Een vriend, die hij sinds lang niet meer gezien of gehoord had, schreef hem hoe dikwijls ontvangen we nog brieven - Jadmire tes centres dintérêt, peut-être cherches-tu le sens de notre existence? Pour ma part je ne lai pas encore trouvé, tu pourrais maider
Pourrais-je vraiment taider mon cher John, denkt hij en klaarheid zien voor mezelf?
Het licht is, voor de tijd van het jaar, van een grote helderheid, het valt met een brede band door het venster binnen in de kamer over de brief in zijn hand, het omhult hem alsof hij in het licht het antwoord kon vinden op de vraag hem gesteld. Hij herinnerde zich de tochten die ze samen maakten. John verbleef elk jaar in augustus in St.Luc, hij daarentegen was met zijn familie in Grimentz, het dorp in een zijarm van de Val dAnniviers. En elk jaar spraken ze af om samen de Bella Tola te beklimmen, een tocht van drie à vier uren zonder al te veel klimperikelen. Hun tocht was echter meer een wandeling in de diepte van het woord, naar de essentie van het zijn, dan naar de top van de Bella Tola. Wellicht hadden ze deze vraag van John reeds aangeraakt, zonder tot een aanvaardbare oplossing te zijn gekomen.
Nu, staande in het licht onder de zware eiken balken van zijn droomhuis, dacht hij eraan dat we nu weten of zouden moeten weten dat we bestaan uit een immense, bewegende massa atomen en elektronen en andere nog minimalere deeltjes en aldus beseffen dat we verweven zitten in al wat ons omringt, van de dichtste boom tot de verst afgelegen galaxie. Pas met deze visie op de achtergrond, kunnen we gaan beginnen denken welke de reden zou kunnen zijn van ons bestaan en wordt het duidelijk dat het niet enkel ons bestaan is dat ter sprake komt, maar ook dat van de kosmos, want waarom bestaat er een kosmos en dan nog een uitdeinende, een levende kosmos? En dragen we niet in ons het zaad van het spiritueel element in de kosmos en etaleren we niet in onze woorden de uitstraling ervan? Het grote wonder is, en we beseffen het nauwelijks of helemaal niet, dat we als onooglijk zaadje geest, geconfronteerd worden met het oneindige van die geest in het Universum. We kennen pas het begin van de zin van ons bestaan als we beseffen in welke mate we verbonden zijn met de totaliteit, zoals we ons bewust waren van de krachten in ons en omheen ons als we s morgens, voor dag en dauw vertrokken uit St.Luc, om via die moeilijke weg, langs de cascades, op te klimmen over de alpenweide, voorbij le chalet blanc en verder, immer verder naar het oosten toe, langs het gebaande pad in de flank van de Bella Tola, om gelukkig, in het licht van de opkomende zon, de top te bereiken. Hoe intens, was ons leven toen, vrienden samen, één met elkaar, één met de bergen, met licht en lucht en water. Lag hier niet de reden van ons bestaan, nader te komen tot de top, nader te komen tot God of hoe je Hem ook noemen wil, en was niet het bereiken van de top, het dichter komen tot de Grote Levende, de essentie van ons bestaan?
Hij zou hem antwoorden, niet met een e-mail, John vond dit te moeilijk - alhoewel niet veel ouder dan hem - maar met een getypte brief, omdat zijn schrift niet meer was wat het vroeger was. Trouwens, en hij had dit reeds geschreven, de mogelijkheid te kunnen communiceren via e-mail was reeds een wonder op zich zelf, maar dit scheen John nog niet begrepen te hebben.
|