Ik hoef me, ‘oosters’ ingesteld, geen zorgen te maken over het succes of het on-succes van mijn boek, ik heb het werk gedaan en het is dit waar het op aankwam, erin slagen wat ik voor ogen had, het boek, en het is er.
Een feit realiseer ik me als ik het boek lees, het is van een wereld die er niet meer is, de wijze waarop het woord gekozen werd is oud en voorbijgestreefd, ik had het moeten weten.
Ik had mijn schelp niet mogen verlaten, niet naar buiten komen, het stond allemaal te lezen in mijn blogs, en deze werden ze gelezen, OK, werden ze niet gelezen, even OK, het voornaamste was het schrijven elke dag van 500 woorden en dit is waarin je slaagde, ‘the rest was not your business’, zou T. S. Eliot zeggen.
Ik moet dus een tevreden man zijn als producer van een boek, maar ik realiseer me dat het mijn portret is dat ik de wereld in stuur, dit van mijn innerlijk zijn, en als dit wordt geïnterpreteerd als een oud geval, als onbelangrijk en voorbijgestreefd dan val ik van mijn piëdestal, dan treft het me, dit kan ik niet ontkennen.
Ik open vroeg in de morgen en laat in de nacht nog mijn ‘outlook’ om te zien of er niemand is die me zegt hoe hij het boek gevonden heeft. Ik sta open voor elke reactie, niet dat ik er een immens vertrouwen in heb, verre van, maar om te weten hoe het verder moet. Een goed werk aanprijzen kan gemakkelijk, een half goed werk zwijg je je dood, zo eenvoudig is het en zo moet ik, voorlopig, het ontbreken van reacties interpreteren.
En nu, mijn vriend, hoe reageren de lezers van je blog over je heen en weer gepraat over je boek?
Ik vraag hen enkel begrip te hebben; te weten dat het me bezig houdt van het ogenblik dat ik wakker wordt tot het ogenblik dat ik inslaap en dat ik er me moeilijk kan van ontdoen als ik aan het schrijven sla, dat onvermijdelijk het die gedachten zijn die recht hebben om vermeld te worden.
Ik ben geen wonderboy die op hoge leeftijd een boek schrijft. Absoluut niet, het schrijven ervan begon toen ik nog een ‘boy’ was en het heeft mijn ganse leven geduurd tot ik de moed heb gehad het af te leveren. In de eerste plaats, aan een gemeenschap van vrienden. Het zou moeten fungeren als een bundel levenswijsheid geplaatst in een levenskader van enkelen, in omstandigheden afhankelijk van omstandigheden, zoals het er toegaat in een leven, waar elke stap, elke ontmoeting, elke plaats waar je bent - het mag nog in Rocamadour zijn waar je de beeltenis van de ‘Zwarte Maagd’ gaat zoeken, hoog opklimmend – je bijblijven, zoals zovele zaken, zovele omstandigheden je bij blijven, tot je het gevoel hebt dat het tijd wordt om te besluiten, om af te ronden voor het einde eraan komt.
Het einde, het allesopslorpende einde dat je wacht in een draai van de weg en dat je met vertrouwen tegemoet ziet al mag het nog wat wachten, de pijnen van het lichaam, voor het ogenblik, zijn nog dragelijk, ze worden trouwens gedempt door de geest.
Nu, wat ga ik morgen vertellen als het niet over het boek zou zijn?
|