Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    02-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat is er van de mens

     

    Hij droomde die nacht. Hij was onder de bomen bij het meer - was het niet het meer van Genève? - gekleed in een lange donkere mantel. Hij had zijn zakken vol met graankorrels die hij rondstrooide voor de duiven die om hem heen dwarrelden lijk vallende bladeren. Hij zag zich zelf staan onder de bomen, zag hoe traag de beweging was van zijn hand en hoe traag de korrels neervielen in de aarde als waren het woorden die hij met moeite nog spreken kon.

    Zijn vrije hand tegen de boom geleund en zijn vingers, zijn ganse hand drong binnen in de weke witte stam, en alles werd als van sneeuw: de witte zeilen van de witte boten op het water lijk melk, de witte bergen op de achtergrond die oprezen uit de witte waterlijn en dan de witte duiven die rondvlogen doorheen de man die hij was. Hij droomde dat hij ontwaakte in een witte kamer. De vrouw die hem liefhad was over hem gebogen.

    Wat is er van de mens die zich geen vragen stelt over wat het leven is, niet ontvankelijk is voor het wonder van het bestaan, hierover geen jota vertelt of op papier zet. Die onbewogen de dagen binnenwandelt met nog een oneindigheid aan dagen, zo denkt hij toch, in het vooruitzicht. En, wat is er van de mens van wie de dagen, van de morgen tot de avond tot diep in de nacht, meer woorden zijn dan daden

    De herfst was pas begonnen als het boek aan zijn bestaan begon, thans staat de lente voor de deur die zomer zal worden en herfst terug en de aarde zal terugkeren op haar punt van equinox waar ze nu amper voorbij is en hij zal nauwelijks beseffen dat de aarde een nieuwe, volledige baan heeft afgelegd. En de cellen van zijn lichaam zullen zich dag aan dag vernieuwen en dit ook zal hij niet kennen, hier ook heeft hij te ondergaan en af te wachten in welke mate de krachten van zijn lichaam zullen afnemen, hopende, hopende dat de krachten van de geest in eenzelfde mate toenemen zullen. Al weet hij dat de geest al de aarzeling kent van het woord dat hij gebruiken wil of van de zin die klaarheid brengen moet.

    Maar denkt hij, laat me toe te zeggen dat ik geleefd heb onder de mensen, naar de geest in mij en over mij, en dat het voorbije een voorbereiding is geweest, een tijd om te groeien, om te rijpen en te verzamelen, en nu hiervan de vruchten te plukken. Zo is er Max Wildiers, die schrijft dat het een vreugde is te vertoeven in het gezelschap van zovele boeken en van zovele gedachten die gesproken worden, geschreven en rondgedragen worden, hij zegt dit wel enigszins anders. En voor hem ook is het een grote vreugde aan dit festijn deel te nemen en te kunnen optekenen, in beeld en in sfeer, wat loskomt in hem om te trachten het levende leven te grijpen met beide handen, het te omknellen en neer te zetten op het blad, opdat anderen na hem, zo hoopt hij toch, zo verwacht hij toch, ook vreugde zouden beleven aan de oneindigheid, de onuitputtelijkheid van wat is van de natuur en van de wereld, dit alles een brug zijnde naar de geslachten na hem.

    Tot in der eeuwigheid denkt hij nog, opdat het altijd zo moge blijven en dan ook nog, crescendo, stijgend naar een steeds vollere dimensie.

     

    *

     

    02-03-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Einstein en de beeldhouwer

     

    ‘Ik houd van Einstein,’ had hij gezegd, ‘ik houd van zijn formule E=MC², maar, heeft iemand er ooit aan gedacht dat de factor C² staat voor het teken van God? Ik geloof het niet. Wel, Ugo, het is deze formule van Einstein die me vleugels geeft, ik duik er in onder, ik wentel me erin, ik vind er de spirituele geladenheid die ik nodig heb om te werken.’

    Hij had Daniël, na maanden afwezigheid, terug gezien op een voordracht van Professor Van Bellingen, over niemand minder dan Spinoza, zijn favoriete filosoof, en misschien had de voordracht bij Daniël gewerkt als een bevruchting, het leek er toch op als hij luisterde naar wat hij er over vertelde en al pratende waren ze de trap afgegaan naar het café op de benedenverdieping.

    ‘Ik heb getracht de formule van Einstein om te zetten in een beeldhouwwerk, en ik geloof dat ik erin geslaagd ben en, zoals die formule alle kosmische formules bevrucht, is het mijn 'E=MC²-beeld' dat al wat ik sindsdien heb gemaakt bevrucht heeft. Het staat centraal in mijn oeuvre als beeldhouwer. Ik ben afgestapt van de dingen die me omringen, mens en landschap, boom en bloem, dit zijn geen onderwerpen meer voor mij, ik verbeeld nog enkel de essentie erin, de levenssappen erin en de bevloeiing van die sappen gebeurt via de formule van Einstein.’

    ‘Maak ik me duidelijk, Ugo? Wellicht niet, je moet mijn werk zien, om te weten waar ik mee begonnen ben. Maar ik weet, als ik jou bezig hoor, dat je mijn werk begrijpen zult, dit is begrijpen zonder de nood te hebben het te begrijpen, zoals je ook niet de nood hebt het beeld van de formule van Einstein te begrijpen, zoals je ook de nood niet kent de totaliteit te begrijpen van wie of wat die God is waar de wereld van overloopt.’

    ‘Mijn werk’, zegde hij nog, ‘is lijk de idee van Spinoza, alles is in alles, God en Universum zijn een en hetzelfde, bij mij ook zijn idee en beeld de twee elementen van wat een en hetzelfde is. In tegenstelling met de kunst van heden is het een zuiver positieve, kosmische boodschap die ik uitdragen wil. 

    Hij zat er, luisterend naar zijn vriend, die sprak zoals hij nog nimmer over zijn werk gesproken had. Hij zegde dingen die hij, Ugo, over zijn schrijven had kunnen zeggen, maar dan niet met het beeld van Einstein op zijn voetstuk en het was nu wel duidelijk, de toespraak van professor Van Bellingen had de wortels van Daniël geraakt. Bij het applaus na de voordracht had hij hem enkel gezegd dat Spinoza een wonderbaar man was, een durver die het waagde in de gevaarlijke tijd waarin hij leefde, te zeggen wat hij zegde, en de God van allen te herleiden tot het levend Universum en omgekeerd. Maar, had hij gezegd zoals ik de formule van Einstein maar ‘flou’ begrijp zo heb ik Spinoza begrepen, niet in zijn totaliteit maar voldoende om te weten hoe ik werken moet om de oneindigheid van het zijn te benaderen.

    Wie had wie uitgenodigd: ze waren het café binnen gegaan en het was daar, gezeten voor een glas donkere Italiaanse wijn, geschonken in een groot bolvormig glas, dat hij voor het eerst iemand hoorde zeggen dat de naam van God getekend stond in de formule van Einstein. Ik schilder en teken nog zoals het gebeurde in de middeleeuwen, had hij gezegd maar in mijn bloed ben ik beeldhouwer en mijn onderwerp is de wondere, niet in te beelden, echte, stevige, inspirerende levensenergie die gelijk is aan de massa vermenigvuldigd met het kwadraat van de snelheid van het licht. Einstein moet een genie zijn om dit te ontdekken.

    Zo gebeurde het die avond dat ze waren blijven zitten, licht voorovergebogen tegenover elkaar aan tafel, dat ze een paar glazen wijn hadden gedronken, het glas goed in de hand, de wijn als fluweel en donker, smakend naar vijg en appel en rozemarijn, smakend naar al wat is van de wijnstok en de aarde en de zon erover.

    Een vreemde man, die Daniël, een hoogvlieger zoals hij soms, die ongeschoren - wat Ugo zich nog niet permitteerde - daar zat, zijn glas houdend alsof het een kelk was die hij offeren wou, maar met een stem, hees bijna van de kracht waarmee hij sprak, even verrassend en even rijk aan inhoud als de voordracht over Spinoza. Hij kon zich niet inbeelden dat iemand wagen zou de formule van Einstein om te zetten in een beeldhouwwerk, maar het klonk goed wat hij vertelde, er stak een symfonie in, een symfonie van Mahler, van Shostakovich.

     ‘Ugo’, zegde hij nog, ‘als ik werk voel ik me drijven op de zwaartekrachtgolven van Einstein’. En Ugo zag hoe hij, alsof hij beeldhouwde met woorden, de ruimte waar ze zaten overnam in het bewegen van zijn handen en hij wist dat er een groot kunstenaar zat voor hem, die hij zijn vriend noemen mocht.

    Het café was leeg gelopen, zij alleen bleven nog over. Ugo zag hoe de bazin aanstalten maakte om te sluiten. Daniël zag het niet, hij sprak over zijn tentoonstelling die zou doorgaan, later in oktober en zegde hij, ik zal wel niet het succes kennen van de andere kunstenaars uit de streek, die wat landschappen schilderen, of wat stillevens of ruikers bloemen; mijn werk zal niet geapprecieerd worden, precies omdat het te diep reikt, en ik het beeldhouwen anders zie dan wat de doorsnee mensen hier er over denken. Ik leef op vreemde grond waar niemand me volgt. Gelukkig ben jij er, en zijn er nog, Hubert en Rik bijvoorbeeld, die me begrijpen.

     

    Het was laat toen hij thuis kwam die avond. Wat nog restte van de volle maan van enkele nachten terug, stond pal boven het huis. Jupiter echter was naar andere oorden verschoven,  maar sterren waren er in overvloed. Hij zocht naar Orion, maar deze zat ergens in het westen, verscholen achter de bomen. Pas dan voelde hij hoe moe hij wel was.

     

    01-03-2016, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    29-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Patrick Ysebaert

     

    De meer dan originele cataloog van een tentoonstelling, gehouden in de refter van de vroegere Sint-Baafsabdij, met een gedicht in het Italiaans om de nacht in te gaan, de nacht in te schrijven en hem toe te dekken met woorden: 

    Anch’io ho passeggiato / in riva al mare, ammalato / di luna, tenendo per mano / la mia donna e baciandola / con quelle labbra /che ora più non ho.

     De naam van de poëet staat niet vermeld maar de schilderijen uit de tentoonstelling, de van creativiteit zinderende schilderijen over de doden, opgesteld in de Catacomben van Palermo, herinnert hij zich maar al te goed, deze waren ontstaan uit de geest van Patrick Ysebaert, een vriend en groot kunstenaar. En het gedicht over de maanzieke man die hand in hand met zijn vrouw langs de zee wandelt en haar kust met de lippen die hij thans niet meer heeft, wordt ook eens zijn deel. Vandaag denkt hij, heb ik nog altijd mijn lippen om de vrouw te kussen, vandaag is hij nog altijd de levende die spreken kan over de doden. Daarna zal zijn boek voor hem moeten spreken tot de levenden. Vertellen wie hij was en in wat hij geloofde, wat hij zocht en hoopte te vinden en hoe hij dacht de cirkel van leven en dood te kunnen doorbreken.

    Niemand echter zal ooit weten de tijd die het vergde - jaren waren het - de moed en de moeite die het hem zal gekost hebben om door te gaan tot het einde, dat stilaan in het zicht komt. Zoals hij niet weten zal de moeite die het Dante heeft gekost om zijn Divina Commedia te schrijven, in exil dan nog, noch de moed die Mahler heeft moeten opbrengen om zijn Kindertotenlieder te componeren, noch de wil en de doorzetting die Patrick heeft gekend om zijn veertig doeken te schilderen in de catacomben van Palermo. Maar het is zonder belang ook. Eens het resultaat er is, zijn moeite en zorg vergeten en wordt gedacht aan een nieuw beginnen verder de tijdloosheid van het creatief-zijn binnen. 

    Maar, denkt hij, schrijf nooit, dat de andere oever nog ver af is. Maak je klaar voor de overtocht en weet dat je niets van al wat je vergaarde, van al waaraan je gehecht bent en dat je nu zo koestert: je boeken, je tekeningen, de stenen en stukken wortels die je meebracht van je reizen, dat je niets van dat alles meenemen kunt, dat alles wordt achtergelaten, verspreid zal worden in andere handen, in andere kamers. En weet dat na jou, de wereld zal zijn wat hij is, maar leeg van jou, van je schrijven in het bos als in de kamer, van je dromen, van je wandelen omheen de vijver, maar vol van de woorden die je achterliet, zoals de schilderijen die Patrick achterliet vol zijn van zijn geest. En jij met hem en vele anderen leven zult in die onzichtbare wereld waar je niet over zwijgt.

