Op het kerkhof van het dorp dat me lange tijd geborgen hield, lees ik, gebeiteld in de grafsteen van een jonge knaap, deze versregel van Hugo Claus :
'Voor de herfst komt het blad van de kerselaar los'.
Ik denk : de vondsten van de mens zijn niet te overzien, het zijn zovele bladeren van de levensboom die zijn wortels heeft in de mysterieuze krachten van het Universum en de aarde in zijn schoot heeft opgenomen, en elk blad is het lichtend, hoopgevend teken van de mens die zich scheppend overtreffen wil, die zich scheppend openen wil op de wereld. De mens situeert zich aldus in het spoor van de immense scheppingsdrang eigen aan de “innerlijke” kosmos, een drang die de uiterlijke, de zichtbare kosmos voortdurend kneedt en vormt tot sterren en planeten, tot zonnestelsels, tot melkwegstelsels. En geen statische kosmos is denkbaar, voortgestuwd als hij is in een zich steeds maar verder verstrengelende beweging die, zo geloof ik, reeds potentieel aanwezig was voor het ontstaan van de tijd, zodat er in feite geen scheppingsmoment is geweest en er ook geen scheppingsmoment nodig was, maar dat de kosmos, de kosmos in beweging, een uitvloeisel is, een materiële manifestatie van ‘het Woord dat in den beginne’ was.
Het is ondenkbaar dat de mens door deze innerlijke drang tot creativiteit niet zou bezeten zijn. Het creatief zijn is ingebakken in zijn cellen, in zijn atomen, in zijn electronen, het is zijn andere adem, zijn geestesadem en zijn leuze is : “Leef bewust” “Be mindful”. De leuze die ik ontmoette in het wapenschild van het kasteel in Cawdor, in het Noorden van Schotland waar, naar men zegt, de geschiedenis van Macbeth zich zou hebben afgespeeld. “Leef bewust” : dring binnen in het hart der dingen, ledig je van al wat was, van al wat je bent, van al wat je worden zult, om te zijn wat je nog niet was, of wat je nog niet duidelijk was.
Het is in deze betekenis dat de woorden van Paul Valéry, aangebracht in gouden letters op de muur van “le musée de l’homme” op de Trocadero-plaats moeten gelezen worden :
Tout homme crée sans le savoir comme il respire. Mais l’artiste se sent créer son acte engage tout son être. Sa peine bien-aimée le fortifie.
Het vergt een grote dosis moed en inzet en volharding om het werk dat ontstond in de geest, dat ontstond ademend met de geest om te zetten in zichtbare tekens, maar welk een vreugde dit betekenen kan. En daarom nog Valéry op een andere muur van dezelfde plaats :
'Dans ces murs voués aux merveilles, j’accueille et garde les ouvrages de la main prodigieuse de l’artiste, égale et rivale de la pensée. L’une n’est rien sans l’autre.’
Zeker de hand is niets zonder de adem van de geest en zegt Freeman Dyson : To me the most astounding fact in the universe ...is the power of the mind which drives my fingers as I write these words.[1]
[1] Freeman Dyson : Infinite in all Directions, Penguin Books, 1988, pag 118
|