xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ben aan deze dagelijkse blogs aan het schrijven sinds
januari 2010. Deze teksten echter - waar weinige onder u kennis van kregen - werden pas
ingelogd van 18 juli 2011 af.
Sommige van deze niet-ingelogde teksten worden nu,
weliswaar soms aanzienlijk gewijzigd, hernomen.
Samen met de blogs die in mijn hoofd al geschreven
staan denk aan Dantes Vita Nova meen ik er voldoende te hebben opdat deze
lopen zouden, si Dieu me prète vie,
tot het jaar 2015, hoe ver en hoe onwaarschijnlijk dit ook moge lijken.
Een van mijn vorige stukken ging over:
Het Manneken Pis van
Geraardsbergen
Weinige
van mijn geschriften werden in een of ander tijdschrift - of wat ook -
opgenomen. Het zij dan zo, maar er hangt wel een tekening van het Manneken,
open en bloot naast zijn beeldje op de markt van Geraardsbergen.
De
authentieke geschiedenis van dit Manneken werd door een groep van acht uit de
rekeningen van de stad Geraardsbergen - bewaard in het archief van Ronse -
gehaald, en te boek gesteld, in een modest werkje weliswaar.
Hoe
modest het ook is, het is nu toch met absolute zekerheid geweten hoe het ooit
ontstaan kon en vooral, vooral hoe het gebeurde dat een leeuwken, het
zinnebeeld van Vlaanderen, vervangen werd door een pissend manneken.
Dit
tot scha en schande van wie het, om deze reden de leeuwenvlaggendragers van
de sport incluis - benijden zou.
Men
zou het niet verwachten maar het zijn de Gentse troepen die er schuld aan
hebben. Herhaaldelijk zijn deze de stad komen plunderen, zelfs de loden buizen
van de waterleiding namen ze mee, zelfs het latoenen leeuwken van de fontein
op de Grote Markt, vlak voor de herberg de ghulden cop stalen ze. Dit
gebeurde in het voor de stad fatale jaar 1452 .
Pas
in 1455 zal de stad geleidelijk uit haar puinen verrijzen, de waterleidingen
worden hersteld en wat het leeuwken betreft heeft men gehoord dat het te koop
staat in Gent. Zo gebeurt het dat op 10 juli 1455, Heinric Joos, orlogemeester naar Gent vertrekt om het
leeuwken terug te kopen en we lezen in de stadsrekeningen:
Heinric Joos, de xden dach in
hoeymaent ghesonden te Ghend omme daer uut name van de ontfangers te coepene
dlattoenen leeukin dat voer dorloghe plach te staene up torrekin van den backe
van den fonteyne voer den ghulden cop mids dat den ontfangers de boedscap
bracht was dat ment te Ghend hadde ghesien staen te coepe dwelc als de vorseide
Heinric te ghend quam de lattoenghietere seyde dat tselve leeukin tsinen huus
langhe geweest hadde maer was over een stic tijte ghesmolten sinen salarijs van
tween daghe te viij s.p. sdaeghs heft
xvj s.p.
Het
is de volgende dag, vrijdag 11 juli er was toen nog geen interesse voor een
feest - dat Heinric terugkeert met het bericht dat hun leeuwken door de
Gentenaars gesmolten werd.
Bij
het lezen en herlezen van wat geschreven staat en dit te plaatsen tegenover de
realiteit van de feiten in hun tragisch verband,
beeld ik me de gemoedstoestand in van het stadsbestuur bij het vernemen van het
nieuws. Het is volop zomer en om al die emoties weg te spoelen is er nood aan
een koele dronk, en aan een tweede. Meer dan een lelijk woord zal gevallen zijn
aan het adres van de Gentenaars en hun reactie is lumineus eenvoudig geweest.
Ah, Gent, we zullen eens tonen wat we denken over u. Geen leeuw meer, ah neen,
maar een manneken met zijn waterstraal in uw richting.
En
een paar dagen later, op 16 juli 1455 vertrekt Heinric de Backere met een brief
gericht aan Janne vander Schelden te Brussel, die de leverancier was de loden
leidingen en het plaatsen ervan:
hem biddende dat hij soude
willen doen maken een latoenen
manneken
dat behoeren soude omme te doen stellene up tconduyt ende torrekin
vanden backe van de fonteyne up de marct voer den ghulden cop te gherdsberghe
hem ghegheven over sine moeyte van desen vii s.p.
Vander
Schelden gaf de opdracht door aan Reynier van Tienen die treuzelde met de
uitvoering, en vooreerst met een te groot model voor de dag kwam, waarop de
timmerman Gillis vander Jeught de opdracht kreeg een kleiner model te snijden mids dat deerste mannekine veel te groet was.
En het is Janne Struelen die met het houten manneken vertrekt naar Bruecele omme dat te draghene ten huus van
de lattoengietere.
Om
een lang verhaal kort te maken. Het gieten van het manneken verloopt heel
stroef, niet minder dan drie maal is Reynier van Thienen moeten herbeginnen.
Uiteindelijk wordt het geplaatst in de eerste dagen van juni 1459.
Heel
het verhaal werd uitgeschreven door twee historici van de groep van acht, M.
Cock en R. Van Damme. Ikzelf tekende slechts het manneken op het couvert van
het boekje van 1972. En het is deze tekening bestaande uit slechts twee
kronkellijnen die nu voorkomt op de koperen plaat tegen de muur van het
Stadhuis van Geraardsbergen. Het is niet veel, maar het is iets en het is,
zoals het hoort, ongetekend.
Dit
is geen wereldnieuws, verre van, hoewel het manneken dat van Brussel - gekend
is tot in Japan naar ik vaststelde.
Van
Reynier van Thienen die het manneken gegoten heeft, prijkt nog altijd een
koperen kandelaar van enorme afmetingen in de kerk van Zoutleeuw. Op zijn
palmares van werken mag dus het Manneken van Geraardsbergen worden toegevoegd.
|