Een blog zoals ik gisteren schreef, die in een ruk er stond herlees je node, herlees je beter niet, vooral als hij gaat over zaken die dan toch enigszins afschrikken. Ook jezelf afschrikken. Dit is dan wat gebeurde: een bergstroom in de vroege lente die alles meesleurt naar de vallei, takken en boomstammen en blokken rots, alles samen een gezang van water. Een bevrijding ook van al wat zich had opgepropt gedurende de wintermaanden, wellicht, zoals het gebeurde in het verleden, voor de tijd dat ik er niet meer zal zijn.
Zo mijn woorden met vandaag de nagalm ervan. Ik zal deze zeker evenmin nu gaan herlezen. Ze staan er en ik heb ze achter mij gelaten voor altijd wellicht niet, maar dan toch voor een lange tijd. Het is maar om te zeggen dat ik, wanneer ik ooit in nood kom, terug ga kijken naar wat ik in 2012 wist te schrijven en er inspiratie in zoek, zoals ik vermoed dat elk schrijver dit wel eens doet.
Gisteren bijvoorbeeld had ik er nog iets willen aan toevoegen, iets van Christopher Fry, de woorden die hij in de mond legt van de ‘Countess’ - uit ‘The Dark is Light enough’, een van zijn ‘Plays’ - die we eens te meer hebben opgezocht omdat ze hier passend zijn:
‘But you’ve allways thought of it, Jacob, in the pleasure and conversation of these evenings. The argument, philosophy, wit, and eloquence were all-in the light of this end we come to. Without it there would have been very little to mention except the weather…’
We staan niet alleen als we schrijven wat we schrijven, het is hoogstens een aanvulling, een andere benadering van wat al zo dikwijls werd gezegd en telkens neer komt, op de impact van ons aller lot, op wat van het leven is. Hoe het leven er door gekleurd wordt, opgehemeld tot zijn ware waarde.
Zeg ik dan ook dat ik me gelukkig voel, deze morgen in november, er nog te zijn en wat meer is te kunnen zeggen dat ik er ben. Ik zag gisteren op TV als dirigent, Daniel Barenboim aan het werk, hij dirigeerde, Elgar’s Enigma (Nimrod). Ik zag wat het is groot levend te zijn, muziek te zijn, klank te zijn, te weten, heel precies, op welk ogenblik elk instrument invallen moet en hoe. Barenboim die de muziek van Elgar in zich draagt, zoals hij deze van Beethoven in zich draagt, deze van Verdi. Ik schreef het gisteren of eergisteren: het wonder dat van de geest is, dat van de hand is als de verlenging van de geest, zo van dirigent als van welke musicus ook.
De wereld die van het leven is, ik zou er willen aan toevoegen, is ook de wereld die van de dood is omdat beide werelden gedrenkt zijn in het wonder dat is van het leven van atoom en elektron en van de, zoals Richard Feynman[1] ze geteld heeft, over four hundred partikels die, en zo is het ook, alle waardig zijn en een functie hebben meegekregen.
En ik weet ook dat heel wat van mijn geschriften op een of andere wijze doordrenkt zijn van het beeld dat Feynman hier oproept, zijnde de ondoordringbare, onvatbare wereld van het zijn als van het niet-zijn, van wat er was voor er iets (de Big Bang) was.
Ademend zijn we van het leven, niet-ademend zijn we van het leven na de dood omdat er geen lichaam meer zal zijn dat ademen moet om er te zijn.
[1] Richard P. Feynman: ‘QED. The strange theory of light and matter’, Penguin books, 1983: ‘It soon became clear that the number of particles in the world was open-ended, and depended on the amount of energy used to break apart the nucleus. There are over four hundred such particles at present. We can’t accept four hundred particles; that is too complicated. (p. 132).
|