Zijn het columns die je schrijft, zijn het gedichten in prozavorm of, zijn het maar van onbenulligheden die je, om te bewijzen dat je er nog bent, dag aan dag uit je mouw schudt. Je denkt eraan voor je begint. Je loopt met de vraag de tuin in, tussen de bloemen en de aardbeien en het regent en de wind is fris, is licht bijtend, is adem voor je longen: zijn het columns die je schrijft?
Je wou het wel, maar wat het ook is, het kost je, het vergt iets van jou, niet alleen een tekort aan slaap en moeë ogen, maar vooral een te intense en te lange concentratie in wat je uren zijn en wat meer is, woorden zijn soms stug en onhandelbaar, on-kneedbaar tot het beeld dat je zou willen, het vraagt tijd.
Je bent aangekomen waar je te streng bent voor je zelf, misschien zou je beter Felix Timmermans’ Pallieter gaan herlezen – waarom, schrijft Knack, Timmermans nog steeds de moeite waard is hem te lezen - dan bezig te zijn zoals het loopt met jou, beter meer aandacht te hebben voor de kleine dingen van en uit het leven, zoals de vorige dagen, waarvoor je beloond werd met twee reacties van lezers, die je een goed gevoel gaven.
Maar dit is niet wat je vertellen wou vandaag. Je dacht aan wat een vriend je mailde een paar dagen terug, gedachten van Blaise Pascal. Iemand die zoals jij, elke dag ‘ses Pensées’ neerzette en er in slaagde deze tot bij ons binnen te schuiven. Wat ik ook zou willen: als ik er niet meer zal zijn, dat mijn gedachten de tijd overbruggen die me scheiden zal van de volwassenheid van mijn achterkleinkinderen – er zijn er drie met een vierde op komst – die dan, misschien zoals Stefan Hertmans het deed met het dagboek van zijn grootvader, een boek zullen schrijven over ‘mijn’ gedachten uit het prille begin van de XXI ste eeuw. Ze zullen stof genoeg hebben om het te doen als ik maar de moed heb, voor hen te bundelen, al was het maar al wat ik tot op vandaag, van het begin van 2010 af, onder de vorm van blogs – die ik voortaan columns noem – geschreven heb. Dus niet zoals de met de hand gepende dagboeken, die niet te lezen zijn, maar getypt en gemakkelijk ontcijferbaar.
Zo verloopt eens te meer mijn geschrijf van de dag. Mijn groot geluk is, mijn eenzaamheid te vullen met de vreugde aldus een band te hebben met jou, lezer en vriend. Je mijn groet te brengen, mijn broedergroet. De inspanning die het vraagt wordt vergoed door de vreugde die ik ken en mijn inspanning blijft omdat ik je niet verliezen wil, omdat ik die band stevig wil, ononderbroken, diep verankerd wil.
En als ik Pascal aanhaal, de woorden die me werden toegestuurd zijn zoals het concerto voor twee piano’s van Francis Poulenc die ik gisterenavond, laat op BBC Four heb gehoord, van beiden een glorierijk en waardevol teken tot ons gekomen uit het verleden: Pascal en Poulenc, twee scheppende geesten die met hun werk, hun leven hebben verlengd, van solstitium tot solstitium tot de vele solstitia die hen nog wachten.
Dit hoop ik toch voor de kinderen van de kinderen van de kinderen van ons. Kunnen we er voor bidden? Neen, bidden alleen zal niet voldoende zijn.
|