Een eenzame tortel hoog op de nok van het dak: hij dacht, is er in deze tijden iets waardiger om mee te beginnen, een opening naar iets vers, iets dat hij, bij weten, nog nooit had gebruikt; iets waar hij zich aan vastklampen wil om te komen waar hij nog niet weet maar dat potentieel al vastligt en dat, zijn gedachten vrije loop latend, straks zal opduiken.
Altijd een geruststelling eigenlijk dat het zo gebeurt. Zo iets als de bloem die aanwezig is in de korrel zaad die wacht om te kiemen – eeuwen misschien - en het is in het wachten op, dat het mystieke van het erzijn geborgen ligt. Een ‘zijn’ van de plant in potentie.
Zo ligt ergens, wachtende, het relaas klaar om verteld te worden. Ik word er naar toe geleid, woord na woord, zin na zin, tot ik denk, nu is het genoeg, nu mag er een punt gezet aan wat deze dag als betekenis zal hebben meegekregen voor later, veel later, een dag dat eenzelfde tortel - een tortel heeft het voordeel elke tortel te zijn - zitten zal op dezelfde nok van hetzelfde huis.
Dit is niet hoe hij is opgestaan uit de nacht, vóór hij de tortel zag?
Zijn eerste gedachte, deze morgen – hij kwam uit een akelige droom - was een abstracte blog te schilderen in woorden die geen behoefte kennen iets te vertellen, die er zijn om er te zijn, naast elkaar staande als vlekjes olieverf, waarvan de kleuren nog te ontdekken zijn, naast elkaar en soms even juist over elkaar, willekeurig aangebracht met penseel of met de punt van het paletmes of met de volle hand, zoals het ooit gebeurde, als er maar iets staat, iets dat er voorheen nog niet was, een totaal nieuw spel van barre kleuren gemengd met helle, plots opgestegen, onnoemelijk, zo maar, zo maar.
En dit was hoe hij zijn blog wilde.
Maar er was de tortel en, er was ‘Prélude, Fugue et Variation’ van César Franck en alles ‘basculeert’: woorden worden zacht, woorden worden teder en zijn klanken die zich herhalen in voluten, zich omkringen, zich in elkaar hechten, ze smeken om een houvast zoals in Keltische tekeningen, een houvast in ranken, met elkaar verstrengeld, in elkaar verweven, neergeschreven en herhaald keer op keer als in een fuga, als de dagen die zich volgen in lichtschakeringen en schemer- ogenblikken die je kent van vroeger en die je weergeven wilt, zo en zo, en er toch niet toe komen te zeggen wat je zeggen wilt; je herhalend keer op keer, om verder en dieper te gaan, César Franck achterna.
Een krul te leggen in wat je ziet en denkt, en het ene iets te maken heeft met het andere, zoals de tortel iets te maken heeft met de nok waarop ze zit of staat, het is haar plaats, ze kan er blijven en wegvliegen en de nok er is zonder tortel.
Er waren dus geen merkwaardige gebeurtenissen vroeg in de morgen, maar wel een tortel en César Franck, later zullen er wel zijn. Maar later is de maand maart, is de lente, is de zomer, is het rijpend fruit en, vallen de bladeren.
We hebben het al zo dikwijls geweten hoe alles overgaat van het ene in het andere. Wij, als toeschouwer verrast soms dat het zo vlug gebeurt, dat er ons geen tijd gelaten wordt om even, even maar op adem te komen. We moeten verder altijd het jaar in.
Ik ben, niets ervan wetende aan dit geschrevene begonnen. Nu het er staat voel ik me beter.
Het is dikwijls zo.
|