Goldberg Variaties:
Zijn vingers, naar de toetsen toe getogen, in tinteling, in totale intimiteit met Johan Sebastian Bach.
Van wie het componeren was, van wie het in elkaar verweven van spiralen, van voluten, van arabesken was: inspiratie van de goden was.
Van spontaneïteit en van wandelingen was,
Betovering was van lichtkoralen, door ramen met pulver van robijn en amethist, doorzeefd bezeten en geheiligd door wat van de tekening erin was.
Van wie in oude kloostergangen, overspoeld, naar boven, naar beneden, witte parels, over witte tegels uitgestrooid, tot lang erna opspringend, was,
Overrompeling van regenbogen, verwondering te leven en het leven uit te schrijven in noten en in runentekens.
Hoorden we zijn onvermogen op te stijgen, al wilde hij hoger nog te komen, al wilden allen die er waren, alsof het mogelijk was, dichter nog te geraken, binnen in de geest te komen, een overgang van eeuwen te beleven.
En, gekluisterd in de balken wat we zagen, vlinders uitgedroogd in spinnenwebben, ook wij die middag lang geconverseerd met Bach, wij allen die er waren.
Niet meer wetende hoe Bach de klanken was.
|