Tachtig jaar rond als een brood uit de oven. Vier maal twintig jong, je zegt het maar, je kent de waarheid in het getal, maar toch onverschrokken ben je het binnengegaan, ware er niet. Ware het niet dat je de pas werd afgesneden en de tijd je overwonnen heeft voor een tijd.
Waar sta je nu, die ons herhaalt in de nacht dat je er nog bent en dat we totaal verkeerd zijn als we denken dat je bent heengegaan.
Ja, wel heengegaan voor een tijdje, maar niet voor altijd, wachtend in de luwte nu, in de schaduw alvorens terug te keren in het licht dat van het leven is.
Zet dus alles klaar voor het feestmaal met jullie en met de kinderen, met Jane en Rachelle mijn twee oogappels, ik kocht een witte pony voor hen, een dwergpaardje, maar zegt het niet, wacht tot ik ermee voor de deur sta, het moet een verrassing zijn zoals ik een verrassing zal zijn als ik aanbel, want wat denkt je wel dat ik weg zou blijven nu ik tachtig ben en krachtig jong, vernieuwd en opgetuigd zoals het nimmer was.
Verwacht me dus, zet de champagne klaar en stel je op achter de deur, met open armen, ik kom, ik haast me, ik vlieg.
|