    Aldus, onthecht je van al wat je bezit en schrijf, dit is het enige dat je bezitten kunt, totaal bezitten kunt, en waaruit je nu bestaat. Dit is van jou en van jou alleen, zelfs al hebben vele van die anderen bijgedragen om te zijn wat je bent. Maar de vormgeving, de wijze van denken ben jij en kan niemand je ontnemen. Daarna zal er de stilte zijn, de grote bevreemdende stilte en het zal de stilte zijn in klanken van licht, die je vergezellen zal op je overtocht.

    Maar schrijf nooit dat de andere oever nog ver af is en dat je nog een groot pak dagen hebt. Schrijf dus en laat niets je ontmoedigen, laat niets je in verwarring brengen. Je tijd is gekomen, herlees nogmaals wat Bernardus hierover zegt, je hebt het wel ergens opgetekend in een van je dagboeken, toen Bernardus je voorbeeld was en je hem opzocht in de kerk, niet in de kerk van Vézelay waar hij de kruistocht predikte - wat bezielde hem toen? - maar in de abdijkerk van Fontenay waar je hem ontmoette in de schemerstilte. En toen je er de kapiteelversiering zag op de eerste kolonnen, links bij het binnenkomen in de grote denkende ruimte met het lichtpunt in het oosten, heb je begrepen dat daar waar de versiering van de kapitelen ophoudt, met de tekening van de halve cirkel nog klaar gegrift om te worden uitgebeiteld, Bernardus is langs gekomen en gezegd moet hebben aan de beeldhouwer die het kapiteel een meer speelse vorm wou geven, stop ermee, geen versieringen die ons gebed zouden kunnen storen. De ruimte hier is van Hij die ‘Ik ben’ is, die de totaliteit is van het Zijn, van Hij die ons levend houdt en het is in Hem dat we ons verliezen moeten.

    Zo ook weet je nu voldoende dat je tijd, je ogenblik, gekomen is om te verhalen wat in jou aan het bloeien is. Hopende dat het waardevol is, hopende dat het verteld wordt zoals het hoort, hopende ook dat het haaks staat op wat vandaag wordt gebracht, zonder toegevingen te doen en hopende vooral, dat je de vreugde beleven zult van de laatste zin - die een begin van heimwee zijn zal om wat voltrokken is - van het boek, dat zich nu, gedragen door Iets of Iemand, aan het schrijven is.

    En het boek zoekt niet om een verhaal, zoekt niet om een roman te zijn. Wie dit wil moet maar ‘Honderd Jaar Eenzaamheid’ gaan lezen of de ‘Da Vinci Code’ of ‘Oorlog en Terpentijn’ of een van de ontelbare romans die op de markt komen, zodat meer dan ooit de indruk leeft, de veelbelovende indruk dat de ganse wereld aan het schrijven is en dat, zoals Dr. Knock wist dat op een bepaald uur van de nacht honderden dorpelingen hun temperatuur namen, hij ook weet dat honderden, duizenden op het ogenblik dat hij aan het schrijven is, ook aan het schrijven zijn.

    Hopende dan ook dat de actieve geest, de geest in beweging, het haalt van de passieve, opdat er altijd een overschot zou zijn, een bonus voor de geest. En er is een bonus als hij in de boekenwinkel de massa boeken ziet waarmede de wereld bezaaid wordt. Onmogelijk alle te lezen, onmogelijk te doorbladeren zelfs. Boeken en boeken en boeken. Boeken over God, over het geloof in God, over de hoop in God, over ‘the mind of God’. Boeken over liefde, over wanhoop, over honger, over oorlog, over moorden. Boeken en nog boeken, wetenschappelijke, filosofische, poëzie, boeken over esoterie, over ‘the first three minutes’, boeken over wiskunde, over geschiedenis en over wat nog allemaal. Hopen boeken, stapels boeken, rekken boeken en wie zal ooit bemerken dat zijn naam ontbreekt in het rek of wie zal zijn hand uitsteken om zijn boek, indien het ooit zover zou komen, even te doorbladeren?

    Hoe gek het dan wel is te blijven schrijven, lijn na lijn, paragraaf na paragraaf en te denken dat het een goed boek is als alle boeken die de winkel binnenkomen dit verwachten dragen. Welke uitzondering denkt hij wel te zijn opdat zijn roep gehoord zou worden?

     

    29-02-2016, 06:34 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Priesters van Memphis en Thebe

     

    En alles in deze dagen vloeit naar eenzelfde begrip toe. Op de markt in de schaduw van de Sint-Jacobskerk, waar hij vorige zaterdag rondliep, had hij een boek gekocht dat nog amper samenhield, en er thuis in bladerend leest hij, dat de priesters van Memphis en Thebe ‘enseignaient qu’il y avait un Dieu unique et suprême, qui avait conçu le monde par son intelligence, avant de le faire par sa puissance et par sa volonté’. Of, dat deze priesters ons leerden dat er een grote en enige God was die de wereld geschapen had met zijn geest alvorens het te scheppen met zijn kracht en zijn wil.

    Dergelijke zinnen, weliswaar uit hun context gehaald, maar zich situerend in het domein van het Onnoembaar-Onzichtbare, houden het mysterie van de schepping levend in hem en hij is er gelukkig mee. Hij heeft een getuige gevonden van Fabre d’Olivet, ook hij leest de schepping als vooreerst een nadenken over wat en hoe het gebeuren moet en pas de uitvoering ervan op de ‘zevende dag’.

    De mens van vandaag meent dit mysterie opgelost te hebben door het uitdokteren van wetenschappelijke formules waaronder de Big Bang-theorie. En eigenlijk ligt deze theorie hem heel goed, niet alleen omwille van het feit dat de paus ermee gediend was, zoals hij las bij Hawking, maar omdat de priesters van Memphis en Thebe, en zoals het vertaald staat door Fabre d’Olivet, aanvaarden dat er een ‘Denken’ moet geweest zijn vóór de Big Bang.  

    Dan is daar ook de schitterende wijze waarop de schepping vertolkt wordt in het epistel van de mis van de Onbevlekte Ontvangenis – van 8 december - tenminste zo dit epistel is bewaard gebleven. In elk geval, zijn missaal, die bij hem het beeld oproept van de zondagmorgens uit zijn verre jeugd, liegt er niet om want hij leest er:

    Dominus possedit me in initio viarum suarum antequam quidquam faceret a principio ..., of de Heer bezat me in het begin van zijn wegen nog voor welk werk ook, vanaf het begin, vanaf de eeuwigheid ben ik gevormd geweest ... vóór dat de aarde ontstond ...

    Een tekst die de kerkvaders zijn gaan halen uit het boek ‘Spreuken’, hoofdstuk 8, verzen 22 tot 35 die handelen over de ‘Wijsheid’. Hij gaat te rade bij Fulcanelli die schrijft dat  met de ‘wijsheid’ hier de Moedermaagd wordt bedoeld qui n’est autre chose que la personnification de la substance primitive dont se servit, pour réaliser ses desseins, le Principe créateur de tout ce qui est. Die niets anders is dan de verpersoonlijking van de primitieve substantie waarvan het scheppend Principe van al wat is, gebruik maakte om zijn doel te verwezenlijken. Wat enkel betekenen kan dat het, het oerbeginsel is – ‘la substance primitive’ van Fulcanelli, de ‘purée initiale’ van Hubert Reeves - die bezeten werd, bevrucht werd door ‘le Principe créateur’. Wat op heel weinig na, aanleunt bij wat de priesters van Memphis en Thebe wisten te verklaren.

    Dit is dan het poëtische beeld van de Big Bang dat de Bijbel ons voorhoudt, diepzinniger dan welke wetenschappelijke formulering ook. Maar als het Dominus possedit me in de King James’ versie zo prachtig vertaald wordt door: ‘The Lord possessed me’, waarom Willibrordus, waarom Osty, dit vers verkrachten door het te vertalen door: ‘Jahwe schiep mij’, ‘Le seigneur m’a créée’?

     

    Zo diezelfde dag, dankzij de priesters van Memphis en Thebe, een wondere lichtheid in hem, goed te zitten tussen het diep-poëtische van ‘Dominus possedit me’ en zijn herinnering aan het onovertroffen beeldje van de zwarte Moedermaagd in de Romaanse kerk van Orcival. En het is Anja, met wie hij jaren geleden op de gletsjer was die plots in zijn gedachten komt en die hij schrijvend bevruchten wil met de roep van zijn verlangen.

    En als hij buiten komt, als het eekhoorntje wegspringt uit het gras en de ceder inklimt, als hij naar de brievenbus gaat, hopende op een brief, komende van om het even wie uit het gewelf van de dagen over hem, O Brodsky: 

      The dreams you dream are not of girls half nude /  but of your name on an arriving letter. 

    Uren later echter, is de lichtheid van de voormiddag opgelost en is er een spanning die hem overvalt omdat hij, toen het nog zo veilig ver af lag, toegezegd had de allereerste cd met kamermuziek van de al lang overleden Robert Herberigs voor te stellen aan de pers, en dit gebeuren nu ineens zo rakelings dicht is gekomen.

    Laat in de namiddag rijdt hij weg naar het dorpje in West-Vlaanderen waar hij verwacht wordt. De te volgen baan is goed uitgestippeld op de uitnodiging, maar het gebeurt dat hij, eens de hoofdweg verlaten, omgeleid wordt en zich, na enkele straten en kruispunten, niet meer terugvinden kan op het plan. Hij stopt om de weg te vragen en hoort opgelucht dat hij vlakbij zijn doel is. Het huis waar hij verwacht wordt staat op het einde van een doodlopende weg, middenin de velden. 

     

    28-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proust en Eco

     

    Tekst geschreven de dag na het overlijden van Umberto Eco. 

    En iets anders nog, zelfs indien dit hier niet passen zou, past het voor hem: hij hoopt dat Umberto Eco – en is het niet zo, hij ziet het in zijn gedachten – opgebaard staat, niet zoals Zhivago, omgeven door een wolk witte bloemen, maar wel omgeven door de stapels boeken die hij schreef en andere die hij bezat en liefkoosde. Hij denkt dan aan wat Marcel Proust zo mooi wist te vertellen over Bergotte, de schrijver, die in het Louvre overleed bij het bewonderen van ‘le petit pan jaune’ van het schilderij ‘zicht op Delft’ van Vermeer: 

    ‘On l’enterra, mais toute la nuit funèbre, aux vitrines éclairées, ses livres, disposés trois par trois, veillaient comme des anges aux ailes éployées et semblaient, pour celui qui n’était plus, le symbole de sa résurrection’. 

    En deze morgen heel vroeg, Jupiter in samenstand met de volle maan, heeft hij zich voor het eerst afgevraagd waarom Proust aan zijn ‘la Recherche’ het woordje ‘perdu’ heeft toegevoegd aan de tijd dat hij meer dan leefde, aan de tijd dat hij schrijvende was. Hij zelf zou zijn boek niet willen zien als zijnde op zoek naar iets dat verloren was gegaan, of als op zoek naar de ‘time largely wasted’, zoals T.S.Eliot het zegt. Het was wel zo dat hij heel wat tijd had verspild in zijn leven, maar alles samen genomen was het precies ‘du temps perdu’ die hem gebracht heeft tot waar hij nu aan begonnen is en dat hem ‘largely’ overstijgt.

    Hij wil die tijd die voorbij is en die nog is, niet zien als verloren maar als de adem, als de adem van zijn dagen en dit wordt de titel van zijn boek: ‘De Adem van de dagen’. De dagen die hij schrijvend beleefde in tegenstelling tot alle andere toen hij, wel bewust was van het leven in hem maar dat hij niet schreef met een vooropgesteld doel. Zijn leven was toen niet het schrijven zelf, terwijl hij nu, en hij voelt dit goed, ademt al schrijvend.

    Is dit dan een bijzondere dag?

