Ik zou elke dag iets in de vorm van een sonate willen schrijven, zoals ik er gisteren een geschreven heb. Niet met een zelfde geladenheid, niet over dingen die komen zullen maar waarvan nog niets geweten is, maar wel over het beleven van de dagen, van de avonden, waar ook doorgebracht en hoe ook de kleur ervan was, en hoe onze ingesteldheid.
Er is geen twijfel mogelijk, ik verga om mede te delen wat me te binnen valt, zonder omwegen en zonder om te zien. Klatergedachten over de dingen schuiven om aan te tonen tot waar ik gevorderd ben en tot waar ik wil gaan. Ik denk dan aan een sonate van Beethoven die ik beluister en tracht te ontcijferen, en, denk ik nog, ik ook wil mijn woorden zoals een sonate in woorden, die niet zo heel duidelijk zijn, niet zo klaar afgelijnd, maar die spreken als gevoelens die niet te bepalen zijn, enkel een impressie laten van wat is en van wat was, zonder er namen op te kleven, zonder expliciet te zeggen waar het over gaat.
Te zijn of niet te zijn, en tussen in, de aarzeling, het raakvlak met het leven dat ook het raakvlak is met de dood. Het is dit tussenin dat we bewonen, waar we ons willen ophouden als we, zoals altijd, vroeg in de morgen onze gedachten opbiechten, niet wetende wat er komen zal en als er iets komt hoe het zijn zal, gericht naar het ene of naar het andere. Niet zoveel mogelijkheden zijn er die we kunnen opzoeken in de wereld waarin we leven, als die wereld niet uitgestrekter is dan de palm van je hand, de wanden van je kamer en de gebeurtenissen uit je leven. Je hebt enkel de diepte waarin je duiken kunt of de hoogte waarin je verdwijnen kunt. Dit is waar je het moet mee stellen, dit zijn je bronnen waar je uit putten kunt naar believen. Is het veel, is het weinig? Je stelt je erin, je bent ermee vertrouwd en je haalt er uit wat er uit te halen is. Gewoonlijk vertrekkende van het nulpunt, zoals eens te meer, uit het allesbepalende uur van deze morgen
De herfst, is een lichte pijn die niet wijkt, die je vraagt om bekentenissen die je niet zo maar vrijgeven wilt; de herfst en het licht dat soms is als van staal, de onvervangbare luchten of de verantwoording van wat de zomer was en van de winter die volgen zal.
Dit is het zoveelste verhaal dat je los laat, de tekening in grijze tonen van wie je bent en hoe je je voelt zijnde wie je bent. Je hebt een vriend, schilder, die alles groen ziet, van het teerste tot het donkerste van alle groenen die er zijn. Hij leeft er mee, hij zwemt erin, zijn hart zwelt misschien, maar eens hij schildert barst het open in groen met de lucht erboven die van zijn hart is, donker soms, zwaar soms.
Terwijl een andere vriend je meldt dat hij is ingescheept in Barcelona, waar hij van Gaudi de Sagrada Familia bezocht. Hij kon niet wachten tot hij thuis was om het je te melden hoe prachtig het was. Hij zal er geen schilderij van gemaakt hebben, wat foto’s misschien waarin hij een meester is. We zullen hem ontvangen om te luisteren naar wat hij ons te vertellen heeft, zijn woorden zullen licht zijn en frêle, als met het aroma van de poëzie getemperd.
|