Elke dag is niet even vruchtbaar aan woorden. Het gebeurt zelfs dat ze aarzelen, lang aarzelen, om te komen. Nochtans ze zijn er in potentie, het is maar dat ik de juiste opening vinden moet. Zo dacht ik vanmorgen aan wat ik gisterenavond plande om er vandaag mijn blog mee te beginnen: dat ik zeker begrip wil opbrengen voor de laat-avond programma’s van Klara, de naam ervan heeft geen belang, maar de inhoud ervan is soms ‘te’ nieuw voor mij. Dit programma volgt op de voet, andere kunstuitingen die ook te nieuw uitvallen, maar, en dit wou ik benadrukken, ik sta hier niet meer, zoals voorheen, als een rechter die een oordeel velt, ik ben hier voortaan - dit is mijn houding geworden - om te aanhoren en vast te stellen hoe alles in evolutie is; hoe klanken, totaal vernieuwend, in elkaar geschoven worden en met elkaar vermengd die voor mij te vreemd gaan, soms te on-passend zijn om de nacht in te gaan. Ik luister maar ze dringen (nog) niet door tot mijn gevoelens. Ik stel me trouwens de vraag hoe diep deze muziek wel doordringt tot de samenstellers ervan, die ik nochtans alle succes toe wens wat die gevoelens betreft. Maar het is wat het is, er moet interesse voor zijn of, elke kunstenaar, elke composer mag/moet aan bod komen.
En ik, nu, ik wacht op het beluisteren vanavond - 15 maart - van ‘the unanswered question’ van Charles Ives.
Ondertussen was er vanmorgen, onder het bezig zijn - ja, met wat as ik bezig? - van de jonge man, Franz Schubert, zijn bijna- goddelijke Sonate in A voor piano, D 959.
Ik herinner me, lang, te lang geleden, een avond in Gent, ik was er met een vriend Guy Ongena, een groot man in alles. Hij had me uitgenodigd - waarom ik? - op een recital van een Russische pianist, de naam ontgaat me zoals zovele zaken me beginnen te ontgaan, hij speelde de D 959 en op een gegeven ogenblik bij een bepaalde passage, sprongen me de tranen in de ogen. Guy moet het gemerkt hebben. Achteraf zijn we een glas gaan drinken en hebben we geschaakt, in de ‘Hotsy Totsy’, een pub in het centrum, uitgebaat door de broer van Hugo Claus. Een wondere avond. Een avond van de geest en van de vriendschap. De volgende dag of een paar dagen erna, stond hij aan de deur met een LP, de Sonate 959, met op het couvert de woorden ‘to the man with the esoteric thoughts’.
De laatste maal dat ik hem zag, hij was met zijn echtgenote, en het was aan de Leie in Sint-Martens-Latem, hij verschrompeld, letterlijk ineengedrongen, onherkenbaar bijna. Pijn om hem aan te zien en of hij me nog herkende weet ik niet. Als hij nog in leven is weet ik evenmin ‘hoe’ hij nog in leven is, maar ik herinner me hem als een filosoof, een kenner van de kunsten en een bezitter van vele kunstwerken waaronder een ‘Zwarte Maagd’-beeldje
Ik schrijf hier over hem omdat ik iets schrijven wou over Schuberts 959. Ik roep hem terug, we zitten over elkaar, het schaakbord op de tafel tussen ons, hij zijn loper vooruitschuivend klaar om aan te vallen, samen drinken we een ‘Four Roses’. De avond is lang tot diep in de nacht.
Mijn God, herinneringen? Van herinneringen spaar ons Heer. En op je leeftijd, vanwaar die tranen, is het Schubert, is het de ‘Four Roses’?
|