In den beginne was het Woord
dat zelve, geen beginnen kende
zodat het ook geen einde kennen zal.
En het Woord was van een zijn
dat nog geen substantie had,
innerlijk, geladen in potentie,
met wat het wordend Universum was.
Erna van Lao Tseu
gehoord dat in den beginne
iets
Onbepaalds bestond,
dat
van al wat komen zou,
de
moeder was.
Tao
wist hij het te noemen.
Geoordeeld toen
dat
Tao even goed
het
Woord kon zijn.
En we zeggen konden, zonder schroom,
dat
in den beginne Tao was,
dat
in potentie, Universum was.
Hieruit, en niet zó maar,
niet te tellen vormen er tot stand gekomen,
in
een essentiële samenhorigheid.
En
alle vormen die ontstonden
waren
vormen van het Woord
dat
ook Tao was.
En
alle vormen in hun totale totaliteit,
waren
drager van het komende,
want niets is af en niets is dat niet bewegend is
zo
naar binnen als naar buiten,
in
een mateloze complexiteit.
Zo was er van Tao en van Woord
de wondere metamorfose
in een vorm die zichtbaar was
en
een die niet gezien kon worden.
Echter,
niemand was er om te getuigen
van
wat zichtbaar was, noch iemand
om
te noemen wat onzichtbaar was.
Dit
was, wat helemaal in den beginne was,
vóór
de mens er was.
De
hierbij gevoegde schilderij is van de hand van de kunstenaar Johan Souffriau,
die ik een vriend mag noemen.
|