xml:namespace prefix = "o" ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De lucht is koel als water als hij buiten komt in het licht van een bijtende scherpte op de binnenkoer. Hij heeft het gevoel de eeuwigheid te raken, weg te glijden in de grote rust van het zijn, alsof hij opstond in een andere dimensie, in een nieuw beginnen.
Naast het ovenhuisje is er de oude half verdorde linde die hij altijd had willen tekenen. De oude wijze linde met de boom-wereld er binnenin als er omheen. En wat of wie is wijzer dan deze boom met zijn meest grillige, uitgeleefde vorm, een wijsheid ontstaan uit de wijsheid van vele bomen, van vele planeten en melkwegstelsels.
Die morgen brengt hij vader weg met de wagen naar de kliniek in G. waar hij een onderzoek moet ondergaan. Hij ziet hoe sukkelachtig hij geworden is, hoe klein ook, nu hij ineengeschrompeld naast hem zit. Mijn voet, zegt hij, is opgezwollen en laat me geen ogenblik zonder pijn, heb in geen vier nachten geslapen.
Hij is naast hem, hij ziet zijn donker gelaat, zijn blik naar binnen gekeerd, terwijl voor hen uit, de velden trillen van het licht en het leven.
Hij wacht met vader op de komst van de verpleegster. Hij zit er ineengedoken, klein, angstig, zijn wandelstok met zilveren handvat tussen de benen, een stukje leven nog. Zijn stap is onzeker als hij aan de arm van de verpleegster verdwijnt in de witte lange gang.
In de namiddag haalt hij vader terug uit de kliniek. Hij ziet er heel wat beter uit, ontspannen, de kommer is weg van zijn mond, de pijn weg uit zijn voet. Hoe het lichaam beheerst kan worden door de geest. Hij zit stil naast hem als hij terugrijdt naar huis, kijkend naar het landschap, hij houdt het hoofd rechtop nu. Aan wat kan hij wel denken, of denkt hij wel, is hij niet weg in een droom, in een beeld uit zijn jeugd, zoals hij zo dikwijls verdwijnt in de beelden van zijn jeugd ?
Hoe weinig hij zijn vader kent en toch ook hoe gelukkig hij zich nu voelt naast hem, hier in de wagen. Ze komen thuis, een merel vliegt op uit de tuin, moeder komt vader tegemoet. Ze kussen elkaar. Hij is ontroerd, hij dacht dat dit de eerste maal was dat hij hen zag kussen.
|