Nota Mijn hakkelend gedicht in mijn blog van 20 februari, te vlug geschreven, dat ik vandaag gemeend heb te moeten herwerken :
Spiegel is de vijver, bomen er gegroeid, naar boven en naar onder, naar binnen en naar buiten als van wat zichtbaar en onzichtbaar is, het evenbeeld.
Bomen nu de sappen zijn opstijgend uit de fijnste wortels tot in de luchten, roekeloos roerloos.
Al dacht je het niet, je geest hoorde het, al dacht je niet de wereld is me vreemd, je wou hier toch de tenten bouwen om er te zijn en er te blijven, zoals de vijver, bij sperwer en bij havik bij alken neergestreken, vertrouwend, geen verlatenheid er was.
Alsof van alle tijden, dit de tijd hier was om te worden opgetild de lucht tot in je aderen, tot in je dromen ademloos.
Van vele zaken heb je nooit geweten wat je beroerde om van vijver te zijn. Er te staan, er groot te leven in wat van water is, van aarde, van wolken en van regen is van vogels is, getekend in de bomen.
En je ingetogen spreken tot de spiegel die de vijver is niet rakend met je woorden omdat zo effen waar de zon in duikt bij valavond.
Op één plaats, heel schuchter sneeuwklokjes bij elkaar.
|