De gedachte kwam ineens als ik klaar was om te beginnen: elke dag teken ik me een beetje meer, en het is zo geweest van in den beginne. Al dacht ik er toen nog niet aan, ik weet het nu met zekerheid. Soms ga ik nog eens over de lijnen van vroeger, soms wijzig/verbeter ik die, leg ik een ander accent, maar telkens kom ik een stap dichter tot wie ik denk te zijn. Ik ontbloot me geleidelijk naar binnen toe.
Dit is het vreemde gevoel dat ik er vanmorgen aan overhoud.
Karel Jonckheere - voor wie het niet meer weten zou, een schrijver (1906-1993) van bij ons - deed er geen doekjes om, de eerste versregels van zijn ‘Spiegel der Zee’ waren dodend in dit opzicht:
‘Wie veertig jaar wordt zal zich zelve kennen of anders is het beter dat hij sterft.’
Hij schreef dit in overmoed toen hij de veertig al bereikt had. Ik heb die al meer dan tweemaal bereikt en nog ben ik altijd bezig om uit te schrijven wie ik ben en hoe ik me voel zijnde wie ik ben. Ik ben er al zolang mee bezig dat het een ‘speeltje’ geworden is, een toemaat aan wat mijn dagen zijn.
Het is, zoals het gebeurt mijn binnenste dat ik teken, mijn uiterlijke kent die waarde niet, het is ook niet evident, het brokkelt af, het vertoont scheuren en teveel tekenen van ouderdom opdat er aandacht zou aan besteed worden, maar wat binnenin gebeurt leeft en beweegt, zoekt naar uitkomsten en eens deze bereikt stelt die uitkomsten in vraag, zodat het een nieuw beginnen wordt.
Ik tracht me te situeren in de Kosmos en naar gelang het beeld dat ik heb van de Kosmos pas ik me aan, zodat de tekening die ik bereikte nimmer volledig af is en nimmer af zal zijn. Alles beweegt, wat het teken is van de geest in mij en van de geest omheen mij. Het is een soort verbond dat ik afgesloten heb. Ik wil me niet zien als een geest op mijn eigen, ik wil me zien als deel uitmakend van dé Geest die de totale Kosmos omzwengelt en noodzakelijkerwijze in beweging houdt.
Ik weet dus dat ik ingeschakeld ben, zoals een wieltje in een uurwerk, dat ik er niet uit los kan en dat ik er bij behoor, noodzakelijk bij behoor als een weliswaar minuscuul deeltje, maar ik heb mijn bindingen naar het verleden toe en ook mijn bindingen naar de toekomst en het zijn deze bindingen die maken wie ik ben en hoe ik eruit zal tevoorschijn komen als het er op aan zal komen de finale tekening in te kaderen. Om die daarna op te hangen in een of andere kamer in het zicht van de wereld of, wat ook kan, in een halte geborgen onder spinnenwebben met gedroogde vlinders erin.
Zo komt het dat je soms weet wie je bent maar nooit weet waar je uitkomen zult, welke tekening je leven ook moge geweest zijn.
Het is ons aller lot als persoon, als individu. Maar, over wat schrijf ik morgen?
|