Ik
ken op zeldzame ogenblikken het geluk me een te voelen met de auteur die,
gehuld in een wolk van vervoering, is gaan neerzitten om vers 3, 14, het meest
bevreemdende vers uit Exodus, op te tekenen. Een vers dat ik lees op het
ogenblik dat een kleine vogel tegen het raam botst.
Hoe
komt een schrijver, een sterveling, zoals wij allen zijn, tot het beeld van een
brandende (braam-)struik en een stem erin die de stem van God is. En als die
schrijver, Mozes laat vragen wie die stem is, - en hij die nu God een naam moet
geven, die in een paar woorden alles zegt wie Hij is, wat Hij is en hoe Hij is
aarzelt niet en hij schrijft het neer, hier in vers 3, 14:
And God said unto Moses, I AM THAT I AM: (zo gedrukt in de King James), and
he said, Thus shalt to say unto the children of Israel, I AM hath sent me unto
you.
Of,
Ik
ben hij die is uit de Willibrordus-bijbel en: Zeg aan het volk van Israel dat het Ik Ben is die jou tot hen heeft gezonden. Of, yo soy el
que soy
uit de Biblia de Jerusalen;
Of,
Je suis qui je suis, of, je suis ce que je suis, of, je suis parce que je suis, of, je suis celui qui suis, uit de voetnoten
van de Bible Osty.
George
Steiner noemt dit een tautologie. Maar ik wil begrijpen dat deze Ik Ben meer
is dan een naam, het is een toestand. Deze Ik Ben is wat leeft, wat beweegt
in materie, in plant, in dier, in mens, in Kosmos. Deze Ik Ben is het bewegen
naar binnen en naar buiten, en betekent: ik ben het zijnde dat is. ik ben de
totaliteit van het zijnde, de levende totaliteit van het zijnde.
Op
grote dagen - zoals het moment van toen waarop het geschreven werd op dat
uitzonderlijke moment, wikkelde de schrijver zich omheen het Ik Ben lijk de
wikke omheen de roggestengel. Wist hij heel duidelijk, in een fractie van
inspiratie, dat Hij die hij noemen moest, het zijnde was.
Ik
vind het een van de meest verheffende passages uit de Bijbel geschreven door
iemand die de Nobelprijs van Literatuur, van Fysica en van Scheikunde verdient. Maar wie ben ik om zo iets te schrijven.
|