Als in de Pastorale van Beethoven, de meest klassieke onder alle symfonieën het zo is dat elke noot van elk muziekinstrument van hobo tot pauk en trom een duidelijke precieze, afgemeten en afgewogen plaats heeft, dat hier niets mag aan gewijzigd worden, want wijzigen is de ganse symfonie wijzigen, mag men dan stellen dat elke noot erin afgesteld is op het geheel van de symfonie, en omgekeerd de volledige symfonie afgesteld is op elke noot ervan?
Waarom dit voorbeeld aanhalen dat in feite onvolledig is, omdat de noot, zelf, het niet weet maar het wijst toch in een bepaalde richting als ik zeg dat in ons lichaam - misschien er buiten ook - elke elektron, elk deeltje van elke DNA van ons, ‘weet’ wat ze te doen en te laten heeft, opdat de totaliteit aan elektronen in ons lichaam functioneren zou zoals het functioneert.
Of, anders gesteld, kan het dat elke elektron, in elke DNA, weet wat het binnen die DNA te doen heeft, maar niets gemeen heeft met de DNA er naast, en dan ook, verder afglijdend, elke DNA geen binding heeft met de volgende DNA?
Ik ga heel ver nu deze morgen, ik overschrijd terug de grenzen van het fatsoenlijke, het zichtbare, het toegankelijke, en kom terecht, waar het zwaar is te vertoeven, in de wereld van de metafysica.
Het is de ‘schuld’ van Jean E. Charon, die in zijn ‘Mort, voici ta défaite’[1], dat ik misschien beter definitief had geklasseerd, maar omwille van zijn te sprekende titel heb bewaard als een kostbaar iets, het waagde te schrijven dat elke elektron van ons lichaam, houder is van de totaliteit aan gegevens van dit lichaam en de geest erin; dat het dit alles opgeslagen heeft en bewaard en gezien deze elektron nooit zal vergaan, de dood er geen vat op heeft, dat hij mag toeslaan zoals hij wil, maar de inhoud van de elektron kan hij niet raken, wat, zegt Charon, wijst op een nederlaag voor de dood.
Ik zeg dit, gebundeld in één paragraaf, Charon heeft hiervoor een boek nodig van bijna 300 pagina’s, dit nadat hij een vorig boek had geschreven met een even sprekende titel ‘L’Esprit cet inconnu’ (1977); een boek dat ik uitleende aan een vriend, radioloog, die op een bepaalde dag zich te pletter heeft gereden op de autosnelweg naar de kust.
Zo heeft alles een verhaal als je schrijft en kun je verbanden leggen tot in het oneindige. Kun je de vraag stellen wat er vooraf ging aan dit ongeval en of het boek er iets mee te maken had, en meer nog van dergelijke vragen.
Wat mij betreft, Charon als schrijver van die twee boeken – hij zal er wel nog andere geschreven hebben – heeft een impact gehad op mijn leven, zijn boeken waren meer dan een kronkel op mijn levensweg en meer dan een titel in mijn gedachten, hij is ook een band naar de zoveelste vriend die vóór mij is heengegaan, de eeuwigheid binnen.
[1] Albin Michel, 1979: een ‘oud’ boek dus, maar een boek uit mijn jongere jaren
|