Heb
heel wat geschreven de laatste dagen. Of het wijs was uit te weiden over Dante
Alighieri en, wat niet zo evident was, te trachten een verklaring te vinden
voor wat hij bedoelde met het vreemde van zijn verzen. Maar ik ben er nu van
bevrijd. Want het is moeilijk als je na tal van opzoekingen meent iets gevonden
te hebben, het ontdekte voor altijd te verzwijgen.
Nu,
wat ik geschreven heb blijft geschreven maar ik ben niet zinnens er (voorlopig)
nog een stuk aan toe te voegen.
Maar
vandaag is vandaag en sta ik met beide voeten op de grond. Ik weet dat de marge
die me overblijft nauwer en nauwer wordt, wat eigenlijk het effect heeft dat ik
intenser ga leven, dat ik oog heb voor de kleine dingen van het leven en als ik
op bepaalde ogenblikken in mijn teksten de indruk heb nagelaten van het
sterven te zijn dat roep ik nu uit dat ik, precies om de reden van het nauwer
worden van de marge, van 'het grote leven ben'.
Dit
nauwer worden is aanwezig ver op de achtergrond, maar het is er, en dit is
zeker het geval bij allen van mijn ouderdom, maar daar stopt het en belet het
in niets de kracht van de geest in mij, noch de wil het zo lang mogelijk zo te
houden.
Ferdi
vdH, zeg ik dan: Ik dacht van de aarde te zijn maar ik ben van de Leie, van de
zeeën en de bergen, ik ben van de luchten en de wolken en al schreef ik over
het sterven ik ben, meer dan ooit, van de wereld van de geest, uitzwermend in
de oneindigheid van luchten tot voorbij de horizont.
Deze
korte ogenblikken, in het midden van de dag, opgetild door het licht dat over
de Leiebeemden hing, meegenomen door de wind die in de bomen joeg, schrijf ik
eeuwigheid, omdat ik even maar, een fractie van een tel, de eeuwigheid heb
aangeraakt met de vingertoppen van de geest.
De
tijd had geen vat op mij, ik voelde me vrij, ongebonden, open en ontvankelijk
ademend.
Het
Universum door dwarrelde me.
|