Er zijn dagen dat ik rondloop in het huis alsof ik nog een eeuwigheid te leven heb alsof er geen einde is dat me wacht, een afscheid nemen van al wat ik hier heb en bezit. Want zoals het einde van de maand er aan komt, is er ook mijn einde dat in het zicht komt.
Ik weet het dus en ik schrijf het. Eigenlijk is het omgekeerd, ik schrijf erover omdat ik er nu en dan aan denk. En dit ‘nu en dan’ betekent zeer sporadisch, maar Ik vergal er mijn dagen niet mee.
Ik blijf dingen schrijven zoals ik gisteren schreef, uitgelaten en met de overmoedigheid die het leven me biedt want waarom zou ik niet een overmoedigheid aan de dag leggen, waarom zou ik niet schrijven van uit de hoogte en niet van dicht bij de grond.
Al mijn geschriften getuigen van mijn positieve ingesteldheid, gisteren nog heb ik getracht dit op een duidelijke wijze te onderlijnen al weet ik niet goed meer hoe ik dit volbracht heb, alle voorgaande dagen stollen zich in wat ik nu zal schrijven en wat morgen, op 1 november. Echter je weet maar nooit wanneer het onvermijdelijke aanklopt. Een val is voldoende, een struikeling, een ogenblik onachtzaamheid als ik opsta of door het huis loop.
Het zijn de ‘einde-oktoberdagen’ die me deze gedachten opleveren, de gevoelens op de vooravond van Allerheiligen die een zwaarmoedigheid opwekken, een mist optrekken over wat was en hoe het was, alles samen gebracht, gedachten als een kluwen wol, in mijn handen gehouden en los gekomen.
Ik moet eraan voorbij zonder treurgezangen. En het zal wel, het licht van de morgen is van een vreedzame helderheid, het wekt vertrouwen dat de dag in bezinning verlopen zal, wat rustiger dan anders, meer begaan met vroeger dan met wat komen kan.
Zo gaat het in het leven, soms staat het stil.
|