Ik kan alleen over mezelf schrijven wat verzadiging moet veroorzaken: iemand die zichzelf opent aan zichzelf en aan de wereld omheen hem, een wereld waar hij geen zicht op heeft. Enkelen maar wagen het uit hun schelp te komen en te reageren om me bij te staan op mijn pelgrimstocht.
Enkel KLARA is me trouw, verrukt me op momenten zodat ik smelt, dat ik ril van het genot dat ze me bezorgt waaruit ik dan gelouterd opsta om verder te gaan op een weg die ik vergeten was of in lang niet meer betreden had.
Een weg die van de stilte is, van de innerlijke beweging naar een punt in de verte, naar iemand of iets die of dat er op me wacht om me te omhelzen met een verloren tederheid als ik me los wikkel als een kind uit de realiteit en me laat drijven in een wondere wolk van geuren en kleuren die onuitgesproken klanken zijn komende van over land en zee.
Vertelling over wat was, over wat is en over wat nog komen kan, stolling van al het bijzondere dat zich manifesteerde in een leven dat nu naar zijn einde loopt: een herfst die winter werd en durft hopen op een lente.
Ik ga dit niet herlezen, ik wil de woorden die zinnen werden houden zoals ze binnenkwamen, misschien licht overdreven, neigend naar een gevoelstoestand die ik in lang niet meer gekend heb en waar ik niets wil van wegnemen integendeel er eerder nog iets aan toevoegen, iets dat daar is, dat me wenkt in de verte maar dat ik niet verwoorden kan omdat het de oneindigheid in zich draagt.
De oneindigheid van het ‘erzijn’.
|