In de Knack van 4 november, volgt Simon Demeulemeester een discussie tussen twee Spinozisten, Herman De Dijn (°1943) en Tinneke Beeckman (°1976). ‘Deze bekijken Spinoza elk van uit een andere hoek. ‘Herman De Dijn die hem ziet als een conservatief iemand en Tinneke Beeckman als een vrijdenker’.
Het wordt een discussie op het filosofische vlak die ik volg met interesse omdat ik me ook een beetje Spinozist voel en dezes ideeën over God en het Universum op een bijna identieke wijze heb gevolgd en beleefd. Hij bewoog zich als een van de eersten buiten de God van de Bijbel met een blik op de Kosmos en het is vooral op dat vlak dat ik hem heb gevolgd en gewaardeerd, en nu hem ook, in zijn voetsporen verlengen wil naar de eenentwintigste eeuw.
In de loop van het gesprek worden filosofische standpunten belicht, die hoewel uiteenlopend toch alle gericht zijn op de figuur van Baruch Spinoza als een pionier van de verlichting, vooral dan zijn blik op de religie met de nadruk op zijn onpersoonlijke God die hij zag, gelinkt aan het Universum en duidelijk niet als de schepper ervan, maar ik laat de Spinoza van de zeventiende eeuw over aan de Spinozisten en ik tracht verder te kijken, Spinoza heeft zijn tijd gehad, hij was de man van de verlichting, de baken ervan.
Ik volg die Spinoza van toen niet meer omdat de ganse filosofische wereld vandaag voorbij gestreefd wordt - in een zekere zin besmet wordt - door wat de New Physics ons leren of zouden kunnen leren. Als ik hier inga op bepaalde discussie-aspecten tussen de twee filosofen dan is het omdat ik de blik gericht op het komende, evenwel met groot respect voor begrippen die voorheen als waarheid konden gezien, maar de dag van vandaag anders kunnen/moeten geïnterpreteerd worden.
Ik leef me dus niet in, in de Spinoza van de zeventiende eeuw, zoals Herman De Dijn en TInneke Beeckman, maar ik heb toch uit elk van hun betoog een aspect gelicht dat ik anders zie.
Een eerste is van Herman De Dijn die zegt:
‘De échte verlichting zit in het beeld dat hij aan de Bijbel ontleent, namelijk dat van de pot en de pottenbakker. Wij zijn allemaal potten gemaakt door een pottenbakker. Niet jij beslist hoe en wat en wie je bent, de pottenbakker doet dat. Nu, Spinoza zou Spinoza niet zijn mocht hij het daarbij laten. Want natuurlijk bestaat die pottenbakker voor hem niet echt. Toch niet als scheppende god. De pottenbakker is de natuur en die produceert maar wat, die schept niet doelbewust – je zou het kunnen vergelijken met de blinde horlogemaker van evolutiebioloog Richard Dawkins. Dat je tot verlichting kunt komen, aldus Spinoza, heeft dus alles met onvermijdelijk toeval en geluk te maken. Je hebt gewoon een brein en een geest toebemeten gekregen die dat kunnen.’
Ik neem een zin hieruit, namelijk : ‘de natuur en die produceert maar wat, die schept niet doelbewust’
Als dit van Spinoza komt en bekrachtigd wordt door De Dijn dan denk ik dat een Spinoza van de eenentwintigste eeuw er een andere mening zou op nagehouden hebben. Als er iets is dat doelbewust schept tot in het minste van zijn geledingen - maar scheppen is een verkeerd woord - dan is het de natuur, dan is het, het evolutieproces dat ingecalculeerd zit in wat is van de natuur, en dan is de mens wél doelbewust ontstaan uit dat evolutieproces en zeker niet ‘zo maar’. En wel omdat hij broodnodig was, want zonder hem was er geen Universum - er was er wel een maar er was niemand om erover te getuigen dat er een was, zo wat zou de zin ervan kunnen geweest zijn? - want het is de mens die zin geeft aan het bestaan van een Universum, hij hoort er noodzakelijk bij, onafscheidbaar bij, Dante wist dit al.
En wat Richard Dawkins betreft en zijn ‘The Gods delution’ vind ik een magere vergelijking, als ik denk aan zijn zeven mogelijkheden[1] om te oordelen over God, maar deze dan van de Bijbel, en niet deze die Spinoza op het oog had. Trouwens ik ga evenmin akkoord met Dawkins als hij zegt, en De Dijn schijnbaar ook, dat alles ontstaan is uit de materie, ook de geest.
