Nu
is van deze merkwaardige dag de avond gevallen, de tinten in de tuin zijn
blauwgrijs geworden en gezeten in de gloed van de brandende haard herleest hij wat
hij na zijn bad in het wilde aroma van het bos geschreven heeft. Hij vraagt zich
af of hij eens te meer niet te ver is gegaan, geen te hoge vlucht heeft genomen
en dan ook en vooral of hij met deze woorden geen vrienden kwetsen zal waarvan
hij weet hoe diep hun geloof geworteld zit. Zelfs al heeft hij bij hen soms
bemerkt dat de diepte van hun geloof soms met twijfel besprenkeld wordt.
Maar
hij is tot het besluit gekomen dat de geest van de middeleeuwen verloren ging;
dat het religieus-kosmische van de gotische kathedralen onbegrepen achterwege
werd gelaten, geen aandacht meer krijgt omdat de wereld van vandaag geregeerd
wordt door het materiële, door het zichtbare.
Het
Latijn werd geschrapt en vervangen door de taal van het volk; de Gregoriaanse
gezangen, waarin misschien wel de wortels van de gotiek gelegen zijn en die
ons raakten in de geest, werden vervangen door gezangen zonder sfeer, zonder
draagkracht; de priester houdt de rug gekeerd naar het oosten, terwijl hij
vroeger, toen voor de mens het onzichtbare zichtbaar was, duidelijk wist dat alle
krachten uit het oosten kwamen en dat hij het was die deze krachten opving om
ze door te geven aan zijn gelovigen. Of
de woorden van de mis te accuraat geworden nu en het dagelijkse brood voor de
geest dat we vragen, want dat hebben we het meest nodig, bereikt ons niet meer. Weliswaar
ook omdat we niet ontvankelijk meer zijn voor de woorden en omdat de denkende,
levende mens, de naar spiritueel voedsel hijgende mens in een stroomversnelling
is terechtgekomen waarin het materiële en het tijdelijke de bovenhand hebben.
Hoe
komen we hier nog levend uit?xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
|