Ik hoor op Klara, dat Igor Stravinski, samen met Claude Debussy een van de grootste vernieuwers is van het muzikaal landschap. Ik ook heb dit altijd gedacht, zijn Sacre du Printemps is een van de boeiendste en kleurrijkste muziekstukken die ik ken. Constant Lambert in zijn ‘Music ho!’[1], zegt onomwonden, ’that however different the texture may be, Strawinski is using sound in the same way as Debussy.’ En nog volgens Lambert is Debussy de sleutelfiguur in de muziek van Strawinsky, en schrijft hij over Le Sacre : ‘Barbaric impressionisme has taken the place of super-civilized impressionism, that is all.’
Ik ontdekte Le Sacre in de film ‘Fantasia’ van Walt Disney, het was iets ongehoord fantastisch, het was een revelatie van wat muziek kon zijn. Ik ben die dezelfde dag de film twee maal gaan zien, het was mijn eerste diepgaand contact met klassieke muziek. Zeg ik nu dat het mijn leven veranderde en dan vooral de muziek van Bach, zijn Toccata en Fuga, Beethoven, zijn Pastorale en dan, een nooit gehoord iets, Igor Strawinski en zijn Sacre, toegankelijk gemaakt door de beelden van Disney. Ik geloof niet dat er ooit in mijn leven een dag is geweest die zo diep ingrijpend is geweest, zeker op het gebied van de muziek. ik werd ‘gebouleverseerd’ en definitief bekeerd tot de klassieke muziek, in zo ver dat zelfs de Beatles aan mij zijn voorbij gegaan.
Het zijn heel verre impressies, ik moet toen ongeveer twintig geweest zijn maar buiten Mozart’s ‘Kleine Nachtmusik’, wat Beethoven en Chopin wist ik eigenlijk niet wat klassieke muziek betekende. Maar toen ik kennis maakte met het kakofonische in Le Sacre, wist ik wat muziek ook kon zijn, verrassend en enthousiasmerend. Wat ook, de film Fantasia is een definitieve breuk geweest met al wat ik tot dan toe beluisterd had. En het is van toen af dat ik bijna uitsluitend klassieke muziek heb beluisterd, en klassiek ben blijven beluisteren, in zover dat ik helemaal niets af weet van de muziek waar mijn kinderen en kleinkinderen nu, met grote kennis van zaken naar luisteren en over spreken.
Na Igor Stravinsky is Gustav Mahler gekomen, zijn georkestreerde ‘Lieder’ en zijn symfonieën, een nieuwe revelatie, een andere ontdekking met even diepgaande gevolgen die een goede vriend met een bijzondere naam, Leonard Hoendervangers - die nu zeker aan het discussiëren is met Beethoven en Debussy en Ravel, ergens, ergens – me heeft bijgebracht. Ik luisterde van toen af naar de klanken, de opeenvolging van de instrumenten, de kleurschakeringen, de ritme wijzigingen, meer dan naar de melodie die wel het draagvlak bleef, maar niet meer centraal stond.
Waar ik nu soms vandaag nog twijfel tussen Beethoven en Mozart enerzijds, en tussen Mozart en Haydn anderzijds, herken ik onmiddellijk de muziek van Mahler en even duidelijk van Chostakovich.
Zo gebeurt het at een leven gevormd wordt door kleine schijnbaar onbelangrijke ontmoetingen, om het even van welke aard, die je op een haar na had kunnen ontwijken, maar die van je leven gemaakt hebben wat het geworden is. Alles, elke detail tot op een fractie van tijd na, is bepalend geweest voor de richting die je insloeg en dit bepaald door een samenloop van omstandigheden die elk op hun beurt het gevolg waren van andere omstandigheden en zo verder, misschien wel tot bij de man van Lascaux of nog verder. Als men het zo bekijkt dan wordt het duidelijk dat je helemaal niet ontkomen kon aan het lot dat ons overheerst, hetzij een winnend, hetzij een verliezend.
[1] Constant Lambert: Music Ho!, 1934, Penguin books 1948
|