o:p>
Het zijn frescos die hij nu wil aanbrengen op de muren van de woning die hij betrekt.
Een woning die dringend toe is aan restauratie, vooral het dak waarvan de pannen losgekomen zijn en bij hevige regenval hij boven alles uit het geluid hoort van de druppels water in de emmers en kommen die hij op zolder heeft moeten plaatsen om erger te voorkomen. Maar de wit geverfde muren zijn intact gebleven, vooral dan in de ruime woonkamer met de open haard die als een donkere holte is als het vuur is gedoofd en met de zware eiken tafel, beladen met boeken en geschriften en de soliede Luikse bollenkast, twee meubelstukken die te zwaar waren om nog verplaatst te worden en die de vorige eigenaars hem hadden overgelaten.xml:namespace prefix = "o" />
En het is in deze schemerruimte, dat hij in gedachten frescos afzet op de muren, losse beelden die zo maar opduiken als hij even gaat neerliggen op de sofa voor de haard, zijn voeten gedoken onder het schaapsvel.
*
Een lange tocht met zijn ouders door de Ardennen. Hij gaat met hen binnen in het restaurant. Moeder grijs en zwaar gebouwd, vader moeilijk te been en hij hun oudste zoon, grijs ook, doch nog niet zoals zij bewust van zijn ouderdom, alhoewel.
Vader, moeder en zoon, twee geslachten en reeds komende geslachten onder hen. Het leven loopt op zijn einde voor hen, binnen afzienbare tijd zal hij in de eerste linie staan. Hopelijk krijgt hij nog wat respijt, maar zijn tijd komt.
Hem werd gegeven bewogen te worden door een versregel, wat meer had hij kunnen verwachten. Hij werd verliefd en kende de begeestering en de pijn ervan en zijn hoop in de eeuwigheid van de geest is nog steeds oneindig en hij meent de zekerheid te hebben dat zijn ouders en hijzelf, dat de kelner en de kok, dat de mensen in dit sfeervol restaurant, dat we allen een opdracht te vervullen hebben, dat we ingeschakeld zijn in het een-zijn van leven en sterven en herboren worden.
En dit nu-ogenblik, denkend aan wat was: de dag gefilterd over de tafel, de vreugde van het bestaan en het niet weten waarom, doch aanvaardend dat is wat is. Herinneringen in mezzotinten door elkaar, te veel om er een uit te nemen, maar te denken deel te hebben aan het groot gebeuren, op weg te zijn als mens naar wat we denken de wordende mens te zijn.
En bidt hij, heb ik iemand pijn gedaan, heb ik iemand te kort gedaan, en dat zal wel, dat het me vergeven worde, want vandaag is mijn spijt erom heel duidelijk in mij.
Maar een paar dagen later, telefoon, de huisdokter die zegt dat vader moet opgenomen worden in het ziekenhuis in Gent. Als hij weg rijdt om hem te gaan halen heeft hij het gevoel de eeuwigheid te raken, alsof hij terecht kwam in een andere dimensie van het leven.
|