'Geen groter pijn dan zich te herinneren, de tijden van geluk in de dagen van ellende[1].
Uit een manuscript gelicht:
Waarom zijn het vandaag deze versregels van de eeuwige Dante die me onder ogen vallen: Dante in gezelschap van Vergilius die in het begin van zijn tocht door de Hel, kennismaakt met de geschiedenis van Francesca en Paolo, een van de prachtigste passages uit het Inferno van de Divina Commedia.
Francesca en Paolo die verliefd waren op elkaar zonder er zich rekenschap van te geven. Hun liefde was echter een onmogelijke liefde gezien Francesca de vrouw was van de broer van Paolo. Maar op een dag, samen de geschiedenis lezend van Lancelot, realiseren ze zich plots wat in hen levend is als ze diep ontroerd lezen dat Lancelot zich over Ginevra buigt en haar kust. En deze kus wordt hun ongeluk want ook zij getroffen door wat ze lazen, kussen elkaar. En in hun liefdesspel worden ze verrast door de echtgenoot van Francesca en door hem gedood.
Hun verhaal komt voor in canto V van de ‘Hel’, waar, wat rest van de overledenen, de zielen, door de winden worden opgejaagd. Dante ziet er twee in zijn richting waaien en vraagt even met hen te mogen spreken.
‘En zoals duiven, die door het verlangen bewogen, met wijd open vleugels naar hun nest toe zweven, verlieten de twee de schare zielen om doorheen de vreselijke lucht naar ons – Dante en Vergilius - toe te komen, zo sterk was mijn vriendelijke roep’.
Het is met Dante en de tedere Francesca, levend in mij, dat ik de essentie van het verhaal hier overneem. Het is Francesca die het gesprek voert met Dante:
‘O, lieve en welwillende levende die ons hier in deze duistere luchten komt bezoeken, wij die de aarde besmeurden met ons bloed, ware de koning van het Heelal onze vriend, we zouden hem bidden je vrede te schenken, omdat je medelijden toont met onze horribele toestand. Wat u graag wilt horen zullen wij u zeggen en wat u graag wilt zeggen zullen we aanhoren, tot zo lang de wind, zoals hij nu is, zwijgt.
Liefde, die aan geen enkele beminde het beminnen vergeeft, maakte dat hij die me zo behaagde, zoals je bemerkt, hij me zelfs nu nog niet verlaat.’[2]
Dante die begrijpt hoe ongelukkig die geliefden moeten zijn, wil weten hoe alles gekomen is en vraagt Francesca hoe het gebeurde dat ze elkaars verborgen verlangens hebben leren kennen. En Francesca vertelt:
‘Geen groter verdriet dan de herinneringen aan tijden van geluk in momenten van ellende. Maar als u zo verlangt het prille begin van onze liefde voor elkaar te kennen, dan zal ik het wenend doen. Op een dag lazen we voor ons plezier over Lancelot en de liefde die hem beving; we waren alleen in de kamer en hadden niet het minste vermoeden. Meermaals gebeurde het echter dat bij het lezen onze ogen elkaar ontmoetten en dat we verbleekten. Maar één passage was er die ons te machtig werd, toen we lazen dat de begeerde mond gekust werd door de minnaar. Toen kuste hij, die nooit van mij gescheiden wordt, bevend mijn mond. Koppelaar was het boek en degene die het schreef: en die dag lazen we niet verder.
En Dante, die het verhaal ontroerd aanhoorde, schrijft:
‘Terwijl de ziel dit vertelde was de andere zo aan het wenen, dat ik diep ontroerd door dit verhaal, het bewustzijn verloor alsof ik stervende was. En ik viel zoals een dood lichaam valt.[3]
*
Het verhaal van de liefde tussen Francesca en Paolo, de broer van haar gehandicapte man, steunt op waar gebeurde feiten. Het geniale van Dante is dat hij er een verhaal omheen weeft waaruit blijken moet dat het, het boek over Lancelot en Ginevra, van Chrétien de Troyes was dat er de oorzaak van was, dat bij lezing ervan, het hen duidelijk werd dat ze op elkaar verliefd waren en dat geschiedde wat geschieden zou. Het boek dat hen samenbrengt is een vondst van Dante en het is dit dat het verhaal zo intrigerend maakt.
Wellicht staat de grote liefde tussen Francesca en Paolo symbool voor de liefde van Dante voor Beatrice, een liefde die van een andere aard en dimensie was. Beatrice trad in het huwelijk en overleed op zeer jonge leeftijd - maar het is voor haar dat hij zijn Commedia geschreven heeft. Het is pas op zijn weg door de Hemel dat Dante haar terug ontmoeten zal - nu aanhoort hij het verhaal en is er zo door bewogen, dat hij in zwijm valt: ‘En ik viel zoals een dood lichaam valt’
Dante plaatste dit verhaal in Canto V, komende uit het ‘Voorgeborchte’, bij het betreden van de Hel. We lezen dit, we herlezen het en gaan ermee slapen. We menen te weten waarom hij dit vooraan plaatste. Hij weet wat het is verliefd te zijn.
Wij, we dromen ons in slaap.
[1] … ‘Nessun maggior dolore / che ricordarsi del tempo felice, / nella miseria ...’.
[2] “Amor, che a nullo amato amar perdona / mi prese del costui piacer sὶ forte,/che, come vedi, ancor non m’abbandona. “(canto V: 103-105).
[3] Mentre che l’uno spiro questo disse,/ l’altro piangeva sὶ, che di pietade / io venni men cosὶ com’io morisse; / e caddi come corpo morto cade.( V:139-142)
|