Mijn blogs komen moeilijker, ik leef nog steeds in de schaduw van het
ziekenhuis waar ik een te lange tijd verbleef. Mijn geest ontbreekt elke
soepelheid, heeft wel de grote zorg door te dringen tot onder de oppervlakte,
maar hij komt er niet toe. Vandaag ben ik gewandeld tot het museum Gevaert-Minne. Het is gelegen in
een grote open boomrijke ruimte. Ik had
geen zin om binnen te gaan en zit neer in de schaduw, op een bank tegen de
muur. Er is geen bewegen, alles is lucht en rust. Nu en dan glijdt een blad
naar beneden en valt het voor mijn voeten waar het liggen blijft. Ik denk aan
een versregel van Hugo Claus:
Voor
de herfst komt het blad van de kerselaar los
Een vriend, reeds overleden nu, liet deze zin aanbrengen op de grafzerk
van zijn zoon, een knaap nog, slachtoffer van het verkeer. Heb dit al
geschreven in een van mijn vroegere blogs
wellicht maar de zin, in bijna gotische letters aangebracht op het marmeren
blad van de grafzerk verlaat me nimmer meer.
Ik dacht aan Hugo Claus, eens stond ik naast hem aan de toog van de door
artiesten meest bezochte pubs van de stad. Ik hoorde hem zeggen dat, telkens
hij een mooi gedicht geschreven had, hij nood had aan een glas champagne, te
drinken op de boomgaard onder de bomen. En de aanvangsregel hier boven zal wel
wat champagne waard geweest zijn.
Dan was er ook Pasternak die, gezeten voor het raam in een of andere
kliniek, grote schaduwen zag naar beneden komen, hij dacht dat het vogels waren
maar het waren vallende bladeren.
En dan T.S.Eliot uit zijn Four Quartetsenkele
regels die ik zo citeren kon:
While the dead leaves still rattled on like tin
Over
the asphalt where no other sound was
Ik zat hier, At the still point
of the turning world, eenzaam in gedachten, midden de literatuur die kwam
en ging van mijn vroegere jaren. Geroerd door een afgevallen blad dat geroerd
door de licht suizende wind, lijk tin over de stenen schuurde, ritselend.
|