En dan wat de passage van Tinneke Beeckman betreft die antwoord op de vraag: Waarom vindt u Spinoza nog relevant? Met:
‘Om te beginnen omdat Spinoza’s ethiek een soort levenswijsheid bevat waarin elk individu zijn weg kan vinden. Filosofie als praktijk, zoals in de oudheid, en niet enkel als theorie. Veel mensen hebben iets aan hem omdat hij een enorm psychologisch inzicht had in onze emoties en passies. Daaruit vloeit mijn tweede reden voort: Spinoza was als verlichtingsdenker zijn tijd ver vooruit omdat hij besefte dat mensen geen rationele wezens zijn, maar worden gedreven door passies. Veel van de postmoderne kritiek op de verlichting, bijvoorbeeld geïnspireerd op Friedrich Nietzsche, is precies dat de verlichting de rationaliteit van de mens overschat. Volgens die kritiek werd de wetenschappelijke kijk een nieuw onrealistisch geloof dat onderschatte hoe de mens wordt gedreven door emoties én hoe weinig inzicht de mens daarin heeft. Dat inzicht vind je wel bij Spinoza. Tot slot was hij ook politiek erg relevant, door zijn idee van fundamentele gelijkheid, die aansluit bij onze tijdgeest: niemand heeft van nature het recht op macht over de ander. Daarop baseert hij de democratie. En het strookt met zijn naturalisme: de mens maakt deel uit van de natuur. Hij is dus niet het centrum of het doel van de schepping. Dat ging in tegen de Bijbelse, theologische visie.’
Ik weerhoud: ‘De mens maakt deel uit van de natuur. Hij is dus niet het centrum of het doel van de schepping…’
Ik heb de Bijbelse visie niet nodig om te weten dat de mens meer is dan deel uitmakend van de natuur, hij is er een kopie van, hij is én de materie ervan én de geest ervan, hij is er een integraal deel van. Indien alles herleid zou worden tot de meest minieme deeltjes van het ‘zijn’, dan zou hij zelfs niet worden opgemerkt als mens, zo groot is zijn uiterlijke als innerlijke verbondenheid ermee. Ik bedoel dus dat je niet over de mens kunt spreken zonder oog te hebben voor de zeer intieme band die hij heeft als materie en geest met het Universum in zijn totaliteit, en wat meer is, voor mij is hij het doel, zeker de geest in hem, van dit Universum. Ik heb dit in het verleden regelmatig herhaald in mijn geschriften en ik blijf het doen. Zonder de mens is er GEEN Universum.
Deze gedachten, wat zijn plaats betreft in het Universum en zijn verbondenheid ermee, dank ik aan de Spinoza in mij van nà de 'New Physics', wie weet waar ik was uitgekomen ware hij er niet geweest?
[1] Om op de Dawkins van De Dijn terug te komen: Richard Dawkins in zijn ‘The God delusion’ van 2006, houdt er een spectrum op na van de menselijke mogelijkheden van geloof in God. ‘It can be presented by the following milestones along the way’ schrijft hij en we vertalen:
- Sterke theïst. 100 % zekerheid van het bestaan van God. Zoals C.G.Jung het zegt: Ik geloof niet, ik weet.
- Zeer hoge waarschijnlijkheid, maar dichtbij de 100%. De facto theïst. Ik kan het niet weten met zekerheid, maar ik geloof sterk in het bestaan van God en ik leef mijn leven in de onderstelling dat Hij bestaat.
- Hoger dan 50% maar niet veel hoger. Technisch agnostisch maar in de richting van theïsme. Ik ben zeer onzeker, maar ik ben geneigd te geloven in God.
- Exact 50%. Volledig onpartijdig agnostisch. Het bestaan van God of zijn niet-bestaan is even waarschijnlijk.
- Lager dan 50 % maar niet veel lager. Technisch agnostisch maar in de richting van atheïsme. Ik weet niet of God bestaat maar ik ben sceptisch.
- Heel lage waarschijnlijkheid, dichtbij zero. De facto atheïst. Ik kan het niet weten met zekerheid maar ik denk dat God zeer onwaarschijnlijk is en ik leef mijn leven alsof hij niet bestaat.
- Sterke atheïst. Ik weet dat er geen God bestaat met dezelfde overtuiging als Jung het ‘weet’ dat hij er is.
|