Rose, oh reiner Widerspruch, Lust.
Niemandes Schlaf zu sein unter soviel
Lidern.
Herinner
je, mijn vrienden,
herinner
je de bergen, de cabanes
waar we waren, uitgelaten:
de sneeuw, de toppen wit,
en bij het slapen gaan
Cepheus en Cassiopeia, zijn
geliefde,
die we zagen aan de hemel staan.
Maar,
op andere dagen, herinner je Raron,
hoe hoog, romaans de kerk,
het graf van Rilke daar een
baken was:
de rozelaar opgeschoten, vol
met witte rozen
stond, en wit het marmeren graf,
door lichen aangetast.
Woorden
er het geestelijk landschap waren
in de mond gebrand: Niemandes
Schlaf
zu sein unter soviel Lidern.
Dan er
dagen waren,
zijn
gedichten die we lazen,
het
woordenboek dat ons niet hielp,
herinner
je zijn woorden en hoe ze ons volgden,
langs
de Navizence: water klotsend
in de
oevers met keien afgerond
en
irissen lijk ogen.
En in
de bossen, tussen chanterelles
en boleten,
hoe dikwijls niet we spraken,
omdat
we kennen wilden
van de
roos oh reiner Widerspruch.
Dan bij
valavond, Muzot bezocht,
en
roze sneeuw op alle toppen, herinner je:
zijn huis omhaagd, het hekken
dicht.
De schemer een gedicht
gebracht,
hij was er nog, tegen de muur
geleund,.
Neen, de slaap der slapenden
die slaapt hij niet.
De tuin, mit einer Masse von
Melissen
und Stern-Anis:
van zijn aanwezig zijn, de echo
was.
We toen zijn heengegaan en hij
ons is blijven volgen.
Nota bij dit
gedicht:
Het kan dat
dit gedicht reeds in een vorige blog, jaren terug,
verschenen is,
maar het werd nu volledig herzien en dit is
hopelijk de
laatste versie ervan.
Navizence:
de stroom die ontstaat in de Zinal-gletsjer en door Zinal vloeit.
Er werd heel
wat geschreven over het graf en het grafschrift van Rainer Maria Rilke aan de
voet van de prachtige (gerestaureerde) romaanse kerk van Raron (Rarogne),
gelegen ongeveer op de scheidingslijn tussen le Haut- et le Bas-Valais, langs
de baan Sierre - Brig.
Wolfgang
Leppman schreef in zijn boek (1972) over het leven en werk van Rilke, vertaald
in het Nederlands door Theodoor Duquesnoy, dat er niet minder dan 26
verschillende interpretaties van dit grafschrift bekend zijn.
Niet
verwonderlijk dus dat Anton van Wilderode, in zijn voorwoord bij Tussen stroom en gesteente van Maurits
Van Vossole, dit grafschrift bestempeld als sibillijns.
Ondanks dit
alles hebben we gemeend, deze plaats, die we samen met vrienden uit de Valais regelmatig, als
pelgrimsoord hebben bezocht, te bedenken met een gedicht, waarin we gepoogd
hebben de impressie die graf en grafschrift bij ons hebben nagelaten, op te
vangen.
Het slot van
mijn gedicht verwijst naar het slot van een gedicht van Rilke:
Einmal wenn ich dich verlier,
wirst du schlafen können, ohne
dasz ich wie eine Lindenkrone
mich verflüstre über dir?
En dan laten
we Paul Claes (Raadsels van Rilke,
De Bezige Bij, 1995) die het gedicht vertaalde, verder gaan :
Zonder dat ik hier waak en woorden,
bijna als oogleden op je ledematen,
op je borsten neerleg, op je mond.
Zonder dat ik je toesluit en je alleen
met het jouwe laat, als een tuin
met een massa melissen en ster-anijs.
|