Het heeft weinig zin, ondervind ik regelmatig, een dagboek van welk jaar uit zijn rek te halen en te gaan lezen op om het even welke pagina, ik kom er telkens ontgoocheld uit. Want waar ik dacht een rijkdom te vinden, een schat aan te hernemen teksten, vind ik maar wat gebazel, tenminste zo wordt het door mijn ontgoocheling geïnterpreteerd. Nochtans heb ik ooit een poging gedaan om uit mijn dagboeken van einde de jaren zeventig tot begin de jaren tachtig, fragmenten te halen die duidelijk als literatuur konden gelezen worden, maar de bundel is blijven liggen in de schuif en kan nu niet meer worden boven gehaald.
Zo zijn er heel wat teksten die geschreven staan of liggen en wellicht een zelfde lot beschoren zijn, want het essentiële dat van vroeger is staat in mij geprint, duikt regelmatig op, herkauwd en in een nieuwe mantel gestoken in mijn geschriften van vandaag. Toch, toch komt er nog van tijd tot tijd iets gans nieuw naar boven, waar ik dit haal weet ik niet, misschien is het een soort bevruchting die heeft plaats gevonden tussen twee verschillende ideeën, een vrouwelijke en een mannelijke, die elkaar hebben ontmoet op een wondere plaats en is aldus die bevruchting tot stand gekomen met een resultaat dat me verwondert, al zou je wel niet mogen verwonderd zijn over wat je zelf produceert. Zo iets lijkt op een gebrek aan nederigheid
Was César Franck verwonderd als hij zijn cellosonate heeft gecomponeerd, ik vermoed het niet. Hij zal eerder dankbaar geweest zijn zo iets te hebben kunnen creëren en fier uiteindelijk, wat zijn volste recht was of, is gelukkig, het meer precieze woord?
Wat ook, wat gecomponeerd of geschreven staat is slechts wat gebeuren moest, was simpelweg wat je altijd betracht hebt, het maximale te bereiken wat bereikbaar was. En andere regels zijn niet aan de orde. Dit is mijn ingesteldheid en die zal zo blijven. Elk woord afgewogen, elke zin gebogen en gedraaid en gekeerd om toegevoegd te worden aan andere zinnen om een passend geheel te vormen dat ik uit dragen kan. Het lukt wel niet altijd, mijn slaagkansen zijn beperkt, soms te kordaat, soms niet zo helder als ik het wel wensen zou, maar het staat er en het blijft er. Wat echter niet belet dat het later zal hernomen en verbeterd worden althans naar mijn maatstaven.
Ik dacht er aan van de wereld te zijn maar niet van het dagelijkse, van de hemel te zijn maar niet van het hemelse, van de stilte te zijn vooral nu ik weet wat de stilte is van het oud worden in een oude woning met donkere balken dwars over de kamer en een open haard donker van de geslachten die er voor zaten, luisterend naar het gewemel van de vlammen en het geknetter van het eikenhout; avonden lang, er zittend in een karigheid van woorden, de kamer een holte van duisternis en schemerlicht achter hen. Het beeld van wat rest van de jaren die voorbij zijn gegaan als trage schepen op de Schelde.
We hebben van vele zaken de kern geraakt maar zijn er nog niet binnen gedrongen om er te blijven. Het komt nog wel.
|