Hij schrijft in de stilte van de
kamer. De bomen met de zwellende takken staan eromheen, zijn met hun verste
wortels doorgedrongen tot onder het huis. Hij weet zich zitten als in hun
schoot, een veilige, gewijde plaats. Hij denkt: zoals Mahler bereik ik aldus
een dimensie meer, ben ik deel van het kosmisch gebeuren en met mijn woorden
dring ik erin binnen. Hij ondervindt nu dat het samenbrengen van gedachten een
lang proces is van noteren en aanpassen. Eerst in brede lijnen, daarna
uitgewerkt, uitgesponnen, hernomen en herdacht, aangevuld en geschrapt en terug
hernomen. Hopende dat bereikt wordt wat hij bereiken wil en dat, wat in woorden
wordt omgezet, duidelijk zal aantonen dat hij zich voortdurend heeft willen
plaatsen op de ebbe- en vloedbeweging, of het zich verplaatsen van het
normaal-alledaagse naar het transcendent-eeuwige en terugkerend. Het aanzwellen
van de golf en de terugval ervan om terug op te klimmen met een witte rand
waarover de meeuwen hangen, krijsend in de wind die de geest is.
En boeken zijn, zijn leven, hij gaat
ermee slapen en staat ermee op. Hij woont er in tot ver voorbij de laatste zin.
Aldus tracht hij altijd, en zovele met hem, te puren uit hun aroma. Soms is dit
heel weinig soms is dit meer, soms heel veel. En het is heel veel dat de maatstaf
is, dat aantoont hoe hoog wel geklommen werd, de aarde wegschuivend onder hen:
een blauwe lichtende bol tegen de mysterieuze oneindigheid van het zijnde.
*
Zo is en blijft het ogenblik van het
schrijven, het ogenblik van de geest. Altijd tasten we af én wat van vroeger
is, én de betekenis ervan in het licht van wat is van de dag zelf. Hierbij
kunnen we enkel herhalen, met eventueel wat schakering in de kleur, wat anderen
vóór ons al geschreven hebben en hebben ze het niet geschreven, het gedacht
hebben. En dit zal altijd zo zijn en zo blijven.
Maar hoe goed het is, te schrijven op
zacht papier en met een zachte pen. Eens voltooid zal het boek, met zijn naam,
de tijdloosheid binnengaan en levend zijn in deze tijdloosheid; zullen bewegend
zijn de ideeën die er in opgenomen werden, bewegend de gevoelens die erin
ruimte zoeken, bewegend de poëzie die hij betracht heeft en het boek zelf zal
zijn van een roerloosheid zoals:
The stillness, as a Chinese jar still
Moves perpetually in its stillness.
Maar hij ook heeft dit al lang
begrepen, hij ook weet met T.S. Eliot dat de rust bewegen is. En het boek is
meer naar binnen gegroeid dan naar buiten en hij heeft het zo gewild. Maar naar
binnen of naar buiten het was steeds in de richting van het licht, de enige
richting die gevolgd wordt door boom of plant, met omwegen mogelijks, maar
altijd naar het licht toe.
Als hij de canadabomen ziet, of de
beuken of de eiken als omfloerst met een schijn van kleur in de zwellende
botten, dan is hij verwonderd vast te stellen hoe effen - alsof door handen
gesnoeid - de ronding is van hun kruin. Waaruit hij besluiten kan hoe evenredig
de stam zijn groeikracht heeft verdeeld over alle takken, over alle twijgen die
naar het licht zijn opgegaan.
Zo ook heeft de geest zich vastgezet
in de mens en ligt de groeikracht ervan gelijkmatig verdeeld over alle mensen.
Met dien verstande dat de takken en de twijgen hongeren naar de krachten in de
stam, terwijl de mens nog altijd de vrijheid heeft deze te volgen of te
ignoreren.
Hij beseft tevens dat hij ook zou
moeten getuigen over de toonloosheid, die de mens omknelt. Maar we zijn hier
niet om te getuigen over deze materiële wereld, maar om te getuigen over wat
ons als mens verheft; niet over de dorheid van de woestijn maar over het
vruchtbare land. Hij verwerpt dan ook elke vorm van kunst die deze dorheid
benadrukken wil.
In hem en om hem weet hij de geheime
krachten aanwezig die het mirakel van de vruchtbaarheid omsluieren. Of, de
vruchtbaarheid van de vrouwelijke schoot die het zaad uitkiest en opneemt en
het leven dat zich in een schitterende, onvermoeibare, onuitroeibare impuls
manifesteert. Zoals het zich, tot zijn verbazing manifesteerde in het ontkiemde
pitje van de appel die hij vanochtend at. Zoals hij ook bemerken kan in de vele
zaadjes die hij in de warmte van de badkamer had toevertrouwd aan enkele
potten, gevuld met de rijkste aarde, dat de eerste twee blaadjes die te
voorschijn kwamen, verschillend zijn in vorm, van de bladeren die erna komen.
Alsof het proefblaadjes waren die de aura van de plant in wording zijn, (o,
Rupert Sheldrake) om in deze aura de vorm van het authentieke blad te verkennen
en er zich op af te stemmen bij het groeiproces.
Hoe graag hij dit alles vermeldt, hoe
graag hij het heeft over het, o zo wondere leven dat inzicht geeft aan cellen,
aan elektronen, om te doen wat moet gedaan. En is de mens van nu er niet om de
aura, die van de mens-in-wording is, af te tasten? Hij wil een ketter zijn in
alles wat het wonder van het leven betreft. Dan ook is de coupe champagne, die hij zich nu en dan meent te mogen aanbieden
geen beloning, maar een aansporing om verder te gaan op de ingeslagen weg.
Bij Hugo Claus, want dit is zijn idee,
zal het ook wel zo geweest zijn: steeds opnieuw te herbeginnen, opnieuw te betrachten,
bewust te zijn van onze gerichtheid en dit alles, steeds maar in andere
toonaarden te gaan verwoorden.
Zo is er ons nimmer een ogenblik van
rust gegund, want in de laag humus die van de geest is, liggen vele zaden die
reeds gezwollen zijn en openbarsten zullen bij het minste teken, bij de minste
bezinning, bij de minste aanzet. Hij vermoedt hoe het komt, dat zijn hang naar
literatuur, naar poëzie, geleidelijk omgebogen werd tot een hang naar het
Onnoembare dat zich manifesteert in en over de dingen, aanwezig zoals de geest
van Bruegel leeft in zijn Icaros schilderij.
In het licht van de ondergaande of
opkomende zon die hier slechts fungeert als het element vuur, naast de andere
drie elementen, de aarde, aangewezen door de boer die ploegt, het water door de
visser, de lucht door de herder. En denkt hij nog, de slaper als de mens die
dit alles niet ziet.
De wijsheid van Bruegel leert ons
aldus dat noch het vliegen van Dedalos, noch de val van Icaros ook maar in iets
het wonder van het leven, benaderen en evenmin storen kunnen.
|