    Ja, het is, het is geïnspireerd in de eerste plaats op het beeld van de volle maan met Jupiter dichtbij erboven én, gevoed door de dood van Eco, door de vrijgekomen elektronen uit de geest van Eco, alsof het een deel was van Eco’s geestelijk testament dat zich nu aan het vastzetten is in hem. Het is een idee die pas al schrijvend is ontstaan maar hij weet nu duidelijk waar hij mee bezig is, en dit dankzij Proust en Eco, in betere handen kan hij niet zijn.

    Dit is een tekst die hij opdraagt aan hen beiden en waarvan hij de woorden zal vasthaken in zijn boek, omdat het veel betekenend is voor de persoon die hij is en ook, en vooral omwille van het kosmische dat Eco zag in het schrijven, het kosmische dat van de persoon was die Umberto Eco heette. Zijn woorden zijn ook een eerbetoon aan Eco die weggegaan is, de stof die zijn lichaam was toevertrouwd heeft aan de vlammen, wie hij was blijft over in zijn boeken die onsterfelijk zullen zijn, Ovidius, Vergilius, Dante, Cervantes en zovele achterna.

     

    Het is, om correct te zijn, een goede vriend, Jacques van I. die me attent maakte op het bestaan van de enkele hoger geciteerde lijnen van Marcel Proust. Ze komen uit ‘La Recherche du Temps perdu’ deel ‘La Prisonnière’ (La Pléiade 1954, pagina 188). Het bewijst dat hij een groot kenner is van Proust en als ik hem dichters en schrijvers hoor citeren, een groot kenner van de Franse literatuur, zoals Raoul/Albert een groot kenner is van de Germaanse literatuur, vooral dan als ik hem Duitse en Engelse schrijvers hoor citeren uit de jaren dat hij die talen doceerde. Jacques was geen docent, hij was notaris, maar hij leidde een dubbel leven. Hij was poëet zonder het te zijn, hij was groot in klassieke muziek als in schilderkunst, als in concerten en musea als in kennis van de historie van de Egyptische farao’s. Er lopen er weinige rond van dit gehalte. Gelukkig voor hem kent Ugo er andere die beslagen zijn in de Griekse en de Romeinse cultuur en literatuur. Het zijn allen vrienden die hem in dergelijke zaken ver overtreffen en hij is gelukkig, soms over hun kennis te kunnen/mogen beschikken. Zoals hij gelukkig is met Johan, met wie hij, wandelend omheen de vijver, filosoferen kan over het leven, over de natuur en zovele andere zaken, zoals hij gelukkig is met Paul V. die meer dan beslagen is wat de geschiedenis van het westen betreft.

    Hij is en weet zich omringd door heel wat vrienden die alhoewel niet ingesteld op het schrijven van een boek, maar die zelf een boek zijn en tussen hij die schrijft en hij die weet is de marge heel klein.

     

     

    27-02-2016, 08:06 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over de Vijver (2)

     

    Zaken als Bijbel, als Kamal Salibi waren infiltraties in zijn gedachtenwereld, hij kon die zo maar niet voorbij, kon die niet ongeschreven laten en vele andere waren aan het dringen, maar de vijver en de natuur er omheen veegden alles weg. De laatste malen dat hij er was speurde hij telkens naar tekenen van de nieuwe lente en vond hij die in de aarzelende groei van de witte dovenetel die, de vorst lang uitblijvend, tot bloei gekomen was en, eens het een paar nachten gevroren had, nu was ineengezakt. Het waren maar kleine tekenen van het grote leven dat hij thans, van o zo dicht bij, volgen wou, of hoe wijs en nederig men wordt en met hoe weinig men tevreden is als de ouderdom afkomt op jou.

    Hij bleef geboeid en getekend door wat zich voordeed op de boorden van de vijver en hij met argus ogen gade sloeg en opvolgde. In zijn hele leven had hij nimmer zo dicht gestaan als nu bij de visuele heropleving van de natuur, het was als een voorbereiding op, en verzekering van het andere leven, dat voortdurend, seconde per seconde, nader kwam. Hij beloerde de natuur met een zeker ongeduld, maar hij wist, hij voelde, dat diep in de aarde de sappen zich aan het voorbereiden waren om bij het minste teken, op te stijgen en in alle mogelijke vormen leven te laten opborrelen. Sinds enkele dagen was er de gewone berenklauw die uit zijn knop gekropen was en elke dag wat hoger uitstak, en telkens hij er kwam nam hij er een foto van om te zien met welke voortgang de stengel uit de knop was gekropen. Hij begreep ineens het ingesteld zijn van de schrijver in Houellebecq die de groei van de takken en de beweging ervan in het oog hield in zijn bos waarvan hij elke beweging vastleggen wilde. En nu was het hem zelf overkomen dat hij zich vasthechtte aan elk teken van leven, en dat hij bijna geboeid, alsof het een groot gebeuren was, meeleefde met de groei van de (schermbloemige) gewone bereklauw.

    Hij dacht ditmaal zal me niets ontgaan, noch het zwellen van de botten, noch het wegwaaien van het stuifmeel uit de katjes van wilg en hazelnoot, noch het neerstrijken van de eenden op de vijver, of de reiger die wacht op de rand ervan. Hij zal er over schrijven, hij zal alle tekenen vermelden alsof het de laatste maal zou zijn dat hij het, tot in de minste details, waarnemen kan. Is het een voorgevoel dat hij heeft van wat nakend is?

    Hij kan nu niet anders dan zich afvragen of het om deze reden is dat de vijver werd binnengebracht in zijn leven, opdat hij getuigen zou over het kosmisch gebeuren dat is van de heropleving van grassen, struiken en planten, van weidebloemen hier door Johan gezaaid. En dit wist Umberto Eco, dat het schrijven er over, even kosmisch getint was, omdat het de waarneming was van iets dat ontstond uit het kosmische. En in Ugo was een gevoel van dank, niet alleen om de mogelijkheid die hem gegeven werd het waar te nemen en er over te getuigen maar vooral omdat hij hierover de verwondering kende. Hij, mens, komende van heel ver in de tijd toen hij nog een amoebe was, opgeklommen tot de mens die de verwondering kent. Jawel, mijn vriend, Ugo, jij ontstaan uit de eencellige amoebe, die je ooit maar waart, en na een lange weg van mutatie en mutatie en mutatie gekomen bent tot mens die woorden kent om te verhalen wat hij heeft vastgesteld met de voelhorens van de geest in hem en zeker ook buiten hem.

    Weten we dit nog wel, heeft het nog enige waarde dit te vermelden opdat we ons afvragen zouden, al was het maar een fractie tijd, hoe dit mogelijk was dat we die lange weg ‘ooit’ hebben kunnen afleggen; welke krachten, welk immens inzicht in deze krachten moet aanwezig geweest zijn, opdat de mens worden zou wat hij is, weliswaar in de mate dat de geest in hem, hem definitief heeft bevrijd van het dierlijke dat er nog overbleef, wat bij velen, vandaag, meer dan ooit duidelijk, nog niet het geval is.

    Het is denkt hij, uitsluitend de vijver die gemaakt heeft dat ik ‘dit’ vandaag hier schrijven zou. Ware deze niet binnengebracht in mijn leven, ik zou dit nimmer hebben hebben verkondigd zoals ik het verkondigd heb en wat meer is, dacht hij nog, ik heb er mij oneindig goed bij gevoeld.

    Zo Ugo, man, schrijf, schrijf je ziel uit je lijf – komt bekend voor, moet dit al eens gezegd hebben – je bent aangekomen waar je zijn moest om te zien en te beleven hoe het wonder dat de natuur is zich eens te meer voltrekken zal. Open wijd je ogen opdat je zien en begrijpen zou wat er te zien en te begrijpen valt: het groot bewegen dat, met de lente op komst, zich in je leven eens te meer gaat manifesteren.

    Hij dacht, ooit zal ik deze woorden voorlezen in de ‘kabuze’ aan Johan en Geert, aan Jan en Ignace. Ik zal hen zeggen wat de vijver in mijn oude dagen betekent, en vooral hoe dankbaar ik ben de vijver, ontvangen te hebben als een geschenk, als een vriend onder mijn vrienden.

     

    Hij schreef dit in zijn dagboek, de morgen van 25 februari van het jaar des heren 2016, vóór het licht opkwam, zijn gordijn opengeschoven op de schim van een paar sterren op het lichtend blauw laken van de hemel. Hij zou dit overnemen om te bewaren en uit te dragen. Hij wist nu hoe belangrijk zijn ontmoeting met de spiegelvijver was. Hij was er voor de zoveelste maal, deze keer in gedachten, omheen gewandeld, vijf honderd passen ver, de strook gras er omheen, zompig op plaatsen, drassig; de knoppen van de takken wachtend op de gunstige stand van maan, sterren en planeten om open te barsten met een kreet. En hij nederiger dan ooit.

     

    26-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Vijver (1)

                                                                                                         

    Er was ook, in zijn dagelijks leven, de vijver van Johan die een grote resonantie had op zijn geestelijk bestaan. Het was niet de vijver van zijn jeugd, het was deze van zijn oude dagen, een soort annexe toegevoegd aan de persoon die hij geweest was, en hij denkt aan een liedje van vroeger: ‘I got you under my skin’ want het was onder zijn huid, naast het grote bos van zijn jeugd, dat de vijver geschoven werd en soms dacht hij, als hij er heen reed – een tiental minuten met de wagen - zijn bos ontrouw te zijn, door meer naar de vijver te verlangen dan naar zijn droomplaats in het bos, hoewel dit een plaats waar hij naar toe kon wandelen om er als boom onder de bomen te zijn. Maar de vijver was een geliefde van een totaal andere soort, hij lag buiten het dorp en hij was openheid, hij was lucht en wolken, was regen en wind, was koralen van licht in het water. En de eerste maal dat hij er werd heen gebracht door Geert, zijn vriend die  vriend was van Johan, trad de vijver binnen in zijn leven, binnen in zijn geest, lijk een vrouw die hij bezitten kon, die hij lief hebben kon. Het impact van die eerste kennismaking was zo verrassend dat hij er een gedicht had over gemaakt, dat nu al ver in de tijd lag en hij zich zo maar niet herinnerde. Hij had het zelfs mooi uitgeprint en ingelijst en het stond nu nog steeds, schijnbaar onaangeroerd, daar waar hij het had neergezet op de tafel in de, wat Johan, poëet van de natuur als hij was, gedoopt had als de ‘Kabuze’, zijnde een verblijf met zonnepanelen op het dak en met een naam die spontaan bij Johan was opgekomen, zo zegde hij toch.

    De vijver was gelegen midden in de velden in een laagte tussen weiden en hoger gelegen akkers. Je bereikte hem langs een met hek afgesloten verharde weg tussen een bosje kreupelhout enerzijds en de gracht omheen de aanpalende weide anderzijds. Zijn ontmoeting met Johan moet hartelijk geweest zijn want na een paar bezoeken had hij een sleutel gekregen en van het hek en van de ‘kabuze’ zodat hij er vrij heen kon  als het hem paste. Hij reed dan langs licht heuvelende wegen met de horizontlijn van huizen en bomen ver voor zich uit laag boven de velden, er over was de massa van de luchten, soms gesloten, grijs tot grauw, soms met enkel een lichtende band juist boven de horizont, soms met het enorme schuiven van de wolken in een teer blauwe hemel, en soms in de late herfst met het vuurwerk van de dalende zon. Het waren luchten van de grote dagen in zijn leven. Telkenmale hij er heen reed noteerde hij in zijn dagboek, dat hem niet verliet, welke luchten hij ontmoet had en aldus stond het landschap in al zijn variaties geschreven zoals het er stond in hem geprent. Hij had aldus, dankzij de vijver een totaal nieuw landschap ontdekt, het vervreemde hem van het landschap van zijn jeugd met de molen aan de horizont omdat het, in plaats van ingesloten te zijn door de vele bossen, het nu een groot doek geworden was waar lucht en wolken een openheid brachten die hij altijd op zijn reizen had opgezocht.

