Vroeg in de morgen, bij het herlezen, denk ik aan wat ik gisteren
waagde achter te laten, namelijk dat elke bevruchting niet zo maar een simpel
ding is maar dat het een ingreep is van de Geest van het Universum, wat
betekent dat elke conceptie, het werk is van het Universum.
Dat dit geldt zo voor een tarwezaadje, als voor een mensenleven. Eens
het kiemen, eens bevrucht, het groeit en blijft groeien tot het leeg gegroeid
is: het tarwezaadje dat door de interventie wist hoe het groeien moest tot
halm en tot aar, de foetus die wist hoe hij groeien moest in het lichaam en
dankzij het lichaam van de moeder, tot kind en volwassene.
En dit weten is, de kosmische geladenheid, de geest van het Heelal, die
bepalend zal zijn voor het leven van het of de nieuw gekomene.
Waar ik toe komen wil, en vertellen wou in mijn vorige blog is, dat het weten-wat-te-doen, een inbreng
is van buiten uit, en dan vooral, dat er in
the mean time, in dit weten-wat-te-doen, een element in meer verweven is:
een binding met de eigenheid van het kosmische, de geest erin. Deze kan, als
binding zelf, niet verdwijnen, deze is wat specifiek is van het Heelal dat we,
voor de duur van het leven, aan het Heelal, de Kosmos hebben ontleend.
En, het specifieke van het Heelal kan niet teloor gaan; eens het
lichaam volledig afgeschreven, blijft het van het Heelal.
In welke mate we erin geslaagd zijn dit, door ons ontleend specifieke, een
ons eigen kleur te geven zal afhangen van ons ingesteld zijn erop. En, of het
als entiteit zal blijven bestaan kan ik
alleen maar hopen, maar ik denk van ja,
het kan.
Ik schrijf maar. Maar ik vraag me af wie er nu aan het schrijven is,
ben ik het of wordt het me ingegeven, komt het van wat me omringt en niet te
bepalen is, komt het van die inbreng in meer?
Het schrijven, het creatief zijn in alles wat we doen, het komt van het
specifieke dat we ontleend hebben, dat ons werd toevertrouwd, wellicht toevertrouwd
om een wel bepaalde reden. En als die reden er is, dan is ze er omdat we er
naar zoeken zouden. Zoeken niet alleen waarom we er gekomen zijn maar ook welke
rol we hier te vervullen hebben, want hadden we geen rol te vervullen we zouden
hier niet geweest zijn.
En zo kan ik verder gaan, kan ik verder vragen stellen van morgen tot
avond, niet zoals gezegd in de King James Bible, 2 Thimoty 3, 7: Ever learning and never able to come to the
knowledge of the truth.
Neen ik denk dat we hier zijn om te zoeken naar wat is opdat we ooit,
misschien heel ver afgelegen in de tijden die voor ons uit liggen, komen zouden
tot the knowledge of the truth.
|