Je schrijft of je schrijft niet,
er is geen alternatief.
En als je schrijft is er de wereld buiten
en de wereld binnen, verinnigd in elkaar.
Je loopt over de velden, je loopt
de bossen in. Je zit neer aan de vijver
en je leest er een oud boek,
de bladen van wijsheid los gekomen,
vergeeld en je denkt het boek te zijn,
te worden.
.
Je bent in de bergen, je bent aan zee,
je bent er zelfs als je er niet bent,
ben je op alle plaatsen waar je ooit waart.
Je vermenigvuldigt je telkenmale
met de persoon die je bent, als met deze
die je niet bent maar die je wel zou willen zijn,
bezeten als je bent, stof door de geest bevrucht.
En wat is van jou is van de wereld
binnenin en niet van die van buiten.
.
En al dit, mijn vriend,
is het maar om er te zijn,
om er wat rond te lopen, er op neer te zien
onverrichterzake?
Zo, je schrijft of je schrijft niet,
en als je schrijft is er het transcendente
waarin je binnendringen wil, het grensverleggende
omdat je weet dat het
de eeuwigheid is die je omkranst
van kop tot teen in al je woorden.
Je schrijft omdat in jou de hunker is
die al wat leeft in jou, versterkt, verlengt
tot buiten de tijd, tot buiten de ruimte:
het er nog niet zijnde is wat je nog
over blijft, het laatste van het avondlicht
al voor het sluiten van de ogen.
Je geest alsdan zich mengen zal met wie
je immer samen waart.
Zelfs al ken je het nog niet, het zal
je gebeuren zijn nu al boven jou geprojecteerd,
tot in Orion.
|