Wat ik gisteren heb voorop gesteld: het bewustzijn van het Universum dat geleidelijk aan, tot stand komt in het bewustzijn van de mens – de mens deel van het Universum, zoals de planeten en de sterren – echoot nog na in mij. Ik zelf schijn nog niet begrepen te hebben hoe ik er toe gekomen ben dit aldus te formuleren. Is het zo, is het zo niet? Het staat er toch, het werd vandaag gelezen, begrepen of niet begrepen, beoordeeld of op zij geschoven omdat het maar wat woorden zijn die los staan van de realiteit van elke dag, ook van de realiteit die het leven is, die de dood is.
De realiteit die de dood is. Laat het Universum toe dat een part van zijn bewustzijn zou verloren gaan bij het afsterven van een lichaam dat een deel is?
Het is een even gevaarlijk terrein dat ik hiermee betreed, waarop ik geen antwoord geven kan of wil, omdat je het antwoord van mij, al moet kennen, omdat het bewustzijn een dermate ‘fine-tuning’ is dat het ontsnapt aan onze kennis die nog ontoereikend is. Maar ooit begrijpen zullen we, het evolutieproces in die richting is aan gang, il nous faut que de la patience et de l’audace de croire. We hebben dus ook onze rol te vervullen, geloven dat we evolueren naar meer geest, naar meer bewustzijn en er naar handelen.
Ik schrijf dit. Ik stel me de vraag waarom ik altijd over dergelijke zaken schrijven wil; waarom ik, per sé, je mijn gedachten wil opdringen; waarom ik me telkens bewegen moet in sferen die niet alleen onbereikbaar zijn maar ook bijna ontoegankelijk, ondoordringbaar? En toch waag ik het erover te schrijven, en toch denk ik dat je me leest omdat je, me kennende, het verwacht van mij.
‘Ik lees je elke dag, maar ik begrijp niet alles wat je schrijft’ wordt me gezegd. Begrijp ik zelf wel wat ik waag te schrijven, bv wat ik gisteren heb opgetekend? En verder, heeft het enige zin het te schrijven, het niet over te laten aan de wetenschap die alles erover weet en erover schrijft zoals in het artikel van Philipe Goff van gisteren dat je gelezen hebt of niet.
Een zaak is zeker, en het verwondert me, voor eenmaal heb ik gisteren niets gezegd over God, heb ik gedaan alsof hij niet bestond, of liever alsof hij nog niet bestond, maar zich aan het vormen was via het bewustzijn van de mens. Een nog zwaardere gedachte als deze waarmede ik mijn blog begonnen ben.
Ik denk aan wat Frans Sierens, een van de vele vergeten schrijvers van bij ons, die me op een dag zijn detective verhaal ‘De sterke geur van terpentijn’ schonk, gededicaceerd met een stevige zin van Hemingway over een kikker die het gewaagd had een schorpioen mee te nemen op zijn rug om een rivier over te steken:
‘The frog felt an atrocious piercing pain. The scorpion had stung it. As it sunk below the surface, taking the scorpion with it, it cried out with its dying breath: ‘Is that logical?’ ‘No’, said the scorpion, it’s not. But what would you? I can’t help it. It’s my nature.’
Ik ben die schorpioen, ik ook kan niet andere dan schrijven over dingen die maar niet lijk manna uit de hemel vallen. Stoort het je?
|