    Hoe hij die vijver ontdekt had was van minder belang. Hij hoorde er voor het eerst Geert over spreken in de vorige lente: een ‘iemand’ die een moerassig stuk grond, een dichtgegroeide vijver had gekocht, deze had uitgebaggerd, de oevers had verstevigd en dat zo een schitterend watervlak was geworden waar hij kilo’s karpers en andere vissen had in gezet. Een klein wonder dus dat zich daar had afgespeeld. En op een dag in de lente werd hij er heen gebracht door Geert en werd het liefde op het eerste gezicht.  Het was voor Ugo een ‘product’ van de gang van het leven, van omstandigheden die leiden naar andere omstandigheden, die leiden naar ontmoetingen, die leiden naar gesprekken, naar een begin van vriendschap om, uiteindelijk, uit te monden waar je uitmonden moest, in een rijkdom voor het hart. Je hoeft hiervoor niets te doen, enkel te zijn en in te schuiven, de tijd – ce grand sculpteur van Yourcenaer - doet de rest.

    Hij kende er nu al een lente, een zomer en een herfst en vandaag was de herfst/winter er over en voelde hij de winter/lente op komst toen hij er een paar dagen geleden was. De vijver was een verlenging geworden van al wat hij was en nog zijn zou. Verre reizen plande hij niet meer, hij had zijn woning en zijn boeken, hij had zijn vele herinneringen en nu werd er plots, op een zo korte tijd, de vijver als een nieuw herinneren aan toegevoegd. En, was het ook niet een beetje de vijver, durfde hij schrijven, kosmisch geladen  die hem aan het schrijven van zijn boek heeft gezet, of, om het anders te formuleren, zou hij gedacht hebben aan een boek, ware de vijver er niet geweest?

     

    25-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kamal Salibi

     

    Hij weet dat hij met zijn Exodus-interpretatie op zijn hoede moet zijn. Hij herinnerde zich hoe in de Knesseth het Bijbelverhaal van Koning David en Betsabeh ter sprake was gekomen waarbij men David verweet oneerlijke (eigenlijk moorddadige) praktijken te hebben aangewend om Betsabeh, de vrouw van een van zijn legeraanvoerders, in zijn bed te krijgen en te houden. Maar de fundamentalisten in de Knesseth zagen het zo niet en vonden dit een heiligschendende verklaring. Hij is dus gewaarschuwd.

    Het onbegrijpelijke is dat deze bijbelfanaten nimmer schijnen gehoord te hebben dat God in de Kabbala omschreven wordt als de ‘En-Sof’, de Oneindige, naar wie alles convergeert, die één is met het Universum en uit wie alle vormen van leven zijn ontstaan en blijven ontstaan.

    Dan is er nog een tweede zaak die evenmin de fundamentalisten in Israël zal kalmeren, namelijk het geval Kamal Salibi, de geschiedkundige die een totaal nieuwe theorie ontwikkelde over het land waar de Bijbel zich zou hebben afgespeeld. Salibi bewijst dit aan de hand van de plaatsnamen uit het Oude Testament; een groot aantal van deze namen konden nimmer gelokaliseerd worden, zeker niet in Palestina. Salibi beweert deze namen terug te vinden in Saoedi Arabië. Een waardevol voorbeeld van bewijs is de begraafplaats van Sarah, de vrouw van Abraham. Sarah werd volgens de Bijbel begraven in Kirjat-Arba - de vertaling van ‘vier dorpen’ - in de grotten van Makphela, waar ook Abraham zal begraven worden en na hem Isaac en Jacob.

    Salibi maakt zich sterk dat deze namen te vinden zijn in de streek van Qunfuddah, ten zuiden van Medina: vier dorpen hebben er een naam die begint met Kirjat en in de buurt ligt Maqfalah.

    Is Salibi, hoofd van het Departement Geschiedenis en Archeologie van de Amerikaanse Universiteit van Beiroet, - overleden in 2011 - een fantast en hoeven we ons helemaal niet te storen aan zijn werk, of heeft hij het bij het rechte eind als hij onder meer de zwerftocht van Mozes uitstippelt, telkens de bijbelnaam plaatsend naast de gelijkluidende, en nog steeds bestaande naam in Saoedi Arabië en het vroegere Noord-Yemen.

    Hij, Ugo, heeft het geluk gekend, samen met enkele vrienden en onbekenden die vrienden werden, een grote reis te maken doorheen Noord-Yemen, slapend onder de tent en rijdend in een landrover van dorp tot dorp tot stad. Een groot gevoel domineerde als hij de kinderen zag, de mensen, de gesluierde vrouwen; als hij de boeren bezig zag die hun in terrasvorm aangelegde velden omploegden; de jonge meisjes met hun kudde geiten en dit allemaal in een onwezenlijk landschap dat hem ‘déjà-vu’ toescheen. En het gebeurde tijdens die reis dat rond het jaareinde zijn zoveelste verjaardag ‘gevierd’ werd ergens onder de palmbomen aan de Rode Zee, en dat hij er twee boeken ten geschenke kreeg, een van Joseph Conrad en een ander waarvan de titel onmiddellijk raak was: ‘La Bible est née en Arabie’ van Kamal Salibi.

    Het was de avond dat hij de nacht doorbracht op een brits gelegen, onder de blote sterrenhemel, luisterend naar het geruis van de wind in de palmbomen en het schuiven van de golven op het strand en hij volgen kon, nu en dan de ogen openend, hoe het sterrenbeeld van Orion, en de planeten Jupiter en Mars naar de zee toeschoven om naar het eerste gloren toe, onder te dompelen in de Rode Zee. Een onvergetelijk beeld voor een bijna slapeloze nacht. En het was pas tijdens de terugvlucht van Sa’ana naar Parijs, dat hij het boek lezen zou, terwijl onder hem, het land wegschoof waar, volgens Salibi, het Oude Testament zich zou hebben afgespeeld. 

     

    24-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bemerking bij Blog van 22 februari

     

     

    Indien het opgegeven adres, https://www.youtube.com/embed/44szMNG2fZc. niet antwoordt en je kennis wil nemen van de inhoud ervan, stuur me een mail en ik stuur je de mail door die ik ontving en wel degelijk kan geopend worden.

     

    23-02-2016, 07:06 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Bijbel anders bekeken

     

    Terwijl de zon, in de greep van haar sterrenstelsel, de aarde mee zoog, terwijl de aarde zich keerde en wentelde in haar opeenvolgende banen omheen de zon, de punten van equinox en solstitium voorbijschuivend; heeft hij, geest in de ruimte van geest, omringd door zijn boeken, broeders in dezelfde geest, gedacht de inhoud van de Bijbel, kathedraal van onze beschaving, te mogen zien als waarheden/gebeurtenissen die de schrijvers ervan hebben gemeend te mogen optekenen als komende van de God binnen in hen. Hoewel door sommigen in hun kleingeestigheid, op zijn minst als meer dan overtollig behandeld, zijn deze teksten sacraal voor hem. Vele passages er uit ontroeren hem, omknellen hem lijk poëzie, leren hem hoe groot de mens kan zijn in zijn vernesteling in het Absolute – het Absolute dat Elohim werd genoemd en later Yahweh – maar, wat de filosoferende religieuze mens dacht van God te zijn, is ook denkt Ugo, het domein dat van de aarde is.

    Hij mag erin binnendringen, eerbare voorstellen doen om te interpreteren wat geschreven staat en het boek in de eerste plaats zien ook als een geschiedkundig verslag en het is in deze geest dat hij gewerkt heeft, dat hij dingen die hij geloofde van de aarde te zijn, heeft herdacht en gesitueerd. Als hij zich hier de poëtische passage herinnert uit het ‘Boek van Job’, gelicht uit de King James versie: 

    Who is this that darkeneth counsel by words without knowledge? Gird up now thy loins man; for I will demand of thee, and answer thou me.’

    Dan kan hij vrij antwoorden dat hij het nimmer aandurven zal het woord van Elohim-Jahweh, opwellend uit de mens van toen, te bedekken met woorden zonder inhoud, want hij heeft niet nodig ‘Job’ te lezen om te weten dat hij diep buigen moet, al was het maar voor de enorme orde en preciesheid waarmede de aardmassa zich door de ruimte wentelend beweegt.

    Als hij zich daarna met de wagen begeeft naar de vijver van zijn vriend Johan en omheen de waterspiegel wandelt, die hij ziet als de verlenging van Bijbel en van boeken en aldus de ruimte van zijn mindscape - bij wie las hij dit woord voor het eerst? – verlengt naar zijn landscape, schijnt het hem toe dat de aarde is losgekomen uit de greep van de winter, dat hij dit ruiken kan in de luchten boven hem, in de geuren van struiken en van bomen die ook, zo waagt hij het te denken, hun wortels voor een klein maar wezenlijk deel binnen in hem hebben.

    Zo, denkt hij, laat je werk je gebed zijn en je gebed je werk. Laat beide in jou en met jou vermengd zijn lijk lente in winter en laat de grote rust van deze vijver met de bomen erin weerspiegeld binnenglijden in jou. Je hebt geschreven wat je te zeggen had en je hebt herhaald het grote respect dat je voelt voor de drie Bijbels op je tafel, naast Cervantes en het stuk gesmolten steen of ijzer dat je opraapte in de woestijn en waarvan je dacht dat het een meteoriet was.

    Heeft hij nu met wat hij denkt dat de Bijbel in de eerste plaats een historisch document is, de waarheid bereikt tot op het bot? Welnee, en het is ook nimmer zijn bedoeling geweest tot op het bot te gaan. Hij herinnert zich de schildpadden-geschiedenis van Fred Hoyle en Co, over een oude dame die, een spreker onderbrekend, maar bleef beweren dat de aarde rustte op de rug van een reuze schildpad, die op haar beurt steunde op een andere, en zo verder schildpad onder schildpad tot in het oneindige.

    Het bereiken van de waarheid is ook iets dergelijks. Karl Popper zegt ergens dat er geen enkele uitleg is die geen nood heeft aan een verdere uitleg. Hij weet voldoende dat bij het cataclysme, gekend als de Tien Plagen van Egypte, dat hij zich tevergeefs tracht in te beelden, niemand gespaard is gebleven, noch de Egyptenaren, noch de Israëlieten, noch de andere volkeren, en dat de tocht of beter de vlucht door de ‘Rode Zee’ - maar het kan ook heel wat anders geweest zijn - zoals het geschreven staat, levens gekost heeft onder de Israëlieten. Hij bereikte dus slechts een deel van de waarheid, steunend op de zoveelste schildpad. Maar dit is het lot van al degenen die zoeken. De schittering van de waarheid zal hen niet zo vlug verblinden.

    Maar zijn belangstelling ging vooral uit naar de aard van de straf die toen door die God werd bedacht, en moet hij hier beklemtonen dat hij het concept van een God die dergelijke straffen zou bedenken niet dit is van de God die hij soms in zich en dan vooral hier onder de ruimte van de luchten over hem, bewegen voelt.

      

    23-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dyab Abou Jahjah en youtube

     

     Ik citeer Dyab Abou Jahjah uit zijn column in de Standaard van 19 februari 2016 met als titel ‘China is een beetje als vergrijzing’

    ‘Het is ironisch maar het spook dat vandaag over Europa waart, is niet dat van het communisme, maar dat van een wild Chinees staatskapitalisme dat door de globalisering niet te stoppen lijkt. De enige remedie was, is en blijft anders globaliseren. Dat is nodig, niet alleen om een aantal jobs in Europa te houden of om een sector hier en daar te beschermen, maar om de wereld van conflict, ziekte, honger en ecologische verloedering te redden.’ 

    Hij zal wel gelijk hebben, ingesteld als hij is Belg/Europeër met Arabische roots, op de westerse beschaving en daarenboven met een perfecte kennis van ons Nederlands, maar hij vergist zich of komt te kort als hij het heeft over de ecologische verloedering, hij had ook, hij die drager is van de cultuur van de Islam, kunnen spreken over de geestelijke verloedering die zich aanbiedt en gepaard gaat met de hordes vluchtelingen die voor het ogenblik het westen overstromen en op vele plaatsen zelfs verwelkomt worden.

    Ik zou hierover geen blog geschreven hebben had ik niet zo ‘onvoorzichtig’ geweest, in plaats van me in te stellen op het zondagsgebed, een mail te openen die mijn goede vriend Reynold me heeft toegestuurd en die ik, nu het zondag is niet wens verder te mailen naar vrienden en kennissen van mij. De zondag een dag van bezinning zijnde – of zou moeten zijn zoals het ons altijd geleerd werd – verkies ik de mail door te geven op een dag in de week, het mag dan zelfs een maandag zijn.

