|
Er was dan toch, na het knipsel uit Le Monde een andere reden waarom ik Wildiers uit zijn rek heb genomen, een werk dat ik kocht en las in 1996, een tijdje geleden dus. Toen had ik heel wat onderlijnd in het boek, heel wat aantekeningen gemaakt en er wellicht in mijn dagboek van toen over geschreven. Vandaag haal ik er een zin uit die ik nodig heb om te bewijzen dat wat ik onlangs geschreven heb in een van mijn blogs: dat de evolutie van de mens van Neanderthaler tot Homo Sapiens niet aan de mens zelf te wijten was maar aan het evolutionair karakter van het Universum, ook door Max Wildiers verdedigd werd.
De vraag die ik me thans stel: heb ik – heeft mijn geest - twintig jaar nodig gehad om op mijn manier te verwerken en samen te bundelen wat ik toen bij Wildiers gelezen heb en in die dagen met moeite begrepen heb?
Het kan dat hij aan de basis ervan lag, zoals misschien bij hem de visie van Teilhard de Chardin aan de basis zal gelegen hebben; het kan ook, en zo heb ik het aangevoeld, dat de hoger in een blog beschreven idee in een flits is opgedoken – ik denk aan de atoomgeleerde Strum[1] als ik dit schrijf - bij mij als het eindproduct van een reeks vaststellingen die ik in de loop der jaren had neergeschreven en dat Wildiers er voor niets tussen zat; het kan, wat niet belet dat ik vandaag verwonderd was bij Wildiers te lezen wat ik zo vrij ben, omdat het zo wonderlijk mooi geschreven staat in ‘De vijf vreugden van de geest’[2] hier over te nemen:
‘Er loopt een verborgen draad vanaf de eerste waterstofatoom naar de muziek van Bach en Mozart, naar de wetenschap van Einstein en Heisenberg, naar de zelfverloochening van Ghandi en Moeder Theresa. En dat alles wordt beheerst door dezelfde wetmatigheid, wordt geleid door een innerlijke logica, een verborgen rationaliteit, een eeuwige Logos, verwijzend naar een onbekende toekomst.’ (Pag. 50).
Het is, zegt hij nog, naar het woord van Bergson, een scheppende evolutie, une évolution créatrice, ‘want in de mens ontwaakt nu de hele kosmos die zich eindelijk bewust wordt van zijn eigen bestaan, van zijn sombere diepten en zijn lichtende schoonheid.
Hoe prachtig, Wildiers dit zegt: ‘de hele kosmos die zich bewust wordt van zijn eigen bestaan’. Ik zou er graag aan toevoegen de hele kosmos die via de geest van de mens zich bewust wordt van zijn bestaan of de mens op weg naar iets nieuws, iets mystieks, iets wat we nu – daar waar we nog maar staan als homo sapiens - nog niet vatten kunnen.
[1] Vassili Grossman: ‘Vie et Destin’ Julliard, 1983 ‘l’Age de l’Homme’ [2] Max Wildiers: ‘De vijf vreugden van de geest’, 1995, Uitgeverij Pelckmans.
|