Ik kan niet altijd schrijven over wat ik gisteren schreef, te zwaar te geladen. Dergelijke zaken vergen trouwens een lange aanloop die in fazen gebeurt, die een benadering op kousenvoeten vragen. Wat niet belet dat sommige positie innames verrassend zijn, ook voor mij, en dat ik me hierbij de vraag stel waarom ik niet eerder tot dat besluit gekomen ben, alle elementen gegeven zijnde.
Zo, wat ik gisteren vertelde over ‘de genen van het Universum’, ook waarom ik het boek dat ik viseerde, ‘Mag God nog’, een andere titel heb meegegeven: ‘Kan God nog’, hiermede bedoelend, kan het, dat in de tijden van nu, Hij er nog is onder de mensen, dan vooral deze van goede wil, of anders gezegd deze die zich de moeite getroosten zich af te vragen, wie Hij is of wie Hij zou kunnen zijn als Hij er is.
Een antwoord hierop zoeken is een antwoord vinden op heel wat vragen: vanwaar we komen, waarom we er zijn en vooral, waar we heen gaan zullen als we het lichaam, dat ons gegeven werd, verlaten zullen. Dit alle zijn de vragen des levens, ze begeleiden ons in onze dagen. Deze ter zijde laten en, voordoen alsof ze niet bestaan, is een gemakkelijkheidsoplossing die ons niet verder brengt. Tenware we niet verder willen gaan, tenware we ons zelfs geen vragen willen stellen en tevreden zijn en blijven met het weten dat er, gezien we niets zien, er ook niets is.
Ik heb je altijd gewaarschuwd dat ik niet uit het hout van de nietsers gesneden ben, dat ik een man van vragen ben, maar ook, een man van oplossingen. En deze man zijnde heb ik het noodzakelijk gevonden te gaan schrijven over deze vragen en de antwoorden e geven die ik meende hierop gevonden te hebben, antwoorden die alle draaien en keren omheen het centrale punt: ‘God’.
Er zijn aldus, drie belangrijke centra geweest in mijn leven, hoe gek het ook moge zijn: Velikovsky, Dante en God. De eerste Velikovsky lag achter mij toen ik mijn blogs begonnen ben; de tweede Dante, was ook voorbij maar er was nog een lange echo, en de derde is nog altijd in volle gang, hierover ben ik schijnbaar nog niet uitgeschreven, of zal ik wellicht nimmer uitgeschreven geraken.
Met wie of wat zal ik eindigen, hoe kom ik terug naar de paden van het gewone en zelfs deze van het buiten het gewone, naar wat zich afspeelt in de marge van het zijn of, wil ik nog wel en kan ik nog wel?
Het gevaar bestaat, als je dit een gevaar noemen kunt, dat eens in jou een nieuwe Spinoza is opgestaan, je het moeilijk hebt om tevreden te zijn met het gewone. Je dit overlaten wilt aan anderen, omdat hierin de ruggengraat ontbreekt, de echtheid, de ondergrond, vooral als je weet dat de dagen die je nog resten, flinterdun geworden zijn, en dat er mogelijks een vriend wachtende is om de hoek.
Je ontdoet je moeilijk van deze gedachten, vooral dan als je onderwerpen aanneemt die onvermijdelijk hierdoor getint zijn. Je bent maar jezelf als je deze in je vaandel voert.
Het moet vervelend zijn je te lezen.ij wel zou kunnen zijn als Hij er is.
|