    Het Youtube filmpje – eigenlijk is het een film van de waanzin – breekt met alles wat ik als ‘geestelijke verloedering’ al gezien heb en schept me op met de vraag die hangen blijft, hoe de op onze beschaving ingestelde oosterlingen in het westen, de Dyab Abou Jahjahs hier op reageren.

    Ik noteer hier het www-adres voor zij die de proef op de som willen doen en een slecht uur beleven willen als ze daarna even gaan denken aan wat onze kinderen en vooral dan kleinkinderen en verder, te wachten staat en ik ook denk aan de Merkels en consoorten, de Verhofstadts van Europa die het voor het zeggen hebben, hoe zij er op reageren. Je riskeert heel wat gemoedsrust als je inlogt op:

    https://www.youtube.com/embed/44szMNG2fZc.

    Voor het overige, mijn vriend het ga je heel goed, maar wat mij betreft heb ik heel wat moeite om verder te schrijven en verder te denken over wat ik me zo plechtig heb voorgenomen te doen. Steun van jullie ware me welkom en kwam die ooit van Dyab Abou Jahjah, dubbel welkom. 

     

    22-02-2016, 06:26 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    21-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Kafka en Eco

     

    Het is meer dan wenselijk te gaan slapen met een idee waarmee je in de morgen je dag kunt beginnen. Maar dit lukt niet als de vermoeidheid toeslaat en je met een leeg hoofd onder de lakens kruipt. Je hebt wel een zin meegenomen uit Kafka’s ‘Kaiserliche Botschaft’, die een trouwe lezer je in de valavond stuurde, maar je weet nog niet hoe die boodschap in te kleden, want zo licht te begrijpen is ze niet: 

    ‘Der Dichter hat die Aufgabe, das isolierte Sterbliche in das unendliche Leben, das Zufällige in das Gesetzmässige hinüberzuführen.’ 

    De dichter heeft de opdracht: het geïsoleerd sterfelijke in het oneindige dat het leven is, over en samen te brengen met het toevallige in het wetmatige. 

    Of, zoals je het in de morgen graag interpreteren wou - en nu zeker, nu Umberto Eco, de auteur die je bewondert, ons verlaten heeft op de ouderdom van 84 jaar – het gewoon dagelijkse (wetmatig toevallige) te verhalen in functie van het eeuwige dat het leven is, of om Eco ter wille te zijn, het te verhalen als een kosmisch gebeuren. 

    Dit fungeert dan als het begin van een nieuwe dag, valt vandaag samen met het gezang van de merel in de ceder, samen met de regen en de wind over het land, samen met Umberto Eco’s overlijden. En dat je met die gegevens op de achtergrond, en er zijn er meer, dat je pogen zult om uit de woorden die je rijk bent, of arm, deze uit te kiezen die je nodig hebt om binnen te wandelen in het landschap, waar ook zich dit  moge ophouden, van het ongeschrevene, van het nog maagdelijke.  En, te beschikken over dit landschap is een soort verslaving van jou waar je vroeg of laat aan sterven zult als alles af zal zijn, gestapeld in hopen woorden die je leven waren.

    Je had nochtans je honger naar woorden kunnen stillen met het lezen van deze van Proust, van Auster, Hertmans, Cervantes, van zoveel zovele anderen die je gekend hebt en die zich, lijk de jaarringen in de stam van de ceder - die je lief is, omdat hij je inspireert in vele momenten, door zijn statigheid als boom, door zijn literaire binding met de ceders uit de Bijbel - lijk de jaarringen die zich bij jou geslingerd hebben omheen de kern die je in wezen bent, die er hun lagen hebben gelegd en in elkaar zijn vergroeid, zoals een prikkeldraad in de schors van de knotwilgen.

    Je ontkende je dus de gelegenheid, de laatste van je dagen te kunnen slijten in peis en vrede en hebt halsstarrig willen bewijzen dat het woord je leven was, zodat je aan te vele zaken, niet de nodige aandacht hebt gegeven, opgeslorpt door het woord als je waart.

    Zo mijn beste vriend, waar denk je dat je uitkomen zult eens de woorden neergezet die je, wellicht onnodig, talrijk wilt en soms, en dit is allesbehalve een winstpunt, zwaar van inhoud om te begrijpen waar je heen wilt gaan? Je bent dus gedoemd, als je zonder voorzorgen de nacht in gaat, elke morgen je de vraag te stellen wat je schrijven zult om de dag binnen te gaan. Het is aldus, en je herhaalt het keer op keer, hoe je leven op gang kwam en hoe het zich nu aan het sluiten is.

     

    Hij schreef dit neer gezeten onder de lamp, een deken languit over de rug geslagen, de kamer een donker holte om hem heen. Er was geen ander gebeuren dat hij vermelden kon of wou. Hij zat er, een metafysisch (gestoord), ingesteld iemand, die opstond in de morgen deed wat hoorde gedaan en dan begon te schrijven tot hij, zijn vingers verkrampt, de pen neerlegde, wat rondliep hier of daar, in de tuin onder de lege bomen, op de wegen door de lege velden of langs de wegels in het bos. En eens de avond gekomen, moe neerlag voor zijn tv scherm, te moe om een boek te lezen, wegdromend, gedurende uren niet bestaande, tot hij eens het scherm gesloten, hij weer wist hoe reëel het leven was dat hij gekozen had en hoe eenzaam het bed in de kilte van de nacht.

     

    21-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Deel van

     


    Maar hoe goed het is, te schrijven op zacht papier en met een zachte pen. Eens voltooid zal het boek, met zijn naam, de tijdloosheid binnengaan en levend zijn in deze tijdloosheid; zullen bewegend zijn de ideeën die er in opgenomen werden, bewegend de gevoelens die erin ruimte zoeken, bewegend de poëzie die hij betracht heeft en zal het boek zijn van een roerloosheid zoals 

               the stillness, as a Chinese jar still / moves perpetually in its stillness. 

    Maar hij ook heeft dit al lang begrepen, hij ook weet met T.S. Eliot dat de rust bewegen is. En het boek is meer naar binnen gegroeid dan naar buiten en hij heeft het zo gewild. Maar naar binnen of naar buiten het was steeds in de richting van het licht, de enige richting die gevolgd wordt door boom of plant, met omwegen mogelijks, maar altijd naar het licht toe. Als hij de canadabomen ziet, of de beuken of de eiken als omfloerst met een schijn van kleur in de zwellende botten, dan is hij verwonderd vast te stellen hoe effen - alsof door handen gesnoeid - de ronding is van hun kruin. Waaruit hij besluiten kan hoe evenredig de stam zijn groeikrachten heeft verdeeld over alle takken, over alle twijgen die naar het licht zijn opgegaan.

    Zo ook heeft de geest zich vastgezet in de mens en ligt de groeikracht ervan gelijkmatig verdeeld over alle mensen. Met dien verstande dat de takken en de twijgen hongeren naar de krachten in de stam, terwijl de mens nog altijd de vrijheid heeft deze te volgen of te ignoreren. Hij beseft tevens dat hij dan ook zou moeten getuigen over de toonloosheid, die de mens omknelt. Maar we zijn hier niet om te getuigen over deze materiële wereld, maar om te getuigen over wat ons als mens verheft, niet om te getuigen over de dorheid van de woestijn maar over het vruchtbare land. Hij verwerpt dan ook elke vorm van kunst die deze dorheid benadrukken wil.

    In hem en omheen hem weet hij de geheime krachten aanwezig die het mirakel van de vruchtbaarheid omsluieren. Of, de vruchtbaarheid  van de vrouwelijke schoot die het zaad uitkiest en opneemt en het leven dat zich in een schitterende, onvermoeibare, onuitroeibare impuls manifesteert. Zoals het zich, tot zijn verbazing manifesteerde in het ontkiemde pitje van de appel die hij vanochtend at. Zoals hij ook bemerken kan in de vele zaadjes die hij in de warmte van de badkamer had toevertrouwd aan enkele potten gevuld met aarde, dat de eerste twee blaadjes die te voorschijn kwamen, verschillend zijn in vorm, van de bladeren die erna komen. Alsof het proefblaadjes waren die het aura van de plant in wording zijn (o, Rupert Sheldrake) om in dit aura de vorm van het authentieke blad te verkennen en er zich op af te stemmen bij het groeiproces.

    Hoe graag hij dit alles vermeldt, hoe graag hij het heeft over het o zo wondere leven dat inzicht geeft aan cellen, aan elektronen, om te doen wat moet gedaan. En is de mens van nu er niet om het aura dat van de mens-in-wording is af te tasten?

    Hij wil een ketter zijn in alles wat het wonder van het leven betreft. Dan ook is de coupe champagne, die hij zich nu en dan meent te mogen aanbieden geen beloning, maar een aansporing om verder te gaan op de ingeslagen weg. Bij Claus, want dit is zijn idee, zal het ook wel zo geweest zijn: steeds opnieuw te herbeginnen, opnieuw te betrachten, bewust te zijn van onze gerichtheid en dit alles, steeds maar in andere toonaarden te gaan verwoorden.

    Zo is er ons nimmer een ogenblik van rust gegund, want in de laag humus die van de geest is liggen vele zaden die reeds gezwollen zijn en openbarsten zullen bij het minste teken, bij de minste bezinning, bij de minste aanzet. Hij vermoedt hoe het komt, dat zijn hang naar literatuur, naar poëzie, geleidelijk omgebogen werd tot een hang naar het Onnoembare dat zich manifesteert in en over de dingen, aanwezig zoals de geest van Bruegel leeft in zijn Icaros’ schilderij.

    In het licht van de ondergaande of opkomende zon die hier slechts fungeert als het element vuur, naast de drie andere elementen, de aarde, aangewezen door de boer die ploegt, het water door de visser, de lucht door de herder. De wijsheid van Bruegel leert ons aldus dat noch het vliegen van Dedalos, noch de val van Icaros ook maar in iets het wonder van het leven, benaderen en evenmin storen kunnen.

     

    20-02-2016, 06:52 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het punt van Foucault

     

    Hij wou zich, ongeacht zijn beperktheid, op sommige ogenblikken van zijn leven, totaal afstemmen op dat ene stille punt in de ruimte opdat, zoals het inwerkt op de slinger van Foucault, het ook zou inwerken op hem, op zijn daden als op zijn gedachten, als op zijn creatief zijn. Afgestemd zijn, al was het maar van tijd tot tijd, op dat ene punt, om in het merg ervan, te worden opgenomen, om te zijn, om te leven zoals het hoort voor de mens te leven. En hij kan onmogelijk, in dat ene punt een menselijk handelende God zien die zijn hand boven de hoofden zou houden opdat alles goed zou gaan. En, opdat alles optimaal goed zou gaan, de onderlinge relatie met die God zou moeten bepaald worden in wetten en regels, want dit zou overkomen als de negatie van ons bestaan als ingeschakeld - aslijn en pijl zijnde (Teilhard) - in de spirituele evolutie in en van het Universum.

    De vrijheid werd ons evenwel gelaten om, ofwel ons te beperken tot het gereveleerde en Hem aldus onvermijdelijk te herleiden tot een oppermachtige, ofwel om te gluren naar Hem door de bressen die de tijd geslagen heeft in de muren van woorden die omheen Hem werden opgetrokken. Velen zijn er die dit doen en voortdurend nieuwe bressen slaan, zoekend, reikhalzend naar andere horizonten, naar vollere wereldbeelden.              

