We
ontdekken dat we van stof zijn gemaakt en we blijven deze gedachte bevechten
tot we er bij vallen.
Eugen
Drewermann in Wort des Heils, Wort der Heiligung, Patmos Verlag 1989
En het is correct, ik heb deze regel bevochten
met alle mogelijke argumenten, en dit van het ogenblik dat ik wat wegwijs ben
geworden in de kwantum fysica en de overtuiging is gekomen dat we geboren zijn
uit de geest en terugkeren zullen tot deze geest.
Ik weet nu dat de stof waarover Drewermann het heeft,
de stof waaruit ons lichaam is gebouwd, de stof waaruit de kosmos bestaat,
atomen zijn, bestaande uit een kern in een veld van energie, gevormd door, met
de snelheid van het licht, cirkelende elektronen.
Atoom en de energie erin en er omheen, een
wereld zijnde van minimale deeltjes, geladen met kennis, die als we doordringen
tot de minimaalste ervan we (voorlopig) uitkomen bij de Higgsboson, het deeltje,
dat misschien ook de allerkleinste bouwsteen is waaruit de Kosmos werd
opgebouwd. Maar het kan alsdan evengoed een deeltje geest zijn, waaruit dan blijken
zou dat alles, ook de stof, geest is.
We stellen voorop dat het in deze
gedachtenwereld is dat de poëzie tot leven komt, onbeperkt qua tijd en ruimte,
onbeperkt qua inhoud en vormgeving, opstijgend vrij en vrank in de regionen van
de geest. Poëzie wentelt zich omheen het zichtbare om het onzichtbare te
suggereren, ze is een zoektocht naar het hart van het woord.
In mijn blog van gisteren, heb ik enkel het
antwoord van Yahweh aan Mozes overgenomen. Ik heb niets gezegd over de
omstandigheden waarin dit gebeurde, noch over de grond waarop Mozes stond - die
een heilige grond was - noch over de brandende braamstruik die toch intact
bleef, noch over wat er voor en wat erna gebeurde, maar het verhaal in hoofdstuk
3 van Exodus is van een grote poëtische
schoonheid. De verbeelding van de schrijver ervan, jaren, eeuwen nadat de
feiten zich hebben voorgedaan of die nu reëel waren of niet is opmerkelijk.
Dit is ook de reden waarom ik gemeend heb er een Blog over te schrijven.
|