Is er iets verkeerde aan het getal 13? Je denkt van niet maar het bevreemde is dat je naar dat getal opkijkt met een zekere achterdocht, een soort vrees dat vandaag iets verkeerd zou kunnen gaan. Je had al een losse tekst klaar liggen om te verwerken, maar vanmorgen geconfronteerd met dat bewuste getal heb je die tekst laten liggen voor later of voor nooit: een eerste gevolg van het getal. Of hoe het minste van het minste, onze gedachten bepaalt, niet eenmaal maar telkens weer. En we laten er ons aan vangen, we volgen de stuwing die van ergens op jou is afgekomen en je bent op weg naar een plaats die je pas later kennen zult als je leeg geschreven bent. Dit gebeurt regelmatig, je bent dus onbevreesd nieuwsgierig om wat het worden zal.
Want wat is er verkeerd aan het getal 13. Il faut qu’il y ait une raison die terug gaat tot diep in de tijd, eigen aan het westen, niet geworteld in de Joodse traditie, echter wel in mij, alsof het opgeslagen lag in mijn genen. Zo hoorde ik van aangenomen Hindoe kinderen dat ze geloofden in een reïncarnatie, hoewel ze er hier nimmer over gehoord hadden.
Is het, het feit dat ze op het ‘Laatste Avondmaal’ met dertien aan tafel zaten, waaruit dan, volgens de Evangeliën, Judas zou opstaan om: ja om wat? En waarom? Was het een vrije beslissing die uitging van Judas zelf, of was het Jezus die hem, het stuk brood gedrenkt in de wijn toeschuivend, de opdracht gaf het te doen?
En nu mijn gedachten me tot hier hebben gebracht, ga ik verder, denk ik, onvermijdelijk aan wat Stefan Hertmans in zijn ‘De bekeerlinge’, in de mond van de Joodse Schriftgeleerden legt die zich verdedigen: ‘Hoe zo hun schuld? Welke schuld hebben de Joden aan de dood van Christus? ‘Was de kruisdood van Jezus dan niet Gods eigen wil en plan geweest, had God zijn Zoon niet juist naar de aarde gestuurd om voor de zonden van de mensen te boeten?[1]’.
Nu ik, tussendoor Hertmans nieuwe roman aan het lezen ben – ik vrees dat ik er nog zal op terugkomen in de komende dagen/weken – kan ik nu al verklappen dat het een dramatisch – ontroerend - boek is. En ik denk dan aan wat een Arabische dichter schreef over de liefde:
‘Het is de onverbiddelijke wil van de liefde mijn kind, en hier is het geheim ervan. Indien je het weten wilt aan zijn vuur is niemand ontkomen hetzij door de dood.’
Is het niet de dood, het is weinig meer het lot dat beschoren is aan Vigdis Adelaïs, de bekeerlinge, de proseliete.
Aldus heeft het getal 13 me gebracht waar ik niet dacht te eindigen. Zeker niet bij de liefde, eerder bij de dood, twee elementen die met elkaar weliswaar verbonden zijn, dan toch bij Hertmans en dan toch in zijn nieuwe roman, omdat het twee uitersten zijn van het leven, en wat er tussenin gebeurt, onafscheidelijk is, of van het ene, of van het andere.
Ondertussen leer ik heel wat van het boek, hoe het gestructureerd werd, hoe het historische als historisch overkomt en hoe het literair fictieve de ware Hertmans is. Ik weet nu hoe ik mijn manuscript herschrijven en herstructureren moet, en de tijd dringt.
[1] Stefan Hertmans: ‘De bekeerlinge’, De Bezige Bij, 2016, pag 47
|