    Velen zijn er die, vertrekkende bij het grote mysterie van het oneindig kleine, het atoom en nog verder, het elektron slingerend om de kern in een onregelmatige beweging met de snelheid van het licht, en nog verder als deeltjes van dit elektron, om met dit minimale in het achterhoofd uit te kijken naar de verste melkwegstelsels, en in dit oneindig perspectief, één ogenblik maar, het globale beeld te houden van wat het Universum is. Eén ogenblik maar, dit beeld te houden is voor hem meer dan alle gebeden die hij bidden kan. Hij is in de war van het beeld, het amper te vatten beeld van Edward Witten als hij hoort over zijn snaartheorie waarbij elementaire deeltjes niet geïnterpreteerd worden als gewone puntdeeltjes maar als kleine trillende stukjes snaar. Snaren, zegt Witten, zijn heel erg klein, ruwweg komt het erop neer dat de verhouding tussen het zonnestelsel en een atoom dezelfde is als die tussen een atoom en een trillende snaar. Wat hij hieruit dan wel leert is dat alles trilling is, beweging is, en de moeder van beweging deze is van het grote niet te vatten levende Leven dat beweging is.

    Wat betekent het dan een lucifersdoosje te kleven op een wit blad en dit, ingelijst, op te hangen in een museum; een kom met mosselschelpen te vullen en enkele kamers verder neer te zetten of een plafond van een zaal te vullen met opgehangen preservatifs gevuld met een appel, een aardappel of met wat ook gevuld? Voelen we dan niet de angst van de mens voor wie dit een afgietsel is van de spirituele wereld waarin geleefd wordt, ontheemd, ontkerstend, a-sacraal? En hij die er tandenknarsend langs loopt, niet begrijpend dat dit de afbeelding is van de wereld die hem wacht om de hoek, als hij dezelfde weg zou volgen.

    Het transcendente in wat men ziel noemt, is zijn essentie, zijnde de onsterfelijkheid die zijn geest bezit. En daartegenover het valse afgietsel dat de westerse wereld, zijn wereld, werd ingestuurd: ‘mens, je bent van stof en tot stof keer je terug’, of vers 3, 19 uit Genesis. Absurd, hoe zou een Elohim dit ooit kunnen gezegd of ook maar gesuggereerd kunnen hebben?

    Maar niets is nieuw aan wat hij hier geschreven heeft, aan wat hij hier aan de oppervlakte brengt, dat nog niet zou geschreven staan op witte als op vergeelde bladen?

     

     

    19-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    18-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.For whom the bell tolls

     

    Ik kan niet verder fragmenten uit mijn boek dat wordend is te gebruiken als blog. Met duizend woorden per dag kom ik niet tijdig klaar met mijn boek – heb me een deadline gesteld - en een blog van duizend woorden is te lang om leesbaar te zijn, gisteren was het zelfs, uitzonderlijk, een blog van meer dan 1.800 woorden, wat te veel is. Ik zie dat lezers afhaken en dat, wat ik schrijf misschien wel in boekvorm zou gelezen worden maar niet als het verschijnt als blog. Maar de feiten zijn er, ik ben nu gekomen dat ik met mijn blog onmogelijk de vordering van mijn boek kan bijhouden. Om deze reden zal ik voortaan slechts bepaalde ‘hapklare’ passages over nemen. Dit is vandaag het geval. 

    Het is terug gaan sneeuwen. De vlokken, een geruisloze wriemelende massa die lijk een grijs veld het leven scheidt van de dood. Hij staat voor het venster. Hij weet dat op dit ogenblik in een stadje in de Valais een Fernand Salamin, een vriend begraven wordt. Hij is in gedachten onder de zwijgende menigte over wie de doodsklok luidt die opstijgt uit de Rhonevallei, over de huizen, over de wijngaarden tot de witte lijn van de bergen.

    Het licht in de straten, de schemer van de kerk. Het lichaam dat hij weet liggen in de kist. Het gezicht dat hij, jaar na jaar, heeft zien ouder worden, ineengekrompen. Hij hoort nog zijn woorden toen hij vertelde, hoe hij als jonge knaap, samen met zijn broer, Sylvain, in korte broek, van uit het dorp naar zijn vader klom, die ‘gardien’ was van de cabane de Moiry, meer dan 2.800m. hoog en ze verrast werden op het meest kritieke punt van hun beklimming door een ongewoon hevige sneeuwstorm. Hij hoort nog zijn filosofie over leven en sterven, over het harde brood dat ze aten gedrenkt in de wijn – er werd maar enkele malen per jaar gebakken in het dorp - herinnert zich nog hoe hij sprak over de wijn die uit zijn wijngaard kwam, kent nog de echo van zijn stem en de fonkeling van de wijn in het glas dat hij hoog hield. Het is de tweede vriend uit de Valais die gaat, die meer dan herinnering wordt. Het is de band leven die smaller en smaller wordt; de cirkel die zich sluit. Wie van hen die overblijven nog zal de volgende zijn?

    Hij weet dat dit ook zijn begrafenis is; dat er ook een deel van hem in de kist ligt dat bedolven zal worden door de donkere aarde en hij weet dat het ook voor hem is dat de doodsklok luidt. Hoe zegde Donne het weer? Hij had dus moeten aanwezig zijn om de woorden te horen van de priester, de enige woorden die hij nog bidden kan : Requiem aeternam dona eis, Domine : et lux perpetua luceat eis. En dat hij moge her-opgenomen worden in het grote licht waaruit hij ontstond.

    Hij staat voor het venster. De cirkel in het gras die hij vanmorgen had vrijgemaakt om wat kruimels te strooien is dicht gesneeuwd; maar pimpelmeesjes hangen tegen de zakjes zaad in de jonge dennen, en de dofheid zwelt in hem.

    Zo laat het sneeuwen nu, laat de wereld dicht sneeuwen, laat huis en tuin opgezogen worden door de sneeuw, en neergezet ergens, ergens. Het is op de uitvaart dat hij had moeten zijn om de woorden te horen en hem te volgen op zijn laatste tocht naar het graf onder de bomen waar een andere vriend begraven ligt. En daarna samen met hen die nog overbleven een glas Ermitage te drinken en twee glazen in meer te vullen die niet meer zullen gedronken worden.

    Hij had daar moeten zijn om de lucht te voelen en de bergen te ruiken en te zien hoe krachtig het licht is over de sneeuw. Pas dan zou hij afscheid hebben genomen. Zo laat het sneeuwen, laat alles bedolven worden ook de pijn om de vriend die nu herinnering is. Hij denkt aan het oerbeeld dat het ‘nu’ is, het levende nu, uitgerekt tot in het eeuwige, versplinterd en doorgegeven zoals het geschreven staat in de Bhagavad Gita: Never have I not been, never have you not been, and never have these princes of men not been, and never shall the time come when all of us shall not still be. As the tenant soul goes through childhood and manhood and old age in this body, so does it pass to other bodies.

    Of, denkt hij, zoals de ziel die we in pacht kregen, in ons lichaam overgaat van onze kindsheid, naar onze volwassenheid en naar onze late jaren, zo gaat ze over op andere lichamen.

    En hii begrijpt dat het deeltje geest dat we als mens in pacht hebben gekregen, onsterfelijk is en overgedragen wordt van leven op leven en, ‘altijd ben ik geweest en altijd zal ik zijn’, zoals het geschreven staat in de Bhagavad Gita. 

     

    18-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    17-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Erio herinner je,

     

    Zijn we, zoals Eco het beweert, kosmisch ingesteld als we gaan schrijven over wat is, of was, of over wat nog komen kan, zelfs als we schrijven over wat niet is maar zou kunnen zijn; heeft Eco hier over nagedacht of is het een idee die zo maar, onder het schrijven, uit zijn pen is gevloeid? Als hij nu herleest wat hij een paar dagen geleden geschreven heeft, maar toen aarzelde om het vrij te geven, van waar kwamen die beelden en gevoelens die hij optekende alsof het een gebeuren was dat hoogstens een dag ervoor had plaats gevonden?

    Hij las ooit in ‘Mort voici ta défaite’ van een auteur waarvan de naam hem voor het ogenblik niet te binnen valt, dat elke elektron van ons lichaam de totaliteit bezit van al onze herinneringen. En hij, Ugo, is op herinneringen ingesteld, hij hoeft ze niet op te roepen, ze overvallen hem, komende van waar weet hij niet, ze worden binnen geschoven via een ongekend mechanisme, in een kosmische context. Ze blijven hangen en komen tot leven, hoe weet hij evenmin, hij heeft hier geen wetenschappelijk bewijs voor nodig, het is zo. En over wat ‘is’ kan niet worden getwijfeld. Zo is het ook dat vele gedachten ons vullen van morgen tot avond tot nacht, enkele slechts die verwoord worden, maar hij kan hij niet zeggen hoe het komt of waar de overgang is naar die herinnering en niet aan een andere. Wel zijn er als hij schrijft, zijn er die voorrang krijgen; zijn er die hij zonder moeite terugneemt en zijn er die dieper nog dan alle andere opgeslagen liggen en die hij zelden plaats wil geven, omdat het zo oneindig was, zo overweldigend en zo diep zijn wortels heeft.

    Maar hij heeft een ouderdom waarbij niets meer hoeft verborgen te blijven en dat hij nemen moet wat zich aanbiedt, wat opspringt bij het minste teken, en dit teken hoeft niet veel te zijn, het sterrenbeeld van Orion, de plaats van Venus lijk een lokstem precies boven de kruin van de hoogste den, of een noot muziek precies op het ogenblik dat hij de pen neerzet. Maar wat hij dagenlang heeft achter gehouden wil hij vandaag bloot geven, over die ochtend, toen hij gewekt werd door een stem, komende van nergens en van overal, een stem die zijn naam riep: ‘Erio, Erio’, haar stem uit zijn o zo verre jeugd. ‘Erio - ze noemde hem altijd Erio - waarom ging je weg van mij, je weet dat je mijn grote liefde waart, de liefde waarmee onze volwassenheid begon’; het is Julie naast hem: ‘Erio, herinner je de geur van hooi, herinner je de geur van vers gebakken brood als je moeder de ovendeur opende, herinner je de sijsjes ondersteboven in de berken, de bosduiven die opvlogen over ons, herinner je hoe onhandig, hoe verward we waren. ‘O, Erio, herinner je’. En hij herinnert zich.

    Het is september. Hij zit voor het open raam, hij schrijft of leest misschien. Aan zijn vingers kleeft de geur van paddenstoelen die hij die ochtend met vader had geplukt op de nevelweiden. Julie staat ineens voor hem. Hij ziet het licht lijk goud op haar blonde haren. Ze neigt zich naar binnen en spreekt zacht de naam waarvan zij alleen weet waar ze die haalde: Erio, Erio, een naam die hij niet vergeten kan. Ze laat diep kijken in haar, de kleur van haar ogen is licht blauw, of is het groen. Ze ontwijkt zijn blik niet, maar omkranst hem, houdt hem. ‘Kom’ zegt ze. Hij volgt haar, is met haar over de boomgaard met de afgevallen appelen en peren die ruiken naar cider. Haar hand is klein in zijn hand en hij betast een voor een haar vingers. Hij zoekt naar een versregel van Gilliams, terwijl ze langs de weide gaan. Hier was hij met haar als knaap, en toen ze bezweet neerviel in het gras vol bloemen, en hij over haar gebogen was: stuifmeel op haar wimpers, alsof de weide haar bevruchten wou.

    Hij houdt nog steeds haar vingers en, ‘hij befluit ze zoetjes tot ze zijn betoverd aan zijn lippen’, zoals Gilliams in zijn gedicht. Ze dringen doorheen de struiken, over de uitgedroogde gracht tussen de varens tot ze komen bij een open ruimte begroeid met erica en dopheide. Er is de geur van bladeren, er is het wilde parfum van schors en hars, verhit en versmolten door de zon, zoals zijn wildste gedachten versmolten zijn met haar gedachten. Hij kust haar, even maar, zijn hand is over haar borst, in haar bloes over de zwellende tepel. Haar bloes is open nu, haar hals wit en lichtend en o zo zacht, zo onuitsprekelijk vol en hunkerend, haar lichaam, een altaar waarop hij zich slachtofferen wil. ‘Kom’, fluistert ze, ‘kom mijn Erio’. Het onmogelijke, het lang verwachte droomgebied van hals en borsten en dijen. Hij is over haar. Haar hand brengt hem binnen in de vochtige, zuigende schoot. De wereld kantelt over hen. Hij glijdt binnen in de oneindigheid van het zijn. 

