Een tekst die hij terugvond, jaren geleden geschreven, toen hij nog met het hoofd in de wolken liep en schreef zoals hij ademde. Een tekst uit Fragments of a Journal van Eugene Ionesco[1]: Waarin hij zich de vraag stelt of het Universum een bewustzijn kan hebben, een slapend bewustzijn zelfs in steen, zoals Leibnitz dacht? Noch Planck, noch Heisenberg, noch Einstein, noch de Broglie verwerpen de idee van een universeel kosmisch bewustzijn en sluiten niet uit dat dit bewustzijn God zou zijn.
Een visie die me bezig hield deze morgen, en dacht ik, wat indien het Universum het levend lichaam van God zou zijn, zou er iemand opstaan om me zeggen dat dit niet kan, dat het Universum niets te maken heeft met God, dat als er een God is, dat er dan ook een Universum is, de twee gescheiden van elkaar en dat we maar absoluut zeker zijn dat het Universum is en levend is.
Maar deze gedachte laat me niet los: het Universum IS en het is levend, het beweegt, dus moet het een bewustzijn hebben en dan is de mens als deeltje van het Universum, een deeltje van dat bewustzijn, het maaksel van dat bewustzijn. En wie bewustzijn zegt, zegt geest, de geest die God kan zijn en is de cirkel gesloten. Dus ook de mens deel van die geest, en zoals ook de steen van Leibnitz deel is van dat bewustzijn, deel van die geest, of zoals al wat is of was of nog niet is, één groot, massaal groot, onbegrijpelijk groot, kloppend, levend lichaam is, het Al in elkaar verweven, in elkaar vergroeid. Dit Al dat we God noemen.
Deze-morgen-conclusie die van ergens komt, die in de luchten hing om genomen te worden, die anderen voor mij moeten geformuleerd hebben, nu ze hier geschreven staat, ben ik dan aan het denken geweest zoals Leibnitz zou gedacht hebben?
[1] Eugene Ionesco: Fragments of a Journal, translated from the French by Jean Stewart, Ed. Paragon House, New York, 1990.
|