Je schrijft maar, Dante, je wikt en weegt je woorden en alles komt uit precies zoals je het wilde, een woordenschat die hier en daar licht geforceerd overkomt, maar, perfect van ritme en rijm. De beelden die je oproept dringen niet onmiddellijk door als ik me houd aan de Italiaanse versie, die eerst louter klank wordt, die gezang wordt en de naam canto is perfect gekozen. Maar eens gelezen en omgezet in een andere taal primeert het beeld en gaat het gezang verloren in het geweeklaag van de verdoemden, van wie ik nog steeds niet weet hoe ze er uitzien als ze als dode levenden op handen en voeten over de weg kruipen.
Wat vermag een vertaling in het Nederlands, of in om het even welke andere taal, en zeker wat vermag de vertaling van André Pézard in het Frans dat van de eeuw van Dante kan zijn, helpt me weinig om niet te zeggen helemaal niets. Vertalen is begrijpen, maar de verzen van Dante zijn gezangen die geen enkele andere taal kan weergeven. T.S. Eliot, Borges en trouwens ook van Dooren, hebben het bij het rechte eind, enkel de Dante in het Italiaans is de echte, de enige die kan gelezen worden zoals Dante het wou dat zijn verzen gelezen werden. Of hij zich indenken kon dat ze zevenhonderd jaar erna nog zouden gangbaar zijn geloof ik niet, ik denk eerder dat hij vermoedde dat ondertussen het Laatste Oordeel al zou plaats hebben gehad. In elk geval, wij gaan verder. .
Stap na stap gingen we zwijgend verder, kijkend en luisterend naar de zieken die zich niet oprichten konden.[1]
En als ik lees, wat behoud ik van wat ik las. Zo van een alchemist uit Arezzo die stierf op de brandstapel, zoals zovele anderen wellicht, als hij gelaten zegt:
Maar hier, Minos die niet falen kan, als alchimist op aarde, bevind ik me in de laatste van de tien grachten.[2]
Ze ontmoeten er Niccoló die, in de tuin waar dit soort zaad gedijt, (zijnde ergens in Siena), de eerste was om de rijkdom van de kruidnagel (il garofano) te ontdekken. Ook de schaduw van Capocchio ontmoeten ze,
die met alchimie metalen vervalste en als ik je goed herken (zegt Capocchio) moet je je herinneren hoe goed ik een nabootser was van de natuur.[3]
[1] Passo passo andavam senza sermone, / guardando ed ascoltando gli ammalati / che non potean levar le lor persone. (XXIX: 70-72)[2] Ma nellultima bolgia delle diece / me per lalchimia che nel mondo usai / dannὸ Minὸs a cui fallar non lece.(XXIX:118-120) [3] Che falsai il metalli con lalchimia, / e ti dèe ricordar, se ben tadocchio,/ comio fui di natura buona scimia. (XXIX: 136-139)
|