    Hij schrijft dit neer, in een lang en soms aarzelend heen en weer gaan van de hand over het papier. Hij hoort nog de vlucht duiven over hen, zoals het was in het ‘nu’ van toen, het nu onwezenlijke ‘nu’ van toen, getekend, verzegeld met de echo van hun kreet. De boeken omheen hem zijn niets dan aandacht. Wat hij altijd verborgen hield is nu van hen, is nu van allen. Het levend teken van het oer gebeuren dat met de Big Bang het Universum werd ingeschoten.

    En de plaats van toen is gebleven. Hij stond er, nog niet zo lang geleden. Zelfs al heeft de inprenting van hun lichamen in de warme welige aarde zich sinds lang al geëffend, zelfs al hebben mossen zich vermenigvuldigd en al waren de mieren erover, de spinnen, de bijen, de bosduiven, de sijsjes, zelfs al is het bos thans dichtgegroeid en alle sporen uitgewist, in hem is die plaats gebleven, de plaats waar hun lichaam was, onherroepelijk gebleven, verweven met al het andere, maar nu lijk een messteek deze morgen, een helderheid in zijn geest, er torenhoog boven uit. Hij schrijvend, de beelden oproepend, omkaderend, verinnigend wat kon geweest zijn en nu omgezet in woorden, wat ooit was, herbeleefd in woorden, leeggehaald in woorden. Het ogenblik van toen nu brandend lijk een toorts in de nacht. 

    De eenzaamheid die zwellen gaat. Het oude gebeuren dooraderd door wat erna kwam, gespreid over de jaren: de vrouw die hij huwde en de moeder van zijn kinderen werd, zij die hij ontmoette op het Eliot-ogenblik en, een beeld dat hem nu niet loslaat, zij met wie hij afdaalde in een oase van licht en ruimte, van sneeuw en ijs, over de gletsjer naar Zinal toe, op een dag dat hij terug ontvankelijk was.

    Betekenisloos was het te hopen dat, met het verbranden van alle geschriften ook verdwijnen zouden de pijnen die hij bracht, al waren er ook vreugdes geweest en hoopvol verwachten. Maar openingen geslagen sluiten zich zelden volledig. Je hebt altijd wel een takje mimosa dat je terugvindt in een oud boek of een vergeeld blad met een gedicht dat je van buiten kent. Je houdt wel een boek met een naam erin of een postkaart met de afbeelding van Akhnaton, of een jonge lijsterbes die je meenam uit het bos en die je te dicht bij het huis, onder het venster van je slaapkamer hebt geplant. Zo bewaren we, om nooit te vergeten, een teken van elk gebeuren dat een belangrijk punt was in ons leven, om dan achteraf de betekenis misschien dan toch te vergeten. En dan ook weet je nimmer hoe eenzaam je zult zijn des avonds in het te grote bed, denkend aan wat had kunnen zijn.

    En meer dan ooit kan hij aanvaarden dat het de schijn heeft dat het de toekomst is die het heden bepaalt en dat onze vrijheid van handelen slechts ogenschijnlijk is, omdat elke handeling in feite verlopen is in functie van het komende, dat keer op keer het nu wordt en het enkel het nu-ogenblik is dat van deze aarde is. En denkt hij, moet ik niet geloven dat het invullen dag na dag van één pagina in mijn dagboek een daad is die niet ik me heb opgelegd maar iets of iemand buiten mij die toekijkt, opdat uiteindelijk, uit dit alles zou ontstaan wat thans, o zo tergend traag gestalte krijgt en inhoud.

     

    17-02-2016, 07:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    16-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een kosmische aangelegenheid

     

    Umberto Eco heeft het bij het rechte eind als hij schrijft: genius is twenty percent inspiration and eighty percent perspiration, en dan nog moet er ‘genius’[1] aanwezig zijn, wat hij te bewijzen heeft. Maar van Eco hoort hij ook heel graag dat ‘een roman schrijven een kosmische aangelegenheid is zoals het kosmisch gebeuren waarover wordt verteld in Genesis’. Mag hij roman vervangen door boek en zeggen dat een boek schrijven een kosmische aangelegenheid is?

    Echter, wat is hij, de Ugo van het boek, meer dan een mens onder de mensen, zoals een boom in het bos die groeit samen met de andere bomen? Een boom die misschien wat meer licht ontvangt, wat meer regen, wat meer wind, misschien geworteld is in een andere grondlaag en als gevolg van al dit, verschillend wat zijn groei betreft?

    Maar de groei van de mens is de groei van de geest die ingebrand, de opdracht heeft meegekregen creatief te zijn. En dit creatief-zijn is het kosmisch element dat hem bezielt, dat woekert in hem. Dit is de reden waarom hij nu zijn dagen vult en vullen blijft met dit tasten naar woorden. Woorden die de resultante zijn van alle daden, alle bevindingen, alle ontmoetingen die in zijn leven hebben ingewerkt op hem en hem gevormd hebben. En nu, zoals T.S. Eliot het dichtte: ‘a lifetime burning in every moment’[2]

    Er is een verwevenheid, een interconnectedness die verbaast. De kosmos is een onoverzichtelijk web van gebeurtenissen. Hij kan deze zien in hun globaliteit en zeggen dat alles vervlochten is met alles; hij kan deze zien gecentreerd op de mens en zeggen dat hij geprangd zit in de mazen van dit web en dat de draden ervan, gesponnen zijn dwars doorheen elke atoom van zijn lichaam, doorheen elke splinter van zijn geest, geladen met een wondere energie, een krachtenbron die niet alleen samenbundelt maar ook voedt en inspireert.

    We zijn hier op aarde om hierover te getuigen. En niet alleen om op te treden als getuige maar ook als geïntegreerde deelnemer en dus ook als verantwoordelijke. Hij kan of wil niet meer ontkennen dat hij hierbij intens betrokken is. De bewustwording van zijn materiële betrokkenheid is een feit, de bewustwording van zijn spirituele betrokkenheid is het nieuwe paradigma dat zich aftekent aan de horizont.

    Hij voelt het aan als een rol die hij te vervullen heeft, het leven te zien als een zeer ernstige aangelegenheid dat meer is dan een optreden, dat een band moet hebben met de diepere eigenheid van het leven dat hij het sacraal element zou willen noemen. Het element dat Umberto Eco heeft willen naar voor schuiven als hij het had over het kosmische in het schrijven van een boek, wat evenzeer geldig is voor elke creatie, zo van mijn vriend de beeldhouwer, als van mijn vriend de schilder, de schrijver, de componist. Allen zijn we betrokken bij de verheffing van het zijnde en het afficheren van het sacrale dat van het leven is. Het is het beginpunt en het eindpunt van al wat als kunst aanzien wordt.

     [1]Umberto Eco: ‘Naschrift bij de Naam van de Roos’, Uitgeverij Bert Bakker, 2de druk september 1984, ISBN 90.351.0160.x, vertaling Henny Vlot, pag. 18: ‘Als een auteur tegen ons zegt dat hij heeft gewerkt in de bevlogenheid van zijn inspiratie, liegt hij. Genius is twenty per cent inspiration and eighty per cent perspiration.’ [2] T.S. Eliot : 'Four Quartets': East Coker, vers 194.

     

    16-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Denkend aan Cervantes

     

    Hij denkt aan een zin van Cervantes die na zijn Don Quijote, enkele korte novellen is beginnen schrijven, para distraer con ficciones las primeras melancolías de su vejez, om met ficties de eerste melacholie van het ouder worden op te vangen. Hij ook weet voldoende dat het onvermijdelijke dichter komt en is het nog niet de dood, het zullen de kwalen van de ouderdom zijn. Wil hij dus iets achterlaten van hem, gedachten van hem die nog gelezen zullen worden later, als hij niet meer van deze wereld zal zijn, als zijn geest de geest van Dante, van Ovidius, van Vergilius vervoegd zal hebben, dan moet het nu gebeuren in de dagen die hem nog resten. 

    Hij slaapt er een nacht over. Maar de overtuiging geïnspireerd te worden door de Divina Commedia groeit. Hij weet wel dat de ideeën van toen niet meer stroken met deze van nu, de aarde staat niet meer in het middelpunt, met de zon en de planeten er omheen wentelend en met God erboven, maar hij wil toch een poging doen de echo van de Commedia, binnen te brengen in deze oude afbrokkelende woning, gelegen aan de rand bijna van het bos dat ook het bos waarin Dante verdwaalde, had kunnen zijn.

    Het licht spetterde in de bomen en de luchten waren, om Dantes woorden te gebruiken, de dolce color d’oriental zaffiro, en in hem was het grote verlangen, nu al, zijn boek achterwege te laten en te beginnen aan Dante, om in zijn alleen-zijn, aan zijn tafel gezeten, voor de vlammen van de haard, een lang gesprek te voeren met Dante, zijn stem echoënd in hem en hij, wandelend in en over de woorden van de Commedia. En een gedachte rees op in hem. Hij zat neer voor zijn dagboek en hij schreef: 

    Waarde Dante, vandaag wil ik, zoals jij plots gestopt bent met je 'Vita Nova’, even plots stoppen met het boek dat ik aan het schrijven ben, omdat ik met je Divina Commedia als inspiratiebron, in de komende dagen van mijn leven, tenminste zo er voor mij nog voldoende dagen weggelegd zijn, het werk beginnen dat me beroemd moet maken. En deze woorden aan jou gericht, vormen mijn in principio, het begin van mijn geschrift over het Inferno van jou.

    Je weet, mijn, waarde Dante - mag ik je zo wel noemen? – dat vroeg in de tijd, een geïnspireerd Iemand, wie dit was doet hier niets ter zake, met rake hand heeft geschreven dat het Elohim is geweest die licht en duisternis, die hemel en aarde heeft geschapen.

    Ik wil je onmiddellijk duidelijk maken dat het niet meer zo eenvoudig is te stellen dat Elohim het Heelal zou geschapen hebben uit het Niets. Als ik hier mijn in principio, omschrijven wil, dan denk ik dat er geen schepping nodig was, dat het Universum bestond in potentie en dat wat potentieel bestond, het zichtbare Universum werd - dit is een idee van mij, hoor, en van enkele anderen - zoals vandaag, het nog komende in potentie bestaat, zelfs dit boek van mij dat ik schrijven wil.

    Vandaag, zeven eeuwen later dan jou tijd, kunnen we dit gebeuren, deze omzetting van potentialiteit naar materialiteit, zien als een schepping, echter een schepping die nog altijd niet voltooid is en doorloopt. Aldus ken ik, wat me mijn leven lang al bezighoudt, het probleem van ons aller oorsprong. Een probleem dat jij Dante ogenschijnlijk althans, niet kende. Jij had je Bijbel die de vraag heel duidelijk beantwoordde.

    Of was er toch enige onzekerheid bij jou aanwezig? Want lees ik niet bij Jorge Luis Borges, in zijn Ensayos, het verwijt dat je in de loop der eeuwen werd toegestuurd, namelijk je geneigdheid de pantheïstische idee van een God die ook het Universum is[1] te aanvaarden. Mijn hoop is hiervan bij jou een glimp van een bevestiging te ontmoeten.

    Maar mijn enthousiasme je binnen te nemen in deze woning van mij zal toch, alles vandaag wel beschouwd, nog een tijd moeten wachten. Het zou niet wijs zijn van mij, het boek dat half afgewerkt is achter te laten voor wat het is en op te bergen in een of andere schuif. Ik zal het dus niet verloochenen, ik zal er op toezien dat het zich verder schrijft in mij, hopende dat jij op mij zult blijven wachten, zoals de vader die aan de hemelpoort wachten bleef tot zijn zoon aankomen zou. Wat geduld, na zeven eeuwen zal het niet aankomen op een paar maanden. Niet?



    [1] 'Nuevo ensayos dantescos': La nociòn panteísta de un Dios que también es el Universo. Pag.90

    15-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    14-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dante

     

    Ja, waarom Dante, waarom zijn Inferno of Purgatorio of Paradiso? Het is bladerend in zelfde dagboek van precies drie jaar geleden, dat hij gekomen was bij een passage die er hem plots had toe aangezet dat toemaatje – dat nu heel wat meer geworden is - toe te voegen aan zijn mail aan Raoul. En hij verwerkt hier wat hij ongeveer vond in zijn dagboek van die dagen. 

