Al de vierde maal dit jaar, dat ik het einde van de maand bereik. Ik noem het een succes (vooral in deze tijden). Ik noem het een verder gaan zoals het was, telkens ook hopende het volgende maandeinde te bereiken en wetende dat het steeds maar moeilijker wordt, of worden zal; wetende dat er een dag zal komen dat ik het einde van de maand - dit een kleine mijlpaal zijnde - niet meer bereiken zal. Echter, dit is niet mijn geval alleen, dat is een niet gewenste hoedanigheid van ons allen, de ene met wat meer zekerheid dan de andere.
Ik kan niet beletten dat dit gedachten zijn die opwellen als de dag aanbreekt en de uren zich aanbieden, soms rijk gevuld, soms armtierig, het gebruik ervan voor een nieuw optreden wordt door het lot bepaald..
Dit is hoe ik me voel: een acteur in een toneelstuk dat elke dag gewijzigd wordt, in andere woorden, in een andere mise-en-scène. En acteur die optreedt, ongeacht of er een publiek aanwezig is en zich zelf niet de vraag stelt of dit wel zinnig is, een verspilling van krachten, on-noodzakelijk, enkel om gevolg te geven aan een ingeving die ver in de tijd haar oorsprong heeft en stand heeft gehouden, omwille van een soort fierheid, een soort eigenliefde, om zich zelf te zien als die acteur die optreedt voor een publiek dat er potentieel zou kunnen zijn.
Dit is het naakte kader waarin alles zich afspeelt, telkens een schot naar de roos die opgesteld staat achter de horizon. Wie houdt dit vol, wie is er zo gemotiveerd om elke dag opnieuw een schot te wagen, niet wetende waar de pijl terecht is gekomen?
Ik aarzel en blijf aarzelen. Een zaak is zeker ik wil niet in een donkere holte terecht komen eens ik stoppen zou, ik wil niet aangewezen zijn op het volgen van programma na programma op een uitgedoofde TV zender, het beeld van een uitgedoofde beschaving of, aangewezen zijn op het passief ondergaan van boeken die verschijnen of van poëzie waarvan de Standaard der Letteren ons een voorbeeld gaf: een gehuppel van feiten in en naar feiten en over feiten, van plaats naar plaats en weg uit die plaats.
Hoe beschrijf je zo iets? En als het er staat, hoe lees je zo iets, en dan toch met een zeker respect voor de jonge vrouw die je ten volle begrijpen kunt in de wereld waarin ze leeft.
Ik neem de staart van het gedicht over, het had even goed het begin kunnen zijn of het middendeel:
‘ik open de deur / en ik sluit hem (sic) / om te slapen moet je / af en toe stoppen / met dat spul en mijn teen bonst / van de pijn omdat ik er / dat kryptonieten slot op heb / laten vallen / en ik ga niet / naar Europa ja toch wel / volgende week ga ik / naar London zo raar en / donker niet zoals wij / en dat is waar / de kans op iets goed zit / in al het slechte dat de / gedachten even verplicht parkeert / en dat stuk doet opeten / zoals Frank of / Charles bu / Kovski. [1]
Zij is niet de schuldige, zij is een dochter van haar tijd. ik ben het die vastgeroest zit in wat was van de poëzie van vroeger die al lang van het toneel verdwenen is.
Heb ik er nog nood aan me te bekeren in mijn late dagen?
[1] Eileen Myles, vertaald uit het Engels door Piet Joostens en Tessel Veneboer (de SdL van 24 april 2020)
|