De laatste dag van de eerste maand, nog elf maanden vol te houden en het is volbracht, moet het alleen nog doen, nog maken.
Zou Dante dit ook gedacht hebben ooit, bij voorbeeld als hij het ‘Inferno’ verlaten heeft en nu op het punt staat te beginnen aan zijn ‘Purgatorio’:
‘Per correr miglior aqua alza le vele omai la navicella del mio ingegno che lascia dietro a sé mar si crudele:[1]
Wat niet geldt voor mij. De waters waarin ik me beweeg waren niet woelig en worden niet kalmer, ik blijf verder varen in zelfde waters met een zelfde ritme en een zelfde ingesteldheid.
Wel is het zo, en dat klinkt eerder als een verwittiging, dat van de twaalf, er nog elf maanden overblijven en dat ik niet meer dralen mag maar doen moet wat moet gedaan. Maar ben ik hier elk ogenblik van de dag en de nacht 100 percent van bewust?
Wel neen, dit gevoel van de tijd die rest ken ik maar van tijd tot tijd, ik kom er vlug overheen want zo niet zou er me niets anders overblijven dan ‘verslagen’ af te wachten tot de elf overige maanden voorbij zijn, wat een enorme verspilling van tijd zou betekenen. iets wat een normaal mens zich niet permitteren kan of mag.
Integendeel zelfs, ik weet dat het nu is of nooit, om gestaag door te gaan, verbeten de strijd met het woord aan te gaan tot het fatale, maar tevens wellicht, het wondere ogenblik dat de andere wereld zich opent voor mij. Gewild weiger ik hier het woord ‘dood’ te gebruiken, ik wens het zelfs te bannen uit mijn woordenschat, omdat het te cru over komt en vooral omdat we niet weten, slechts vermoeden kunnen wat er achter schuilt.
De elf overige maanden zijn én een aanmoediging om niet te dralen, én een stille verwittiging om planmatig te werk te gaan en mijn tijd zorgvuldig op te vullen. Wat me dan elke spontaneïteit in wat ik doe kosten zou.
Daarom zeg ik jullie dat ik verder zal gaan zoals ik bezig ben, trachten het maximum te bereiken onder welke vorm ook, maar verder, al is het omslachtig, bezig te zijn zoals ik bezig was, hels soms, maar ook met heel wat mate. Zoals je dagelijks vaststellen kunt wat het is en hoeveel het maar is.
Het is niet omdat ik maar elf maanden meer heb dat ik plan ook maar iets te wijzigen aan mijn gewoontes. De maanden zullen op me afkomen – zo hoop ik toch – en ik zal ze waardig ontvangen alsof er geen telling mee gemoeid zou zijn. Maar het kan goed dat ik tegen dan, deze laatste zin zal vergeten zijn en ik erop terug zal komen niet eenmaal maar meerdere malen in andere bewoordingen of andere omstandigheden.
Mijn toestand – een vriend zegde me dat ik nu op mijn zesennegenstige ben en ik had er nog niet aan gedacht, hij deed me even schrikken – draagt in zich een beeld van mij dat weinig gunstig uitvalt, ook voor mijzelf. Het is maar dat ik er geen schuld aan heb en ook geen verdienste, mijn toestand is wat hij is. En als jullie het weten willen, nu dat het geschreven staat voel ik me er goed bij.
Goed bij wat er geschreven staat.
[1] Purgatorio: canto primo: 1-3: ‘Nu ik met het schip van mijn geest een zo wrede zee achter mij heb gelaten, hijs ik de zeilen om koers te zetten over beter water.’
(vertaling Frans van Dooren)
|