    Het kan dat het niet onmogelijk is, dat iemand in de Librería del Corte Inglés in Alicante, een dun blauw boekje uit de vele rijen boeken heeft gehaald en het, op ooghoogte, boven op een rek heeft achtergelaten, opdat hij, die er langs kwam, het opmerken en nemen zou en getroffen, én door de titel én door de naam van de schrijver, het zou openen en lezen: 

    notas que no leerán los pocos días / que me quedan, ... / un libro y en sus páginas la ajada / violeta, monumento di una tarde / sin duda inolvidable y ya olvidado.

    En, hij ook geconfronteerd met de weinige dagen die hem nog overbleven, denkend aan het verwelkte viooltje dat ook hij eens vond tussen de bladen van een boek, eveneens als herinnering aan een, zonder twijfel, onvergetelijke namiddag die hij dan toch vergeten was, aarzelde niet en kocht ‘Nueve Ensayos dantescos’ van Jorge Luis Borges voor de prijs van negenhonderd pesetas – hij had het ticket in gekleefd. 

    Het is op deze wijze, dankzij degene die het boekje uit zijn rij heeft genomen om het te leggen waar hij het vinden moest, dat het web van gebeurtenissen dat zich voortdurend wijzigt in intensiteit en verweving, een opening heeft gemaakt naar jou, Dante Alighieri en dat je Divina Commedia voor de zoveelste maal zijn wegen heeft gekruist. Dit gebeurde in San Juan bij Alicante in het zuiden van Spanje. En de dagen erna, op de rotsen gezeten, met de zee voor hem als een beeld van beweging en oneindigheid, heeft hij de nuevo ensayos dantescos gelezen en, al had hij af en toe - soms meer dan hem lief was - een woordenboek nodig, zelfs dan waren de woorden van Borges lectuur naar zijn hart, lectuur naar zijn geest. Ze waren voedsel en in zijn onderbewustzijn - onbewustzijn noemt het zijn dochter die psychologie heeft gestudeerd - moeten zich toen perspectieven geopend hebben die onvermoede mogelijkheden inhielden. Hij las bij Borges, dat hij Dante las in het Italiaans met behulp van de Engelse vertaling, en dit onder meer op de tram die hem elke dag, in Buenos Aires, naar de stadsbibliotheek bracht waar hij werkzaam was.

    En zo gebeurde het dat daar, aan de zee gezeten, waar in je Inferno, Dante, Ulysses was voorbij gezeild, waar het grote licht van de wereld zich mengde met het water tot een schittering van vloeiend goud en zilver, dat in hem het wondere gevoel is ontstaan dat de ontdekking van Borges’ boekje een omen was dat een opdracht inhield.

    Terug in die woning van hem, een woning gedrenkt in het grote tijdloze wonder van het openbloeien vroeg in de lente en het stilvallen in de herfst, een woning gevuld met boeken, groeide, voor de open haard op de sofa waar hij lag, de idee de Divina Commedia te gaan lezen in het Italiaans.

    Toevalligheid, het vinden van Borges’ Nueve Ensayos dantescos? Hij gelooft het helemaal niet. En Borges evenmin dacht eraan zijn ontmoeting met de drie kleine volumes van de Commedia toeval te noemen, want schrijft hij in zijn ‘Negen Essays over Dante’en hij is het volledig eens met hem - toeval bestaat niet, wat we zo graag toeval noemen is onze onwetendheid over wat de complexiteit betreft van de machine die alle gebeurtenissen opvangt en verwerkt naar het komende.

    Het was hem duidelijk dat zijn ontmoeting met Borges verweven lag in de oneindig vele vertakkingen van het web van gebeurtenissen, waarvan hij niet de minste notie en waarover hij niet de minste controle had.

    En zo is het, dat geïntrigeerd door de visie van Borges over negen welbepaalde passages uit de Divina Commedia, voor hem het avontuur Dante begonnen is en dat hij maandenlang, met een grote inzet, het voorbeeld van Borges indachtig, Dantes Inferno en Purgatorio gelezen heeft en aan zijn Paradiso was begonnen.

    Zo zijn toen zijn dagen lange tijd gevuld met Dante, was elk vrij ogenblik gericht naar hem, kon hij er niet over zwijgen tegenover vrienden of tegenover wie ook maar iets met Dante te maken had. Hij nam Dante mee naar bed, naar de ontbijttafel, naar de plaats van afzondering waar ook een schrijver van hier, Johan Daisne, in zijn ‘Trap van Steen en Wolken’, een kleine bibliotheek had staan. Uiteindelijk kwam er een moeheid en is hij zijn Paradiso trager gaan lezen, is het maandenlang blijven liggen om dan toch nog een laatste inspanning te doen en uit te komen bij zijn laatste versregel.

    Ja, waarom al zijn tijd inzetten, op je Divina Commedia, Dante Alighieri? Hij bezat toen de Italiaanse, weliswaar goedkope, maar toch zeer handige driedelige uitgave van Superbur classici, 2001, met tal van notities, bijeengebracht door Lodovico Magugliani; hij bezat ook twee Franse versies, deze van André Pézard uit de Bibliothèque de la Pléiade en deze van Lucienne Portier en in meer, de vertaling in het Engels van Dorothy L. Sayers en van Barbara Reynolds die de vertaling van Paradiso, na Sayers’ dood in 1957, heeft voltooid.

    Maar wat bezielde hem, canto na canto te lezen, en de drie delen van je Commedia, voor wie het nog niet zou weten, tellen samen honderd canti, elk van om en bij de honderdveertig versregels wat een totaal geeft van veertienduizend versregels, wat een belangrijk volume is, temeer omdat Dante geen gemakkelijke schrijver is, omdat de tekst voortdurend verwijst naar Vergilius, naar Ovidius, naar tal van namen uit de mythologie en naar een historische achtergrond die hem voor het grootste deel onbekend was. En ook, en niet in het minst omdat Dante van bij de aanvang waarschuwt dat heel wat verborgen is in zijn verzen, vooral dan als hij leest in zijn Inferno: 

    U, met een gezonde geest, kijk naar de leer die schuil gaat onder het gordijn van deze vreemde verzen.[1] 

    En, leest hij verder - hij is er, na al die jaren, door getroffen - het is nu deze morgen, het is nu deze morgen in de lente, deze morgen na het aller hevigste onweer – de binnenkoer bestrooid met afgerukte takken en bladeren en enkele pannen van het dak boven de schuur, verbrijzeld op de grond – aangekomen in het midden, van de laatste periode van mijn leven, van de laatste dagen die me nog resten, schrijvend in mijn dagboek, dat in mij plots een vreemde gedachte is losgekomen, een gedachte die al een hele tijd in mijn onderbewustzijn moet aanwezig geweest zijn, namelijk, Dante, je Divina Commedia te gaan herlezen, alle andere boeken zoveel mogelijk terzijde te laten en te gaan schrijven, ja desnoods een boek over hoe ik je, de dag van vandaag nog lezen kan en vooral begrijpen wat je precies bedoelt met je versi strani en wat erin verscholen ligt.

     

    Tot hier wat hij vandaag wil overnemen uit zijn dagboek van toen. Wat hij zich jaren terug, heeft voorgenomen, heeft hij niet volbracht. Hij is er wel aan begonnen, maar om een of andere reden is hij er mee gestopt, wellicht was het allemaal te veel en te moeilijk. Maar op de sofa voor de uitdovende haard, is hij gaan dromen, werd het hem duidelijk dat het boek dat hij schrijft maar een voorspel is, dat hij verder moet wil hij zijn eenzaamheid blijven vullen en dat de tijd gekomen is om zodra mogelijk, te beginnen met het volbrengen van zijn voornemen van toen, en aldus de leegte die er zal zijn na zijn boek op te vullen met het schrijven over Dantes zo geprezen, onsterfelijk oeuvre, om eindelijk te werken aan iets dat al zijn teksten en gedichten van vroeger zal overkoepelen en overstijgen. Een bezig-zijn dat hij wil noemen het vervullen van zijn laatste opdracht vóór het verlaten van deze wereld. Zijn werk voor de eeuwigheid, zelfs als hij weet dat zijn eeuwigheid van korte duur zal zijn, want hoe lang duurt wel vandaag de tijd van een boek?



    [1] O voi che avete gl’ intelletti sani / mirate la dottrina che s’asconde / sotto il velami de li versi strani. (Inferno, canto IX : 61-63)

     

    14-02-2016, 07:55 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    13-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orval en andere zaken

     

    Laat diezelfde avond – hij was in slaap gevallen op de sofa - zocht hij in zijn dagboeken naar een spoor van zijn antwoord aan John Storms. Hij vond het in de vorm van een prozaïsch gedicht, geïnspireerd op de enige zin van Poesjkin die hij zich nog herinnerde uit de Russische les: 

    ‘Zing zwaluw, zing mijn hart tot rust’, als de schemer een reflectie is, aan Poesjkin wij gedacht, je brief, mijn vriend, zo zwaluw zacht, zo onverwacht, je woorden neergekomen, 

    een dimensie opgedoken waar de dood ons niet  bedreigen kan, zelfs al zou hij komen, en de avond een bezinnen welke zin we geven aan het leven. 

    Veel is van de zwaluw het gefezel niet, maar aan het laatste licht nog toegevoegd, een zegen van de hemel om het kluwen te ontwarren dat van ons bestaan en van de eeuwigheid is. 

    En, mijn vriend van vele tochten samen, bidden kun je opdat vergeven worde elke pijn aan anderen aangedaan en weten ook met Eliot dat nederigheid de ene wijsheid is die we verwerven kunnen. 

    En niet de boeken zijn het die ons leren zullen, wel de bomen en de luchten, de spiegelvijvers, de stille gang van kleine dingen lijk het mysterie van de bloem die ongeacht tot vrucht zal komen om weer zaad te worden. 

    Dit is, mijn vriend, de leidraad die we volgen moeten: openbloeiend creatief te zijn, vrucht en zaad te zijn en uit te dragen onder welke boodschap ook, om hier op aarde meer mens te zijn. 

    En het is beter dat je het weet:  

    van jou, mijn vriend, je geest het is, die immer overeind zal blijven als de dood gekomen is. 

    Hij mailde dit nog, al was het al diep in de nacht, al was het maar om te tonen dat de wijn geen vat had gehad op hem, de tekst ervan aan Raoul en of hij wel wist wat hij, als uitgeweken Gentenaar, weten moest als hij een Orval aan het drinken was. De ruïnes van de abdij, zouden misschien ruïnes gebleven zijn ware het niet dat een jonge soldaat aan de IJzer, met een kogelwonde in de long door de Duitsers gevonden werd en verzorgd in hun Lazaret, en die jonge soldaat toen zwoer dat hij, bij leven, monnik worden zou. Hij genas en hield woord, hij die Dom Marie-Albert van der Cruyssen werd. Het is hij die Orval herbouwde en aldus de brouwerij terug tot leven bracht, die de werken toevertrouwde aan twee andere stadsgenoten van jou, architect Van Houtte, en Julien Verspeelt, aannemer in centrale verwarming, vader van mijn goede vriend Paul, die er de verwarming installeerde.

    En, mijn vriend Raoul, als je kijkt op het etiket van je flesje Orval, een forel met de trouwring van de Toscaanse gravin Mathilda van Canossa, in de bek en dat het verhaal gaat van de Fontaine de Mathilde die er haar ring verloor en door een forel haar werd teruggebracht.

    Denk, mijn vriend, denk aan Mathilda en haar ring en denk aan Dom Marie-Albert van der Cruyssen, denk aan architect Van Houtte, denk aan aannemer Verspeelt, denk aan die Gentenaars en stadsgenoten als je bij Marie in het dorp een volgende Orval bestelt. Het is niet veel gevraagd maar het mag geweten zijn, het weze dus voort verteld aan alle liefhebbers van Orval en ik weet, er zijn er vele. 

    Hij wou stoppen maar een andere gedachte dook terug op en hij voegde er aan toe als toemaatje: ‘Ben aan het denken geweest wat ik ga doen eens mijn boek - maar is het wel een boek? – zal geschreven zijn. En jij, Raoul, bent het die me er moet aan herinneren: ik ga erna een boek schrijven over het ‘Inferno’ van Dante, geïnspireerd op een boekje van Jorge Luis Borges, teken het op in je agenda.

     

    13-02-2016, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs