De vraag die ik stellen wil aan Frans Liszt: begin je aan een compositie, welke ook, met de titel al neer geschreven boven op je wit blad of, componeer je eerst de muziek, beschrijft je het landschap van je geest en je gevoelens, om dan later er een titel op te kleven omdat er nu eenmaal een titel moet aan gegeven worden?
Het laatste schijnt me het meest logische; In elk gevel wat mijn werk betreft is het duidelijk, ik schrijft me leeg en achteraf kleef ik er een titel op: enkele sleutelwoorden die aanzetten tot het lezen of het niet lezen van de tekst.
De titel van Liszt blijft me echter intrigeren, meer zijn eenzaam zijn, dan de zegen van God, want ik denk dat zijn Nocturne - ik heb deze vanmorgen nog eens beluisterd - opgestegen is uit een gevoel van eenzaamheid, en achteraf, hij zijn God, wie Hij voor hem ook moge zijn, bedanken wou voor deze eenzaamheid, die bij hem werkt als een rijke humusgrond, weliswaar op sommige dagen meer dan op andere. Ik moet eraan toevoegen dat ik in zijn muziek God niet heb ontmoet, maar wie ben ik wat de kennis van muziek betreft, een nul.
En nu ik het erover heb. Op de muziek die ik beluister in de nacht kleeft geen naam, enkel een tijd verwerkt in de muziek, en het is telkens alsof ik een wijn drink uit een fles zonder etiket erop. Ik heb minstens nood aan de naam van de componist om van de muziek te genieten.
Maar, om tot de essentie te komen, wat is het dat ons schrijven doet, indien het niet een binnendringen in onszelf ware, een kijken, een vertoeven in de dieptes van onszelf en weer te geven wat of wie we er ontmoeten om, telkens ik een blog heb afgewerkt, een gevoel te kennen, een mengeling van geluk en dank, die opstijgt uit mij, eens te meer te zijn aangekomen waar ik aangekomen ben, en te hebben volbracht wat ik me had voorgenomen zonder vooraf eigenlijk te weten wat ik in mij vinden zou, maar ik vond het.
Dit is van alle gebeurtenissen die me overkomen de meest verheffende, ik noem het mijn gebed, ik noem het mijn samenspraak met wat, vanuit ‘wat-er-is-van-de-Kosmos-in-mij’, in woorden wordt omgezet.
Ik kan het ook nuanceren en wellicht is het zo, dat ik een/het instrument ben van het kosmische, niets meer en niets minder . Ik kan het niet genoeg benadrukken maar ik heb niet het gevoel, nimmer het gevoel dat ik, in mijn oud lichaam, het ben die los van alles, zo maar elke morgen aan het schrijven slaat alsof zijn leven er van afhangt.
Ik herhaal het, ik ben het niet, want elke morgen sta ik op uit de holtes van de nacht die ogenblikken lang zonder woorden zijn, vooraleer ik me kan instellen op wat van ergens tot mij komt.
Ik schreef dit al, ik herhaalde dit al, omdat het een uiterst vreemde vaststelling is te denken dat er een massa sterk uiteenlopende gedachten in het ijle drijven omheen me - ook omheen jullie - die we capteren kunnen, op voorwaarde dat we de juiste golflengte kennen, een golflengte die bepaald wordt enkel en alleen door onze wil die vrij is erop in te gaan of, eraan voorbij te gaan.
Zeker is, maar dat het jaren vergen kan is even zeker, dat het gegeven is aan elk van ons, als we maar weten dat oefening kunst/kunnen baart, dat je er niet komt zonder oefening en dat oefening een overwinning is van je aller diepste ik, een ik dat er is, maar zich niet toont, zelfs de indruk laat er niet te zijn.
Ikzelf heb er lang naar gezocht om het te vinden. Ik begrijp dan ten volle wat Jorge Luis Borges ergens schrijft, dat het lukken moet dat hij het is die de woorden schrijft en niet degene die ze leest.
Neem nu al deze woorden als komende van een schrijfzieke man.
|