en je er geen acht op slaat, je maar verder gaat alsof er geen dreiging in de lucht zou hangen en als die dreiging de :maatstaf is heb je niets meer te vertellen, is het beter dat je onderduikt en niet met je hoofd in het zand verdere gaat.
De bitterheid die soms van de morgen is en die je mee gaat dragen naar de avond toe, tot in de nacht, niet wetende, of je nog op zult staan op de een of andere wijze, of geborgen blijven zult alsof je ophield te bestaan, alsof je er nimmer ware geweest, een naam die geschrapt werd in alle registers tot in de oudste toe.
Wat niet het lot is van allen, er zijn tal van uitzonderingen, namen dood gezwegen die terug opduiken na generaties, behorend tot generaties amper gekend door deze van nu, deze die het voor het zeggen hebben.
Waren de kinderen er niet, je had voor niets geleefd, je schamelheid ware torenhoog geweest, je pogingen totaal nutteloos. Het is nog vroeg, je hoeft in dergelijke omstandigheden niet verder te schrijven, beter ware voor jou terug onder de lakens te kruipen en te zwijgen. Je dood te zwijgen, alle kamers dicht, ook deze van je geest die je te zeer hebt in de kijker gesteld, alsof jij de enige waart met geest, het meest ondefinieerbare dat er is en dat jij alleen meent te kunnen omschrijven.
Larie, man, stop ermee de dingen te verkrachten met de geest die een vondst is van jou, een niet te ontwaren aanwezigheid, een die enkel bestaat in die woorden van jou, armtierige woorden van jou, zinnen met woorden in spinnenwebben tussen de oude balken van een oud vergeten nonnenklooster, ergens in een plaats die niet meer bestaat of nooit heeft bestaan.
En toch de plaats waar je het best heen kunt gaan om er te verblijven, anoniem, om er te vergaan tot wat stof en wat verbleekte beenderen. Het lot dat dan ons, zonder geest, allen wacht, eens de tijd, die niet is, erover
Vraag dus niet wie het is die dit geschrift hier heeft achtergelaten, je zult zijn naam niet achterhalen, want hij is van een niemand.
26-02-2021, 04:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |