‘Soms is één noot voldoende om wakker te worden’, hoor je in de morgen[1] en, soms is een korte zin voldoende om te weten hoe het verder moet, een zin ingegeven bij het opstaan of, bij het slapen gaan en dit was gisteren het geval, een zin, een idee in wording, heel vaag nog, waar je je aan vastklampen zult in de nacht, amper een strohalm als je er in de morgen over schrijven gaat.
Zelden gebeurt het dat een blog van jou over de ganse lengte eenzelfde toon, eenzelfde geladenheid draagt. Er zitten tussenschotten in die fungeren als aanloopperiodes naar een volgende idee. Zo iets als de golven die aanspoelen op het strand van ons, golven die zich breed uitzetten en dan terugvloeien om een aanloop te nemen voor een volgende golf. Ik dacht eraan, nog altijd met Schuberts sonate 959 in mijn hoofd. Ik dacht er niet aan toen ik nog luisterde, pas achteraf toen de klanken uitvloeiden in mij; toen de geschiedenis er omheen zich sluiten ging en er iets groeide dat plots, voor het slapen gaan, zijn begin kende. Wat geldt voor mijn blogs geldt ook voor de sonate, geldt ook voor elk muziekstuk, voor elk kunstwerk, er zit een golfbeweging in, een aanloop, een uitvloeien in een brede melodieuze frasering en een opstelling voor een nieuwe frasering die aansluit op de vorige - hetzelfde met de eerste symfonie van Beethoven die ik thans beluister - en die aanloop, dat tussenschot, is er om beter te onderlijnen wat er verteld wordt.
Druk ik me duidelijk genoeg uit, wellicht niet, het is moeilijk voor mij om met woorden precies te zeggen wat ik zeggen wil, maar het uitvloeien en het keren van de golven op het strand moet er een goed beeld van geven.
Dit, mijn vriend lezer, is trouwens de struggle die ik elke dag te voeren heb om weer te geven wat ik voel in mij. Ik heb hier een vriend, een schilder, hij evolueerde de laatste tijd tot doeken die neigen naar een teerheid van kleuren en een soberheid van opvulling, zo dat zijn doeken fluisterwerken geworden zijn. Als hij verder gaat in de richting naar waar hij vertrokken is, dan komt hij uit in een bijna leeg blanco doek.
Het is wat ik ook zou willen bereiken, woorden achterlaten die niets meer te zeggen hebben - alles werd al gezegd - maar die er zijn als woord, niet als verwijzing naar iets dat er zijn zou. Een onmogelijke gedachte te vergelijken met het potentiële doek van mijn vriend de schilder.
Elke blog die ik schrijf is een pogen ergens terecht te komen in een landschap waar weinigen ooit zijn geweest. Ik krijg dergelijke landschappen regelmatig toegemeten als beeld bij het openen van mijn laptop. Ik zoek ze niet op, ik tracht die van mij zelf te vinden op plaatsen diep in mij, plaatsen waar ik nog niet was en waar ik wellicht nooit komen zal, maar toch blijf ik er naar uitkijken. Ook vandaag, meer dan gisteren was dit het geval. Dit is tot waar mijn schrijven me heeft gebracht.
Weet echter dat ik me er goed bij voel: ‘not every man has gentians in his house’, wist D.H. Lawrence. Ik voeg er aan toe: ‘not even, growing in his garden.’
[1] Klara: de eerste noot van het Adagio-Allegretto uit de eerste Symfonie van Ludwig van Beethoven.
|