Hij schrijft zich de tijd in. Alsof dit een voorbereiding was naar het ogenblik dat hij er niet meer zal zijn, en deze geschriften een opvulling zou zijn voor de leegte die hij een korte tijd zou nalaten. Uiteindelijk komt het daar op neer, er te zijn zoals Hemingway er nog is, Pasternak, Dante, T.S.Eliot, Beethoven, Bach, noem ze maar, allen die ons begeesterd hebben en blijven begeesteren met wat ze achterlieten, onder een of andere vorm, hier op deze aarde. Hij heeft er vrede mee al weet hij dat wat hij achterwege laten zal, geen al te grote draagwijdte kennen zal, beperkt zal zijn in waarde en in levensduur, maar dan toch een duidelijk spoor naar wie hij geweest was.
Vandaag echter is dit niet meer de hoofdreden van zijn schrijven, zoals hij hoorde van Margot, zijn kleindochter, dat ze koppig op haar kamer bleef omdat ze noch vis, noch vlees wou eten, zo hangt in hem eenzelfde koppigheid om vol te houden en het contract dat hij afgesloten had met zich zelve, om elke dag present te zijn in woord en daad, te honoreren. Wat het hem ook moge kosten aan slaap en inspanning volhouden is de boodschap, niet plooien, voor het gemak dat hij kennen zou als hij er zou mee stoppen.
Want het hoeft gezegd, hij kent er nu ook de vreugde van een blog te schrijven die hij op zijn uithangbord kleven kan om aan te tonen dat hij nog (spring)-levend is en helder van geest. Zelfs al kan bij momenten aan de mate van helderheid getwijfeld worden, zijn bedoelingen zijn telkens heel zuiver en welgemeend. Ook al zijn het maar wat losse gedachten, verzameld op momenten van een zekere gelukzaligheid als hij zich weerspiegeld ziet in de woorden die hij schreef toen hij helemaal niets te vertellen had, zoals een boom die niets te bewijzen heeft dan er te zijn en te leven tot er iemand opkijkt naar hem, en nota neemt van zijn bestaan, in bewondering.
|