Als je Dante’s ‘Inferno’ leest wordt je in zijn canto IX, 61-63 onvermijdelijk getroffen door drie versregels waarvan je je afvraagt wat die wel betekenen kunnen:
O voi ch’avete gl’inteletti sani, / mirate la dottrina che s’asconde,/ sotto il velame de li versi strane.
Wat wilde Dante ons verbergen, wat mocht niet voluit uitgeschreven worden, welke dottrina, (leer, kennis) wou hij bedekken met een sluier die enkel door zij met gl’ inteletti sani, zij met een gezonde geest, kon worden weggenomen. Het is alsof deze drie versregels niet voor alle lezers bestemd zijn maar wel voor een bepaald publiek.
Als lezer stap je er over, als schrijver ben je geïntrigeerd en geprikkeld en wens je er meer over weten.
Dit overkwam je toen je Dante las en dit overkwam destijds Pierre Aimé Bergher die zich verbaasde over een korte zin: ‘to the happy few’ waarmede Stendhal, op het einde van zijn ‘la Chartreuse de Parme’, de lezer verrast achterlaat. Bergher, voelde zich verplicht na te gaan welke de ware betekenis was van deze vier woorden, achtergelaten als slot van een boek dat hem enorm had geboeid. Hij zocht en hij kwam tot een besluit dat hij formuleerde in ‘Les mystères de la Chartreuse de Parme’[1] waarin hij tot het besluit kwam dat ‘La Chartreuse’ ten dele in code geschreven was waaruit kon worden opgemaakt dat Stendhal een vrijmetselaar was. Deze ‘happy few’ die hij viseerde, zijn broeders in de vrijmetselarij zijnde, voor wie Stendhal in zijn ‘Chartreuse’ tal van verwijzingen heeft ingebracht die enkel door geïnitieerden zoals hij, begrepen konden worden.
Mark Twain, ook vrijmetselaar, in zijn ‘Adventures of Huckleberry Finn’, had, volgens Bergher eenzelfde procedé gebruikt.
Dante, in zijn Divina Commedia, canto IX van zijn Inferno, verraste me ook als ik de passage las gericht aan: ‘o voi ch’avete gl’intelletti sani’.
Wie anders wordt hier bedoeld dan zijn broeders in de geheime genootschap waar hij deel van uitmaakte, een genootschap die een voorloper was van de vrijmetselarij die pas in de XVIIIde eeuw zal ontstaan in Engeland.
Achteraf, op mijn elan verder zoekend, zou ik voldoende gegevens vinden in zijn ‘Inferno’ die mijn vermoeden bevestigden maar waar een normale lezer geen oog voor heeft omdat deze heel onschuldig in de verzen zijn verwerkt.
Ik zal er geen boek zoals Bergher, over schrijven, een essay van een twintigtal pagina’s zou mogelijk zijn. ik zou er trouwens ook andere elementen kunnen in verwerken, namelijk de reden waarom hij plots gestopt is met het schrijven van zijn ‘Vita Nova’ en waarom hij, novemberna studie, begonnen is aan het immense werk dat zijn ‘Divina Commedia’ werd.
Echter weinig talrijk zijn zij die hier van wakker liggen. Als ik er ooit aan beginnen zou, ware het maar het gevolg van een uitdaging mezelf opgelegd.
Het zou me ook verplichten terug te grijpen naar zijn verhaal over zijn tocht door zijn ’Purgatorio’ en ‘Paradiso’, wat me ettelijk maanden zou kosten, en deze heb ik niet meer te verliezen. Anderzijds heb ik genoeg te schrijven over andere zaken die me meer aan het hart liggen voor het ogenblik.
Niets zegt me trouwens dat eens, een à twee generaties verder, de naam van Dante nog zal ‘mogen’ vernoemd worden als ik weet wat hij toen, zonder de minste zorg of vrees heeft geschreven over Mohammed die hij in de Hel ontmoette, en dan vooral in welke toestand hij, Mohammed, er toen bij liep.
Ik nam dus een pauze vandaag en bladerde maar wat in mijn ‘Geschriften’.
[1] Pierre Alain Bergher: ‘Les mystères de la Chartreuse de Parme’, Editions Gallimard, 2010.
|