In de diepste nacht, op mantel van duisternis oase-vlek van licht door volle maan getekend waar takken staan geëtst lijk slierten zinnen op een Schoeller blad.
Wat ons meer dan verwonderen kan in deze dagen als er niets te schrijven valt, niets te aanhoren en het woord de stilte is van de wind in de lege bomen, humus geur: uit de ingewanden van de aarde, zwammen opgeschoten.
Wij, ademend nog, alhoewel gecrasht, alsof handen ons gegrepen bij het strot we niet meer opstaan konden niet meer vermenigvuldigen, onvermogend als dichter dichter te komen tot wat ons omkransen zou met laurier gekroond zoals Dante.
Nacht die van de doden is licht van de levenden beide oppermachtig om wezenlijk te zijn te groeien en te verwelken, herop te staan en neer te liggen lichtoase van de geest en aarde bedekt met lichen en met mossen.
Zelfs, doorheen de lege takken ons aanschouwend om te betoveren, de volle maan in volle nacht.
|